ECLI:NL:RBZLY:2007:BB1368

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
7 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
362916 HA 07-344
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens onherstelbare vertrouwensbreuk en reputatieschade

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 7 augustus 2007 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Liveshop B.V. en een werknemer, hierna aangeduid als [werknemer]. Liveshop verzocht primair om ontbinding op grond van een dringende reden, subsidiair wegens gewijzigde omstandigheden. De werknemer had foto's van het interieur van een bekende Nederlander doorgespeeld aan het weekblad Privé, wat leidde tot negatieve publiciteit voor Liveshop. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel er geen dringende reden was voor ontbinding, er wel sprake was van een onherstelbare vertrouwensbreuk. De werknemer had zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst geschonden door zonder toestemming mediacontacten te hebben en informatie te delen die schadelijk was voor de reputatie van Liveshop. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst per 1 september 2007, zonder toekenning van een vergoeding aan de werknemer, omdat de oorzaak van de vertrouwensbreuk in zijn risicosfeer lag. De werknemer had ook een reconventionele vordering ingesteld voor schadevergoeding, maar deze werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton - locatie Lelystad
zaaknummer : 362916 HA 07-344
datum : 7 augustus 2007
Beschikking op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
in de zaak van:
de besloten vennootschap
LIVESHOP B.V.,
gevestigd te Almere,
verzoekende partij, nader te noemen Liveshop,
gemachtigde: mr. J. Lucas, advocaat te Amsterdam,
tegen
[WERKNEMER],
wonende te woonplaats,
verwerende partij, nader te noemen [werknemer],
gemachtigde: mr. M. Weerts, advocaat te Rotterdam.
Het verloop van de procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift d.d. 29 juni 2007
- het verweerschrift d.d. 23 juli 2007.
Er heeft op 31 juli 2007 een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
- Liveshop bij [A], financieel directeur, bijgestaan door mr. Lucas;
- [werknemer], bijgestaan door mr. Weerts.
Het geschil
Het verzoek van Liveshop strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst primair op grond van een dringende reden en subsidiair wegens een wijziging in de omstandigheden van dien aard dat deze arbeidsovereenkomst op zo kort mogelijke termijn behoort te eindigen, zonder toekenning van een vergoeding aan [werknemer].
[werknemer] heeft schriftelijk verweer gevoerd en in reconventie schadevergoeding gevorderd.
De vaststaande feiten
1
[werknemer], thans [X] jaar oud, is op [datum] bij Liveshop in dienst getreden voor een periode van zes maanden. Op [datum] is de arbeidsovereenkomst verlengd voor de duur van twaalf maanden tot [datum]. [werknemer] heeft laatstelijk de functie van presentator Direct Response Television vervuld tegen een salaris van € 4.333,-- bruto per maand exclusief vakantietoeslag.
2
In de arbeidsovereenkomst tussen partijen is in artikel 14.2 bepaald:”het is de werknemer niet toegestaan om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever in de openbaarheid of publiciteit te treden, interviews af te geven en/of afbeeldingen, foto’s en filmmateriaal e.d. te publiceren en/of openbaar te (laten) maken. Indien en voorzover de werknemer aanvragen krijgt voor dergelijke acties, treedt hij onverwijld met de werkgever in overleg. Werkgever zal schriftelijke toestemming voor nevenactiviteiten niet op onredelijke gronden onthouden”.
3
In de arbeidsovereenkomst is voorts opgenomen dat de Liberty Global Gedragscode op de arbeidsverhouding tussen partijen van toepassing is. In deze gedragscode is een paragraaf getiteld “gedrag op de werkvloer” opgenomen waarin onder meer is bepaald: ”gedrag dat nadelig is voor de activiteiten van het bedrijf, het bedrijf in diskrediet brengt of beledigend is voor derden of collega’s wordt niet getolereerd. Er wordt van u verwacht dat u bij contact met andere medewerkers, aandeelhouders, leveranciers, overheidsfunctionarissen en het publiek in het belang van het bedrijf de hoogste normen van correct gedrag in acht neemt”.
