vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 112373 / HA ZA 05-1085
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADW ZEEWOLDE B.V.,
gevestigd te [plaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. R.R. Schuldink,
advocaat mr. T.P. Schut te Amsterdam,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde A],
gevestigd te [plaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde B].,
gevestigd te [plaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde C],
gevestigd te [plaats],
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde D],
gevestigd te [plaats],
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde E],
gevestigd te [plaats],
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde F],
gevestigd te Lelystad,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde G].,
gevestigd te [plaats],
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
procureur mr. C. Borstlap,
advocaat mr. P.A.J.M. Lodestijn te Plasmolen.
Partijen zullen hierna ADW en Van [gedaagden] c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten in conventie en in reconventie
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) weersproken, mede gezien de inhoud van de in zoverre onbestreden gebleven bescheiden, het volgende vast.
2.1. [gedaagden] c.s. exploiteren in concernverband een aantal autobedrijven. Tot het concern behoren ook enkele andere vennootschappen. De heer [X] is (indirect) bestuurder van de diverse vennootschappen middels [gedaagde A]
ADW is een accountantskantoor, geleid door de heer [Y] AA, dat vanaf november 2002 tot september 2004 accountantswerkzaamheden voor [gedaagden] c.s. heeft verricht.
2.2. In een brief van 19 augustus 2004 schreef [Y] aan [X]:
“Refererend aan ons telefoongesprek van heden bevestig ik u het navolgende:
1. Gelet op de bij ons bestaande vaktechnische bezwaren, waarover wij meermalen
met u hebben gesproken, willen wij op korte termijn onze werkzaamheden voor uw beheervennootschap en gelieerde vennootschappen beëindigen.
2.Tevens zijn de betalingsachterstanden thans wederom van dien aard dat wij moeten besluiten onze werkzaamheden op te schorten tot deze achterstand is opgelopen.
U heeft meerdere malen de toezegging gedaan en tijdens telefoongesprekken nogmaals herhaald) dat u alle nota’s zult voldoen, doch betalingen van een aantal vennootschappen blijven structureel uit. U geeft aan hier direct aandacht aan te schenken en mij omgaande te informeren. Zodra de achterstand is voldaan zullen wij met u in overleg treden op welke wijze onze werkzaamheden afgebouwd c.q overgedragen gaan worden.”
2.3. Nadat ADW [gedaagden] c.s. in een brief van 20 augustus 2004 een overzicht had verstrekt van de openstaande declaraties, schreef [X] in een brief van 14 september 2004 aan [Y]:
“Gegeven de hoogte van de bedragen in relatie tot de door u geleverde prestatie / diensten, die wij als scheef ervaren, vragen wij u om een specificatie van de verrichte werkzaamheden, met dagaanduiding, aantal uren en betrokken werknemers van uw organisatie, per factuur.
Tot die tijd schorten wij vooralsnog verdere betaling van de betreffende facturen op.”
2.4. In een brief van 21 september 2004 aan [X] heeft [Y] onder meer een toelichting gegeven op de uursoortcodes die in de specificaties zijn vermeld.
2.5. In een brief aan ADW van 11 februari 2005 schreef mr. Lodestijn namens [gedaagden] c.s. dat ADW tekortgeschoten was in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst tussen partijen. Hij stelde ADW aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade. Ook betwistte hij de juistheid van de openstaande facturen. Hij deelde mee dat [gedaagden] c.s. hun betalingsverplichting opschortten vanwege de betwisting van de facturen en vanwege de schadeclaim.
In een brief van 31 maart 2005 aan ADW schreef mr. Lodenstijn onder meer:
“Inmiddels zijn al uw documenten ter beoordeling voorgelegd aan mijn cliënte en haar huidige accountant. De correspondentie met betrekking tot de (openstaande) facturen alsmede de specificatie van het aantal uren dat u aan deze facturen ten grondslag heeft gelegd lijkt compleet te zijn. Wat evenwel ontbreekt is de verantwoording van deze uren. Bij faxbericht van 21 september 2004 heeft u weliswaar een toelichting gegeven op de door u gehanteerde uursoortcodes, maar deze zijn nog steeds erg globaal. Ik nodig u daarom graag uit aan de hand van deze codes een nadere specificatie te produceren van de verrichte werkzaamheden.
