4.1
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Het spoedeisend belang is voldoende aannemelijk geworden.
De vraag moet worden beantwoord of het zo waarschijnlijk is dat de bodemrechter, (eventueel) later oordelend, het ontslag op staande niet in stand zal laten, dat op die uitkomst een voorschot kan worden genomen door de gevorderde voorzieningen geheel of gedeeltelijk toe te wijzen.
4.2
Het briefje aan [C] van april 2005 is ten onrechte door [eiser] tijdens de mondelinge behande-ling gebagatelliseerd. Hoewel het briefje geen letterlijke bedreiging bevat, wekt het wel die suggestie. Wat de familie van [C] met het dienstverband van [eiser] heeft te maken heeft [eiser] desgevraagd niet kunnen uitleggen. Het is een ronduit onfris briefje dat [eiser] ook nog eens persoonlijk aan het woonhuis van [C] heeft bezorgd.
4.3
Daar staat tegenover dat Phoenix naar aanleiding van dit voorval op 12 april 2005 een schrifte-lijke waarschuwing aan [eiser] heeft gegeven en dat [eiser] gedurende twee dagen zonder be-houd van loon is geschorst. Naar aanleiding van het bezwaar van [eiser] tegen die schorsing heeft een gesprek met Phoenix plaatsgevonden waarin [eiser] schoorvoetend heeft erkend dat hij het briefje niet had moeten schrijven. Phoenix heeft ter zitting betoogd dat die erkenning weinig indruk op haar heeft gemaakt omdat [eiser] er geen blijk van heeft gegeven echt in te zien dat zijn handelen fout was. Dat is op zichzelf wel aannemelijk want (ook) ter zitting wilde [eiser] toch vooral --ten onrechte-- de opvatting ingang doen vinden dat het briefje niet al te serieus moet worden genomen.
4.4
Toch heeft Phoenix [eiser] weer tot het werk toegelaten en gesteld noch gebleken is dat [eiser] tussen april 2005 en juni 2006 wederom (vergelijkbare) problemen heeft veroorzaakt en zich niet aan de schriftelijke waarschuwing heeft gehouden. Voorafgaand aan het voorval in april 2005 heeft [eiser] kennelijk eveneens goed gefunctioneerd nu het tegendeel niet door Phoenix is aangevoerd. Weliswaar bevat de schriftelijke waarschuwing van Phoenix aan [eiser] van 12 april 2005 een zinsnede over ‘intimiderend gedrag; negatieve inzet; of negatieve uitingen t.o.v. collega’s’ maar Phoenix heeft die verwijten in de onderhavige procedure onbesproken gelaten, zodat de kantonrechter aan die verwijten geen betekenis toekent.
Wat dus resteert, is een eenmalige, wat verder in het verleden liggende, uitglijder van [eiser], zij het wel een ernstige, die Phoenix zelf heeft bestraft.
4.5
Het verboden wapenbezit is op geen enkele wijze met het dienstverband verbonden. Het vuur-wapen is aangetroffen in de coffeeshop van [eiser]. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] dit vuurwapen in zijn bezit had om (ook) eventuele conflicten met Phoenix ‘op te lossen’. [eiser] oefent geen vertrouwensfunctie uit waarmee het verboden bezit van een vuurwapen onverenig-baar is.
Het enkele feit dat [eiser] zijn werkzaamheden niet heeft verricht rechtvaardigt evenmin het ontslag op staande voet. Dit was immers het gevolg van de detentie, al was die detentie ook achteraf beschouwd, terecht. [eiser] heeft gedurende zijn detentie geen recht op loon en gesteld noch gebleken is dat zijn detentie tot organisatorische of andersoortige problemen bij Phoenix heeft geleid. Phoenix heeft ten gevolge van het feit dat [eiser] de werkzaamheden niet heeft verricht dus geen aanwijsbare schade geleden.
Onder deze omstandigheden levert het niet verrichten van de overeengekomen werkzaamheden wegens detentie geen voldoende dringende reden op.
4.6
De kantonrechter acht op grond van de thans vaststaande feiten en omstandigheden de kans dat het ontslag op staande voet de toets der kritiek niet zal doorstaan zo groot, dat de loonvordering van Phoenix behoort te worden toegewezen.
De wettelijke verhoging zal tot 5% worden gematigd omdat [eiser] de huidige situatie toch vooral aan zichzelf heeft te wijten ook al kan het ontslag op staande voet naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet in stand blijven.
De wettelijke rente is toewijsbaar.
De kantonrechter ziet geen grond voor toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incas-sokosten, nu niet aannemelijk is gemaakt dat voorafgaand aan de procedure werkzaamheden zijn verricht die voor een aparte vergoeding in aanmerking komen.
4.7
Tegen de gevorderde tewerkstelling zijn geen argumenten ingebracht die niet ook aan de hand-having van het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd. Bezwaren van bijvoorbeeld organisatorische aard tegen tewerkstelling zijn gesteld noch gebleken.
De door Phoenix gestelde weerstand bij de collega’s van [eiser] is weersproken. Volgens [eiser] heeft hij van hen tijdens zijn detentie juist (positief getinte) kaartjes ontvangen. Phoenix heeft haar stelling op dit punt niet nader onderbouwd. De kantonrechter zal de stelling dan ook zal passeren. Ter zitting is gebleken dat van de huidige top van de organisatie alleen de manager personeelszaken in april 2005 in dienst was.
Wel zal Phoenix enige tijd worden gegund om haar organisatie en haar overige personeel op de terugkeer van [eiser] voor te bereiden.
De dwangsom zal worden gematigd tot het in het dictum genoemde bedrag.
4.8
Phoenix dient als overwegend verliezende partij in de proceskosten te worden veroordeeld. Bij de bepaling van het salaris gemachtigde zal rekening worden gehouden met het feit dat de te-rechtzitting tegelijk met de mondelinge behandeling van het verzoek tot voorwaardelijke ont-binding van de arbeidsovereenkomst heeft plaatsgevonden.