4
Op 28 november 2006 is door Liveshop aan [werknemer] alsmede zijn collega-presentatoren de uitwerking van hiervoor onder 2 en 3 aangehaalde verplichtingen bij brief nader toegelicht en zijn voorbeelden gegeven van gevallen waarin Liveshop toestemming zou weigeren.
5
Op 30 mei 2007 is [werknemer] in een gesprek met Liveshop, welk gesprek nadien schriftelijk is bevestigd, officieel gewaarschuwd voor veelvuldig te laat komen en het onvoldoende voorbereiden van zijn presentaties.
6
Het weekblad Privé heeft in editie 22 – 6 juni 2007 – die op 30 mei 2007 is uitgebracht, een artikel met een aantal foto’s gepubliceerd van het vervuilde huishouden van mevrouw [C]. Mevrouw [C] heeft daarop een kort geding procedure aanhangig gemaakt tegen de uitgeefster van Privé, De Telegraaf Tijdschriften Groep B.V. alsmede de hoofdredacteur en de schrijver van het artikel om onder meer de identiteit te achterhalen van de maker van de foto’s alsmede de wijze waarop Privé in het bezit is gekomen van de foto’s.
7
Bij vonnis van de voorzieningenrechter te Amsterdam d.d. 6 juni 2007 zijn de uitgeefster, de hoofdredacteur en de schrijver van het artikel veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het vonnis de identiteit van de maker van de foto’s bekend te maken alsmede de wijze waarop Privé in het bezit is gekomen van de foto’s.
8
Naar aanleiding van onder 7 aangehaald vonnis is [werknemer] bekend gemaakt als de persoon die de foto’s aan Privé heeft verstrekt.
9
Na deze bekendmaking zijn er op 13 en 18 juni 2007 mediacontacten geweest tussen [werknemer] en het televisieprogramma RTL Boulevard alsmede SBS Shownieuws. Voorts zijn er op 13 en 15 juni 2007 krantenberichten in De Telegraaf verschenen waarin er melding van wordt gemaakt dat Liveshop presentator [werknemer] de foto’s aan Privé heeft doorgespeeld en waarin uitspraken van [werknemer] zijn opgenomen.
10
Op 18 juni 2007 heeft er tussen [A], financieel directeur van Liveshop, en [werknemer] een gesprek plaatsgevonden waarin [werknemer] in de gelegenheid is gesteld zijn versie over de plaatsgevonden gebeurtenissen te geven. Van dit gesprek is een schriftelijk verslag opgemaakt. [werknemer] heeft in het gesprek benadrukt dat hij uit de publiciteit blijft en dat hij die ochtend door de pers bij zijn huis is opgewacht en hij in zijn ondergoed de deur heeft dichtgesmeten. [werknemer] heeft voorts aangegeven dat er geen interviews met radio, tv, kranten of weekbladen gepland staan. Tijdens het gesprek is afgesproken dat beide partijen geen uitlatingen meer doen over de kwestie. [werknemer] is in het gesprek medegedeeld dat hij is vrijgesteld van zijn werkzaamheden zolang Liveshop zich intern over de situatie beraadt.
11
Op 19 juni 2007 is door [A] per email aan [werknemer] bericht dat anders dan in het gesprek op 18 juni 2007 door [werknemer] is aangeven, hij toch een interview heeft gegeven. [A] laat in de email weten dat hij dit inhoudelijk met de advocaat van [werknemer] zal bespreken. [werknemer] heeft hierop bij email d.d. 19 juni 2007 aan [A] medegedeeld dat hij tijdens het gesprek heeft verteld dat hij die dag was overvallen door Shownieuws, dat hij voorts heeft aangegeven dat het diezelfde avond zou worden uitgezonden en dat het gesprek en de afspraken hebben plaatsgevonden na de Shownieuwsoverval.