Dit verzoek wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat, objectief bezien, de omvang van uw werkzaamheden en daarmede van uw facturen, in verhouding tot de door u geleverde producten en diensten buitenproportioneel hoog is. Een nadere specificatie van uw werkzaamheden maakt het mogelijk de mate van deze wanverhouding beter te beoordelen.”
2.6. Na verkregen verlof heeft ADW conservatoir derdenbeslagen doen leggen ten laste van [gedaagden] c.s. De beslagen zijn opgeheven nadat [gedaagden] c.s. een bankgarantie hebben gesteld.
3. Het geschil
in conventie
3.1. ADW vordert samengevat - veroordeling van [gedaagden] c.s. tot betaling van een bedrag van in totaal EUR 63.092,98, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Van [gedaagden] c.s. voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3. Van [gedaagden] c.s. vorderen samengevat - veroordeling van ADW tot betaling van EUR 88.310,80, EUR 70.000,00, EUR 2.500,00 en veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat, vermeerderd met rente en kosten.
3.4. ADW voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling in conventie en in reconventie
de vorderingen van ADW - algemeen
4.1. In conventie vordert ADW betaling van haar openstaande facturen. De rechtbank stelt bij de beoordeling van deze vordering voorop dat ADW in beginsel aanspraak heeft op betaling van de door haar verrichte werkzaamheden op basis van de door haar daadwerkelijk bestede tijd tegen het overeengekomen (uur)tarief voor die werkzaamheden. Er is immers gesteld noch gebleken dat ADW voor haar werkzaamheden een vaste prijs zou rekenen dan wel dat partijen een richtprijs zijn overeengekomen.
4.2. ADW heeft de door haar met de facturen in rekening gebrachte werkzaamheden gespecificeerd middels overzichten waarop is aangegeven welke werkzaamheden wanneer door welke medewerker zijn verricht en tegen welk uurtarief. Ook heeft ADW in de in rechtsoverweging 2.6. aangehaalde brief van [Y] aan [X] een toelichting gegeven op de in de specificaties gebruikte uursoortcodes. Daarmee heeft zij naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan haar verplichting om inzichtelijk te maken op welke wijze zij het in rekening gebrachte loon berekend heeft en welke factoren daarbij een rol hebben gespeeld.
4.3. Wanneer [gedaagden] c.s. menen dat ADW haar declaraties niet deugdelijk heeft gespecificeerd ligt het op hun weg aan te geven op welke onderdelen de verstrekte specificaties vragen oproepen en welke aanvullende informatie zij wensen. [gedaagden] c.s. hebben dat echter nagelaten. Aldus is onduidelijk gebleven op welke onderdelen de door ADW verstrekte specificaties tekort schieten. Om die reden volgt de rechtbank [gedaagden] c.s. niet in hun betoog dat ADW haar facturen, en de met die facturen in rekening gebrachte werkzaamheden, ondeugdelijk heeft gespecificeerd.
4.4. Dat ADW de in rekening gebrachte tijd daadwerkelijk heeft besteed aan de op de specificaties vermelde werkzaamheden, hebben [gedaagden] c.s. niet betwist. Dat ADW voor deze werkzaamheden een te hoog uurtarief in rekening gebracht heeft, is gesteld noch gebleken. Dat betekent dat de vordering van ADW tot betaling van de facturen in beginsel toewijsbaar is.
De rechtbank tekent daarbij aan dat [gedaagden] c.s., ondanks hun klachten over de door ADW verrichte prestaties, de overeenkomst met ADW niet hebben ontbonden zodat de rechtsgrond van de vordering tot betaling van de facturen -nakoming van de overeenkomst tussen partijen- niet is komen te vervallen.
het beroep op opschorting
4.5. [gedaagden] c.s. hebben zich tegen de vordering van ADW verweerd met een beroep op een opschortingsrecht. Zij hebben dat opschortingsrecht allereerst gebaseerd op het feit dat ADW de facturen onvoldoende hebben gespecificeerd. Uit het bovenstaande volgt dat ADW naar het oordeel van de rechtbank wel aan haar verplichting tot specificatie heeft voldaan, zodat het om deze reden gedane beroep op het opschortingsrecht faalt.
