2.7.1 Ter beoordeling van zowel het verweer in conventie als de eis in reconventie dient de rechtbank te beoordelen of [gedaagde] persoonlijk aansprakelijk is voor de door Het Groene Land gestelde schuld. Het Groene Land heeft er immers geen blijk van gegeven haar gestelde vordering slechts te willen verhalen op de nalatenschap zelf en niet ook op het vermogen van [gedaagde].
2.7.2 De rechtbank stelt voorop dat op 1 januari 2003 het erfrecht van boek 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is gewijzigd. Uit artikel 68a van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek volgt dat vanaf dat moment in beginsel het nieuwe recht moet worden toegepast. Daarop bestaan echter uitzonderingen die in het vervolg zo nodig aan de orde zullen komen. Voor wat betreft de persoonlijke aansprakelijkheid van erfgenamen voor schulden van de erflater volgde tot 1 januari 2003 uit het stelsel van de artikelen 4:1090, 1093, 1146 en 1147 BW (oud) dat persoonlijke aansprakelijkheid slechts ontstaat na aanvaarding van de erfenis. Thans volgt hetzelfde uit de artikelen 4:182, tweede lid, en 184, tweede lid, aanhef en onder a, van het BW. Aanvaarding is zowel onder het oude (artikel 4:1094 van het BW (oud)) als onder het nieuwe recht stilzwijgend mogelijk (artikel 3:192, eerste lid, van het BW).
2.7.3 De rechtbank is met Het Groene Land van oordeel dat, gelet op alle omstandigheden, in dit geval sprake is van een stilzwijgende aanvaarding van de nalatenschap door [gedaagde]. Deze heeft immers op consistente wijze een schuld die evident tot de nalatenschap behoort, gedeeltelijk voldaan. Ze is bovendien een betalingsregeling overeengekomen met de schuldeiser. Daarmee heeft zij zich gedragen als schuldenaar en heeft zij getoond de in de nalatenschap opgenomen schuld als de hare te beschouwen. Zij heeft bij betalingen niet het voorbehoud gemaakt dat deze niet als een stilzwijgende aanvaarding mogen worden aangemerkt. Dat het bij de betalingen en het aangaan van de betalingsregeling zou gaan om daden van beheer (artikel 4:1095 van het BW (oud)) heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd. Uit haar stellingen volgt immers niet dat het nodig was op korte termijn betalingen te verrichten, bijvoorbeeld om een verder nadeel voor de boedel te voorkomen. Integendeel, [gedaagde] heeft meer dan twee jaar op de schuld aan Het Groene Land afbetaald terwijl naar haar eigen stelling de nalatenschap al een negatief saldo had, zodat ervan moet worden uitgegaan dat zij de betalingen uit eigen vermogen heeft verricht. Dit kan er slechts op wijzen dat zij deze schuld uit de nalatenschap heeft aanvaard. Te meer omdat [gedaagde] heeft ontkend dat zij slechts heeft gehandeld ter behoud van de goede naam en nagedachtenis van [vader van gedaagde].
2.7.4 [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat zij het betalingsvoorstel aan Het Groene Land enkele dagen na het overlijden van [vader van gedaagde] heeft gedaan en dat zij toen handelde vanuit een psychisch en emotioneel zwakke positie. Bovendien zou zij in de onjuiste veronderstelling hebben verkeerd dat zij gehouden was tot betaling en aanspraak zou kunnen maken op vergoeding van haar betalingen uit de nalatenschap en/of de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van [vader van gedaagde]. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit betoog echter [gedaagde] niet baten. Daargelaten welke rechtsgevolgen eraan zouden moeten worden verbonden, zijn deze stellingen onvoldoende onderbouwd. Zonder nadere uitleg, die ontbreekt, is immers onaannemelijk dat een emotioneel en psychisch zwakke positie meer dan twee jaar zou duren. Toch is [gedaagde] in die tijd niet van haar betalingen teruggekomen. Evenmin is gesteld of gebleken dat [gedaagde] enige poging heeft ondernomen haar betalingen van de nalatenschap of de huwelijksgoederengemeenschap terug te ontvangen. [gedaagde] heeft verder ook niet uitgelegd hoe zij vergoeding verwachtte. De nalatenschap had immers een negatief saldo. Ten slotte heeft [gedaagde] niet uiteengezet waarom het aan Het Groene Land duidelijk had moeten zijn dat [gedaagde] handelde vanuit onjuiste veronderstellingen.
2.7.5 De rechtbank is dan ook van oordeel dat [gedaagde] de nalatenschap stilzwijgend heeft aanvaard dan wel zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam heeft gedragen. Zij is dan ook persoonlijk aansprakelijk voor de door Het Groene Land gestelde schuld.