Het verzoek
12
Het verzoek van Liveshop strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst primair op grond van een dringende reden en subsidiair wegens gewijzigde omstandigheden van dien aard dat deze arbeidsovereenkomst op zo kort mogelijke termijn behoort te eindigen, zonder toekenning van een vergoeding aan [werknemer]. Liveshop heeft aan haar primaire verzoek ten grondslag gelegd – kort samengevat - dat [werknemer] het “gezicht” vormt van Liveshop met als gevolg dat zijn gedragingen in de publieke sfeer afstralen op Liveshop. De aanhoudende negatieve publiciteit ten aanzien van [werknemer] - waaraan hij door zijn uitlatingen over deze affaire zelf ook heeft bijgedragen – heeft dan ook tot ernstige reputatieschade geleid bij Liveshop. [werknemer] heeft de bepalingen in zijn arbeidsovereenkomst omtrent de contacten met de media gedurende deze affaire vier keer welbewust met voeten getreden zelfs nadat hij hiervoor nadrukkelijk meerdere keren was gewaarschuwd en heeft daar bovendien over gelogen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Liveshop voorts aangevoerd dat het doorspelen van de foto’s aan het weekblad Privé in strijd is met het gestelde in zijn arbeids-overeenkomst. Terzake van het subsidiaire verzoek heeft Liveshop gesteld dat er sprake is van disfunctioneren aan de zijde van [werknemer] omdat [werknemer] conflicten heeft met zijn collega’s, hij veelvuldig te laat komt en hij zijn presentaties onvoldoende voorbereidt. Reeds begin 2007 is [werknemer] op zijn veelvuldig te laat komen gewezen. Op 2 mei 2007 is hij daar wederom op aangesproken alsmede op het onvoldoende voorbereiden van zijn presentaties. Op 30 mei 2007 is [werknemer] daarvoor officieel gewaarschuwd. Liveshop heeft gesteld dat de beschreven gebeurtenissen en handelingen ieder voor zich en zeker gezamenlijk een dringende reden voor ontbinding opleveren danwel leveren zij subsidiair een gewichtige reden op in de zin van gewijzigde omstandigheden bestaande uit een ernstig verstoord vertrouwen in [werknemer] welke gewijzigde omstandigheden voor het overige worden gevormd door hetgeen is gesteld omtrent het disfunctioneren van [werknemer].
Het verweer
13
[werknemer] heeft als verweer – kort samengevat – aangevoerd dat hij er geen rekening mee heeft hoeven houden bij het doorgeven van de foto’s aan Privé dat zijn naam publiekelijk bekend gemaakt zou worden. [werknemer] heeft gesteld dat hij direct op adequate wijze heeft gereageerd op alle negatieve publiciteit en dat hij met mevrouw [C] een minnelijke regeling heeft getroffen. [werknemer] is altijd in zijn persoonlijke hoedanigheid besproken en aangesproken en hij heeft nimmer Liveshop op enige manier bij deze affaire betrokken. De regelingen van Liveshop vinden dan ook in een dergelijke situatie geen toepassing. [werknemer] heeft te allen tijde Liveshop op de hoogte gehouden van de mediacontacten, open kaart gespeeld en overleg met haar gepleegd om zoveel mogelijk Liveshop buiten het bereik van de media te houden. Liveshop heeft daarentegen zelf zich in het drama gevoegd waarbij [werknemer] heeft verwezen naar collega-presentator [B] die op 14 juni 2007 met toestemming van Liveshop in het programma Shownieuws van SBS is verschenen en negatieve uitlatingen over [werknemer] heeft gedaan. [werknemer] heeft geconcludeerd tot afwijzing van het primaire verzoek. Terzake van het subsidiaire verzoek heeft [werknemer] betwist dat er sprake is van een verstoring van de arbeidsrelatie met zijn collega’s. Dit is ook nimmer aangekaart in een functioneringsgesprek. Eveneens betwist [werknemer] dat hij regelmatig te laat komt. Hij komt weleens te laat maar er was een probleem met zijn pasje zodat hem de mogelijkheid om correct in en uit te loggen werd ontnomen. Zijn wijze van presenteren is in programma’s waarin te verkopen producten worden aangeprezen, niet vreemd. Zijn wijze van presenteren heeft Liveshop er niet van doen weerhouden om [werknemer] in te zetten als boegbeeld voor een radio en televisie campagne en heeft er tevens toe geleid dat hij is uitgenodigd voor het programma Jensen. Het geleverde commentaar in het functioneringsgesprek op 30 mei 2007 was dan ook verrassend te noemen. Mocht er al twijfel bestaan dan is hij, gezien zijn afwezigheid sinds het functioneringsgesprek, niet in staat geweest om de vermeende gebreken te herstellen. [werknemer] heeft geconcludeerd tot afwijzing van het subsidiaire verzoek. Indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden heeft [werknemer] verzocht om toekenning van een vergoeding. Tenslotte heeft [werknemer] een reconventionele vordering ingesteld die er kort samengevat op neer komt dat hij verzoekt om toekenning van schadevergoeding voor geleden en nog te lijden immateriële schade, kosten juridische bijstand en wegens wanprestatie.