4.6. [gedaagden] c.s. hebben hun beroep op het opschortingsrecht ook gebaseerd op de stelling dat zij door het -kort gezegd- wanpresteren van ADW schade hebben geleden. Indien ADW inderdaad toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst met [gedaagden] c.s. en [gedaagden] c.s. daardoor schade hebben geleden en aanspraak maken op vergoeding van die schade, kunnen [gedaagden] c.s. zich in beginsel op een opschortingsrecht beroepen voor zover sprake is van een redelijke verhouding tussen de door hen geleden schade en het met de opschorting gemoeide bedrag. De rechtbank zal dan ook dienen na te gaan of sprake is van toerekenbaar tekortkomen en van daaruit voortvloeiende schade. Daarmee komt de rechtbank tevens toe aan de bespreking van de reconventionele vordering van [gedaagden] c.s.
de vorderingen in reconventie
4.7. [gedaagden] c.s. stellen allereerst dat ADW ten onrechte een beroep heeft gedaan op een retentierecht. Daardoor zou de opvolgende accountant, die niet kon beschikken over de relevante stukken, veel tijd hebben moeten besteden aan het opnieuw verrichten van werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten zouden EUR 88.310,80 bedragen hebben.
ADW heeft in de conclusie van repliek betwist dat zij stukken van [gedaagden] c.s. heeft achtergehouden. Zij stelt dat [gedaagden] c.s. beschikte over de eigen administratie en dat zij (ADW) slechts haar eigen gegevens en dossiers onder zich gehouden heeft, alsmede de door haar gemaakte kopieën.
In de conclusie van dupliek zijn [gedaagden] c.s. niet meer op het retentierecht teruggekomen. Als zij hun vordering op dit punt al hebben willen handhaven, hebben zij de vordering, gelet op het gevoerde verweer, onvoldoende onderbouwd. De reconventionele vordering betreffende het retentierecht is dan ook niet toewijsbaar en de kwestie van het retentierecht kan het beroep op het opschortingsrecht niet dragen.
4.8. [gedaagden] c.s. vorderen voorts een bedrag van EUR 70.000,00 van ADW. Zij baseren deze vordering op de stelling dat ADW een beroepsfout heeft gemaakt bij de overname van Automobielbedrijf Van Hees B.V., waardoor [gedaagden] c.s. nu geconfronteerd worden met een hogere claim wegens vennootschapsbelasting (ruim EUR 173.000,00 met heffingsrente in plaats van ruim EUR 108.000,00). [gedaagden] c.s. hebben ook deze vordering onvoldoende onderbouwd. Daarbij is het volgende van belang.
Allereerst stellen [gedaagden] c.s. dat de aanslag vennootschapsbelasting 2002 op Van Hees B.V. EUR 70.000,00 hoger was dan partijen, de heer Van Hees en [gedaagden] c.s., bij de overname overeengekomen waren. Partijen zijn het er echter over eens dat het uitgangspunt voor de overeenkomst betreffende de overname van de aandelen in Van Hees B.V. was dat de intrinsieke waarde van de aandelen ruim EUR 18.000,00 bedroeg. ADW heeft in een brief van 11 januari 2005 aan [gedaagden] c.s. een overzicht gegeven van de diverse activa en passiva van de balans van Van Hees B.V. per ultimo 2002, uitkomend op een intrinsieke waarde van EUR 18.151,00. In die balans wordt rekening gehouden met een claim wegens vennootschapsbelasting van ruim EUR 175.000,00, derhalve aanzienlijk meer dan het door [gedaagden] c.s. genoemde bedrag van EUR 108.000,00. [gedaagden] c.s. hebben geen verklaring gegeven voor dit verschil.
Bovendien hebben [gedaagden] c.s. de heer Van Hees aansprakelijk gesteld voor het verschil. Zij hebben zich in dat kader beroepen op een balansgarantie. Om die reden valt niet, althans niet zonder toelichting, in te zien dat [gedaagden] c.s. schade geleden hebben door de (vermeende) te lage waardering van de claim wegens vennootschapsbelasting.
