ECLI:NL:RBZLY:2007:BA8970

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
28 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
490484-06
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door rijden onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 28 juni 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een bestuurder die onder invloed van alcohol en met een te hoge snelheid een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die met een snelheid van meer dan 50 kilometer per uur binnen de bebouwde kom reed, kwam in botsing met een tegemoetkomende auto, waarbij de bestuurder van die auto om het leven kwam. De officier van justitie, mr. A. Reah, had een taakstraf van 150 uur geëist, te vervangen door 75 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij het ongeval leidde tot de dood van een ander. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als beginnend bestuurder, aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden, en dat zijn gedragingen, ondanks de omstandigheden van het slachtoffer, niet aan de ernst van de situatie afdoen. De rechtbank heeft een kennelijke verschrijving hersteld, zonder dat dit de verdediging van de verdachte heeft geschaad.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 100 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast werd de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzegd voor een periode van 12 maanden. De beslissing is genomen na afweging van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon van de verdachte, waarbij ook rekening is gehouden met een uittreksel justitiële documentatie. De rechtbank heeft het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen geacht, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.490484-06
Uitspraak: 28 juni 2007
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Jansma, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. A. Reah, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot:
- een taakstraf van 150 uur, te vervangen door 75 dagen hechtenis;
- ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
De rechtbank heeft een kennelijke verschrijving hersteld. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
BEWIJS
De rechtbank is – anders dan de raadsman - van oordeel dat verdachte, nu hij als beginnend bestuurder, onder invloed van alcohol binnen de bebouwde kom met een snelheid heeft gereden die veel hoger is dan de ter plaatse toegestane 50 kilometer per uur, aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden. De gedragingen van het slachtoffer doen hier niet aan af. Niet is uit te sluiten dat, indien verdachte met een lagere snelheid had gereden, de gevolgen van de aanrijding - zo die al zou hebben plaatsgevonden - minder ernstig zouden zijn geweest.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 derde lid van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij de oplegging van de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen overweegt de rechtbank dat - naast de algemene gevaarzetting die voortvloeit uit het onder invloed van alcohol besturen van motorrijtuigen - in deze zaak als strafverzwarende omstandigheid meespeelt het extra gevaarzettende verkeersgedrag zoals dat uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 20 april 2007.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 100 (honderd) uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De rechtbank ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 12 (twaalf) maanden.
Van de ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. G. Blomsma, voorzitter, mrs. C. Kleinrensink en F.H. Schormans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.W. Emmen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2007.
Mr. G. Blomsma voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.