De beoordeling
14
Niet gebleken is dat het verzoek van Liveshop verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
15
De eerste vraag die zal worden beantwoord is of de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden wegens een dringende reden. Aanvankelijk heeft Liveshop met betrekking tot de aan [werknemer] in dit verband gemaakte verwijten het meeste gewicht toegekend aan de mediacontacten van [werknemer] zonder dat Liveshop daar toestemming voor had gegeven. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Liveshop zich tevens op het standpunt gesteld dat het doorspelen van de foto’s door [werknemer] aan het weekblad Privé in strijd is met zijn verplichtingen uit zijn arbeidsovereenkomst en dat dit verwijt mede ten grondslag ligt aan het onderhavige verzoek. Volgens Liveshop heeft het verwijtbaar handelen van [werknemer] tot ernstige reputatieschade bij Liveshop geleid hetgeen een ontbinding van de arbeids-overeenkomst wegens een dringende reden dient op te leveren.
16
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [werknemer] door het verstrekken van foto’s aan het weekblad Privé, ook al heeft dit in de privésfeer plaatsgevonden, zijn plichten als werknemer van Liveshop veronachtzaamd. Niet alleen heeft [werknemer] daarmee de in zijn arbeidsovereenkomst opgenomen verplichting om geen foto’s openbaar te (laten) maken overtreden, [werknemer] heeft voorts zich aldus onvoldoende rekenschap gegeven van het feit dat hij als presentator van Liveshop een meer dan gemiddeld publieke functie heeft en dat hij “het gezicht” vormt van Liveshop. [werknemer] heeft weliswaar aangevoerd dat de affaire van het doorspelen van de foto’s zich niet heeft afgespeeld binnen het kader van zijn arbeidsrelatie met Liveshop en om die reden de regelingen die in dat verband voor hem gelden niet van toepassing zijn maar daarmee miskent [werknemer] dat ook zaken die zich voordoen in zijn privésituatie, zeker als die zoals in dit geval een afkeurenswaardig karakter hebben, al snel geassocieerd zullen worden met zijn werk als presentator voor Liveshop en een negatieve uitstraling kunnen hebben op zijn werkgever. Door [werknemer] is overigens niet betwist dat Liveshop juist in verband met het publieke optreden van haar presentatoren, verplichtingen met betrekking tot externe contacten aan hen heeft opgelegd teneinde reputatieschade te voorkomen. Op zichzelf kan aan [werknemer] worden toegegeven dat niet aannemelijk is geworden dat hij actief op enigerlei wijze Liveshop bij de affaire heeft betrokken. Uit de in het geding gebrachte stukken komt echter wel naar voren dat [werknemer] in de mediaberichten steeds wordt aangehaald als “de presentator van Liveshop” hetgeen naar het oordeel van de kantonrechter een negatieve uitstraling heeft op Liveshop als zodanig. Hoewel kennelijk niet gewild door [werknemer] komt het voor zijn rekening dat hij telkenmale op deze wijze in verband wordt gebracht met Liveshop. [werknemer] heeft nog aangevoerd dat hij er geen rekening mee heeft hoeven houden dat zijn naam publiekelijk bekend gemaakt zou worden als de bron van de foto’s maar dit is een omstandigheid die Liveshop niet aangaat. Door het verstrekken van de foto’s aan het weekblad Privé heeft [werknemer] die in het geheel niet onbekend is in de wereld van dergelijke weekbladen, welbewust het risico genomen dat het doorspelen van de foto’s tot publicatie zou leiden en een, zo is thans wel gebleken, behoorlijke “staart” zou kunnen krijgen. Dat [werknemer] met mevrouw [C] nadien een regeling heeft getroffen en haar zijn excuses heeft aangeboden, hoe lovenswaardig ook, doet evenmin iets af aan het verwijtbaar handelen van [werknemer] in het kader van zijn arbeidsrelatie met Liveshop.