4.9. Verder vorderen [gedaagden] c.s. vergoeding van alle schade die zij hebben geleden door onjuiste adviezen terzake een onoordeelkundige begeleiding van de fiscale en juridische herstructurering van het [gedaagden] concern. Zij hebben betreffende deze schade gesteld dat de eigenaar van het concern, de heer [X], geconfronteerd werd met hoge ambtshalve belastingaanslagen en dat er een forse privé- belastingclaim dreigde vanwege wijzigingen in het fiscale regime waarop ADW hem niet had geattendeerd. Een en ander kon, volgens [gedaagden] c.s., slechts rechtgezet worden ten koste van hoge advies- en additionele herstructureringskosten.
Wat hier ook van zij, uit de (betwiste) stellingen van [gedaagden] c.s. volgt dat niet [gedaagden] c.s. maar de heer [X] in privé schade heeft geleden door het gestelde onoordeelkundige handelen van ADW. De schade van de heer [X] kan echter niet door [gedaagden] c.s. gevorderd worden, zodat ook deze vordering niet toewijsbaar is.
4.10. [gedaagden] c.s. maken ADW nog diverse andere verwijten, vooral met betrekking tot de inhoud van de diverse concept-jaarrekeningen en de conversie naar een ander boekhoudprogramma. Partijen hebben zich in de procedure vooral op deze verwijten geconcentreerd. De rechtbank kan een bespreking van de stellingen van partijen op dit punt echter achterwege laten, omdat [gedaagden] c.s. geen consequenties hebben verbonden aan hun verwijten. Door hen zijn betreffende deze verwijten geen vorderingen ingesteld.
4.11. De vordering van [gedaagden] c.s. die resteert, is de vordering betreffende de beslaglegging. Nu de vordering van ADW, zoals hiervoor is overwogen, in beginsel (behoudens het beroep op het opschortingsrecht) toewijsbaar is, de tegenvorderingen van [gedaagden] c.s. niet toewijsbaar zijn en het op die tegenvorderingen gebaseerde beroep op opschorting derhalve faalt, heeft ADW terecht conservatoir beslag doen leggen tot zekerheid van haar onbetaald gebleven vordering. Ook de tegenvordering van [gedaagden] c.s. betreffende het beslag is derhalve niet toewijsbaar.
4.12. De slotsom is dat geen van de vorderingen in reconventie toewijsbaar is. De rechtbak zal deze vorderingen afwijzen.
de vorderingen in conventie – conclusie en nevenvorderingen
4.13. Uit hetgeen hierboven is overwogen volgt dat de vordering tot betaling van de diverse facturen toewijsbaar is. De rechtbank zal nu ingaan op de vraag of ook alle nevenvorderingen toewijsbaar zijn.
4.14. De eerste nevenvordering betreft de hoofdelijkheid van [gedaagde A] voor de nakoming van de verplichtingen van de andere ‘Van [gedaagden]-vennootschappen’. Volgens ADW is [gedaagde A] hoofdelijk aansprakelijk omdat zij opdracht heeft gegeven tot het verrichten van de werkzaamheden voor de andere vennootschappen. Deze stelling kan de vordering echter niet dragen. Het enkele feit dat [gedaagde A], als bestuurder van een andere tot het concern behorende vennootschap, opdracht geeft om accountantswerkzaamheden voor die vennootschap te verrichten, betekent niet zonder meer dat [gedaagde A] als opdrachtgever heeft te gelden.
ADW heeft zich beroepen op artikel J sub 4 van haar voorwaarden. Deze bepaling luidt:
“In geval van een gezamenlijk gegeven opdracht zijn opdrachtgevers, voor zover de werkzaamheden ten behoeve van de gezamenlijke opdrachtgevers zijn verricht, hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het factuurbedrag.”
Daargelaten of de algemene voorwaarden van AD van toepassing zijn, volgt uit artikel J sub 4 van deze voorwaarden dat slechts van hoofdelijkheid sprake is bij een gezamenlijke opdracht. Hiervoor heeft de rechtbank overwogen dat uit de stellingen van ADW niet volgt dat een dergelijke gezamenlijke opdracht gegeven is.
De slotsom is dat de rechtbank [gedaagde A] niet hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van de aan de vennootschappen gerichte facturen.