17
Vervolgens is de vraag aan de orde of [werknemer], zoals is aangevoerd door Liveshop, tot vier keer toe welbewust de bepalingen in zijn arbeidsovereenkomst omtrent de contacten met de media heeft overtreden en hij door zijn uitlatingen over deze affaire heeft bijgedragen aan de aanhoudende negatieve publiciteit. Op zichzelf staat vast dat [werknemer] voor de plaatsgevonden mediacontacten geen toestemming had van Liveshop en dat hij zich derhalve niet heeft gehouden aan de verplichtingen die hij op dit punt heeft uit hoofde van zijn arbeidsovereenkomst. Desalniettemin is de kantonrechter van oordeel dat aan dit terecht aan [werknemer] gemaakte verwijt niet een zodanig zwaar gewicht moet worden toegekend zoals Liveshop daaraan wenst toe te kennen. Immers aannemelijk is geworden dat [werknemer] een aantal keren is “overvallen” door de media en van hem moeilijk verlangd kon worden om daarvoor op dat moment toestemming te vragen aan Liveshop. Hoewel [werknemer] er beter aan had gedaan om zich te onthouden van elk commentaar, zeker nadat hij op 13 juni 2007 telefonisch door [A] daarop uitdrukkelijk is gewezen, is niet aannemelijk geworden dat in die mediacontacten, behalve dat [werknemer] als Liveshop-presentator is aangehaald, door [werknemer] (negatieve) uitlatingen zijn gedaan omtrent Liveshop. De kantonrechter acht bij de beoordeling of dit verwijt aan [werknemer] mede een dringende reden dient op te leveren voorts van belang dat Liveshop zich zelf ook niet onbetuigd heeft gelaten in de media-contacten rondom deze affaire en zelfs olie op het vuur heeft gegooid door een collega-presentator van [werknemer], tevens werknemer van Liveshop, toe te staan op 14 juni 2007 in SBS Shownieuws uitlatingen te doen die weinig lovend zijn over [werknemer]. Het lijkt er derhalve op dat hier “de pot de ketel verwijt” en dat zowel [werknemer] als Liveshop niet in staat waren om alle media-aandacht het hoofd te bieden.
18
De slotsom van het voorgaande is dat [werknemer] in aanmerkelijke mate verwijtbaar heeft gehandeld door in strijd met zijn verplichtingen uit zijn arbeidsovereenkomst foto’s door te spelen aan het weekblad Privé met alle media-aandacht tot gevolg. Desalniettemin levert dit geen dringende reden op om op grond daarvan de arbeidsovereenkomst te ontbinden nu anders dan Liveshop aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk is geworden dat Liveshop ernstige reputatieschade heeft opgelopen. In het verzoekschrift is dit laatste door Liveshop niet onderbouwd en, daarnaar gevraagd tijdens de mondelinge behandeling, hebben
[A] van Liveshop en de gemachtigde van Liveshop dit ook niet nader kunnen onderbouwen. Onder deze omstandigheden acht de kantonrechter een ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden niet gerechtvaardigd.