4.15. ADW vordert buitengerechtelijke kosten. Het betreft een bedrag van ruim
EUR 15.000,00. ADW heeft haar stelling dat in de buitengerechtelijke fase werkzaamheden zijn verricht die niet zijn te beschouwen als werkzaamheden ter voorbereiding van de procedure echter op geen enkele wijze onderbouwd. Zo ontbreken urenspecificaties betreffende de buitengerechtelijke werkzaamheden. ADW heeft zelfs geen afschriften van sommatiebrieven van een advocaat of incassobureau in het geding gebracht. Bij gelegenheid van het pleidooi kon de raadsman van ADW slechts aangegeven dat indien al sprake was van enige evenredigheid tussen de (toch wel forse) omvang van de incassokosten en de aan buitengerechtelijke werkzaamheden bestede tijd er hooguit sprake was van een omgekeerde evenredigheid. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.
4.16. De gevorderde wettelijke rentebedragen zijn toewijsbaar.
proceskosten in conventie en in reconventie
4.17. Zowel in conventie als in reconventie is ADW (overwegend) in het gelijk gesteld. De rechtbank zal [gedaagden] c.s. om die reden in de proceskosten veroordelen. De proceskostenveroordeling heeft wel een hoofdelijk karakter. De vordering betreffende de beslagkosten is, met uitzondering van het salaris procureur, niet toewijsbaar, nu ADW deze vordering niet heeft gespecificeerd.
In conventie kunnen de proceskosten als volgt worden vastgesteld:
exploitkosten EUR 71,93
griffierecht EUR 2.590,00
salaris procureur (5 punten, tarief IV) EUR 3.970,00 +
EUR 6.631,93
Gelet op de samenhang met de conventie bedragen de proceskosten in reconventie 50% van het salaris van de procureur in conventie derhalve EUR 1.985,00.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde A] om aan ADW te betalen een bedrag van
EUR 23.909,48, vermeerderd met de wettelijke rente over EUR 23.128,53 vanaf 9 augustus 2005 tot aan het tijdstip van voldoening van de vordering;
5.2. veroordeelt [gedaagde B]. om aan ADW te betalen een bedrag van EUR 6.555,05 vermeerderd met de wettelijke rente over EUR 6.343,60 vanaf
9 augustus 2005 tot aan het tijdstip van voldoening van de vordering;
5.3. veroordeelt [gedaagde C] om aan ADW te betalen een bedrag van EUR 973,91, vermeerderd met de wettelijke rente over EUR 942,49 vanaf
9 augustus 2005 tot aan het tijdstip van voldoening van de vordering;
5.4. veroordeelt [gedaagde D] om aan ADW te betalen een bedrag van EUR 8.039,57, vermeerderd met de wettelijke rente over EUR 7.780,23 vanaf
9 augustus 2005 tot aan het tijdstip van voldoening van de vordering;
5.5. veroordeelt [gedaagde E] om aan ADW te betalen een bedrag van EUR 7.285,79, vermeerderd met de wettelijke rente over EUR 7.050,76 vanaf
9 augustus 2005 tot aan het tijdstip van voldoening van de vordering;
5.6. veroordeelt [gedaagde F] om aan ADW te betalen een bedrag van EUR 8.362,96, vermeerderd met de wettelijke rente over EUR 8.093,19 vanaf
9 augustus 2005 tot aan het tijdstip van voldoening van de vordering;
5.7. veroordeelt [gedaagde G] om aan ADW te betalen een bedrag van EUR 10.079,28 vermeerderd met de wettelijke rente over EUR 9.754,14 vanaf
9 augustus 2005 tot aan het tijdstip van voldoening van de vordering;
5.8. veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk in de proceskosten en bepaalt deze proceskosten, voor zover tot op heden aan de zijde van ADW gevallen, op EUR 6.631,93;
5.9. verklaart de veroordelingen onder rechtsoverwegingen 5.1. tot en met 5.8. uitvoerbaar bij voorraad;
5.10. wijst het meer of anders gevorderde af;
5.11. wijst de vorderingen af;
5.12. veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk in de proceskosten en bepaalt deze proceskosten, voor zover tot op heden aan de zijde van ADW gevallen, op EUR 1.985,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.F. Houthoff, mr. G. van Rijssen en mr. H. de Hek en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2007.