19
Op zijn minst genomen is wel de conclusie gerechtvaardigd dat door hiervoor aangehaalde feiten en omstandigheden het vertrouwen in [werknemer] is geschaad. Niet bestreden is door [werknemer] dat Liveshop aan de geloofwaardigheid en integriteit van haar presentatoren hoge eisen stelt en ter voorkoming van imagoschade verplichtingen aan hen heeft opgelegd. [werknemer] heeft door het doorspelen van de foto’s aan Privé met alle gevolgen van dien, er blijk van gegeven aan deze door Liveshop gestelde hoge eisen niet te kunnen voldoen. Als gevolg hiervan is een onherstelbare vertrouwensbreuk met [werknemer] ontstaan die met zich mee dient te brengen dat de arbeidsovereenkomst tussen Liveshop en [werknemer] per
1 september 2007 dient te worden ontbonden.
20
Of en in welke mate sprake is van disfunctioneren aan de zijde van [werknemer], zoals door Liveshop aan het subsidiaire verzoek mede ten grondslag is gelegd, zal verder buiten de beoordeling blijven nu dit niet tot een ander beslissing zal leiden.
21
Voor toekenning van een vergoeding aan [werknemer] ten laste van Liveshop is naar het oordeel van de kantonrechter geen grond aanwezig nu de oorzaak van de vertrouwensbreuk, te weten het doorspelen van de foto’s aan Privé met alle gevolgen van dien, in de risicosfeer van [werknemer] valt en hem daar in het kader van zijn arbeidsrelatie ook in aanzienlijke mate een verwijt van valt te maken. Onder die omstandigheden is er, mede gelet op het feit dat de arbeidsovereenkomst per 1 september 2007 zal worden ontbonden, dat [werknemer] slechts gedurende korte tijd bij Liveshop werkzaam is geweest en dat hij gezien zijn jonge leeftijd in staat moet worden geacht zich spoedig een nieuwe baan te verwerven, geen reden om een vergoeding aan [werknemer] toe te kennen. [werknemer] heeft weliswaar aangevoerd dat hij reeds pogingen heeft ondernomen om elders aan de slag te komen en dat dit niet is gelukt vanwege deze affaire maar dit kan niet worden afgewenteld op Liveshop nu [werknemer] in overwegende mate toch zelf debet is geweest aan de situatie waarin hij is komen te verkeren.
22
Evenmin acht de kantonrechter zoals door [werknemer] is verzocht, een grond aanwezig voor toekenning van een immateriële schadevergoeding nu niet aannemelijk is geworden dat [werknemer] in zijn eer of goede naam is aangetast of imagoschade heeft opgelopen door het handelen van Liveshop. De enkele mededeling van een collega-presentator dat [werknemer] niet in haar favoriete top drie van collega’s staat, acht de kantonrechter niet zodanig grievend dat dit een immateriële schadevergoeding rechtvaardigt. Andere feiten en/of omstandigheden die tot toekenning van een immateriële schadevergoeding zou moeten leiden zijn niet gesteld en ook niet gebleken. [werknemer] is in zijn onderbouwing in dat opzicht blijven steken in algemeenheden en vaagheden.
23
Terzake van de door [werknemer] ingestelde reconventionele vordering wordt als volgt overwogen. Toekenning van vergoeding in geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan plaatsvinden overeenkomstig het gestelde in artikel 7:685 lid 8 BW. In onderhavige zaak is, zoals hiervoor is overwogen, geen grond aanwezig geacht voor toekenning van een dergelijke vergoeding aan [werknemer]. Voor zover [werknemer] met zijn reconventionele vordering heeft beoogd een andere (schade)vergoeding te vorderen dan de in artikel 7:685 lid 8 BW genoemde vergoeding, dient hij daarin niet-ontvankelijk te worden verklaard. Elke andere vergoeding dan een vergoeding ex artikel 7:685 lid 8 BW dient immers met een dagvaarding te worden ingeleid.
24
De proceskosten tussen partijen zullen worden gecompenseerd op hierna te melden wijze.
De beslissing
De kantonrechter:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt op 1 september 2007;
- compenseert de kosten van het geding aldus dat elke partij de eigen kosten draagt;
- verklaart [werknemer] niet-ontvankelijk in zijn reconventionele vordering.
Aldus gegeven door mr. J.M. van Wegen, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 7 augustus 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.