vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 106397 / HA ZA 05-270
Vonnis van 14 februari 2007
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. M. Weistra,
[woonplaats],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. J.G. Geerdes,
advocaat mr. C.A. Spekschoor te Lochem.
Eiser zal worden aangeduid als [eiseres]. Voor gedaagde zal de rechtbank de namen [gedaagde] en Hollymed gebruiken.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 september 2005
- het proces-verbaal van comparitie van 25 januari 2006
- de akte verandering en vermeerdering van eis van [eiseres]
- de antwoordakte van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Tussen partijen staat als gesteld en erkend, dan wel niet (voldoende) betwist, mede gezien de inhoud van de overgelegde en in zoverre onbestreden gebleven bescheiden, het volgende vast.
2.2. [gedaagde] heeft in [woonplaats] onder de naam “Hollymed Healing Therapies” (hierna Hollymed) de praktijk uitgeoefend. Hollymed presenteerde zich, onder meer via advertenties, als het adres voor meer dan 20 therapieën.
2.3. In advertenties in een plaatselijke krant in [woonplaats] vroeg Hollymed in april 2004 aandacht voor het (door haar) verwijderen van tatoeages. In deze advertenties was onder meer vermeld:
“Uw tatoeage verwijderd in slechts één behandeling. 100% succes gegarandeerd. Geen littekens. De nieuwste methode, géén laser”
In één advertentie waren foto’s opgenomen van de situatie vóór en na de behandeling. Op de foto van na de behandeling was de tatoeage, die op de foto van vóór de behandeling geprononceerd in beeld was gebracht, verdwenen. Op beide advertenties was het logo van Hollymed opgenomen, de aesculaap in een driehoek met op de drie zijden van de driehoek de volledige naam van Hollymed.
2.4. [eiseres] heeft zich naar aanleiding van de advertenties met Hollymed contact opgenomen in verband met het mogelijk verwijderen van tatoeages op de linkerkuit en de linkerbovenarm. Na een intake op 30 juni 2004 vond de behandeling op 14 juli 2004 plaats. Eerst werd met een zalf de huid verdoofd. Vervolgens werd de zalf verwijderd, waarna de huid ontsmet werd. Daarna werd een band om de huid bevestigd en werden de tatoeages met een apparaatje van de huid geschraapt. Nadat wit poeder in de ontstane wond was geschept, werd de wond verbonden. [eiseres] kreeg de op schrift gestelde patiënteninformatie mee en kon vervolgens naar huis gaan.
De kosten van de behandeling bedroegen EUR200,00, welk bedrag door [eiseres] op 14 juli 2004, de dag van de behandeling, is betaald.
2.5. De patiënteninformatie bevatte voorschriften “voor een optimaal genezingsproces” over de wondverzorging en -hygiëne en adviezen om gedurende het genezingsproces langdurige blootstelling aan water en zon en het dragen van nauwe kleding te vermijden. Volgens de informatie zou na 2 tot 3 dagen een korst ontstaan, die van de huid zou vallen. De patiënten mochten niet krabben. De informatie bevatte verder nog de volgende mededelingen:
“Denk erom u bent mede verantwoordelijk voor een goed genezingsproces (Littekenvorming)
(…)
De volledige genezing is binnen 6-8 weken te verwachten.
Mocht u vragen hebben neem dan a.u.b. contact met ons op.”
2.6. [eiseres] heeft op 14 juli 2004 ook een zogenaamd patiëntenblad ondertekend. Daarin verklaarde zij astma te hebben. Verder bevatte het blad de volgende tekst:
“Ik verklaar hiermede NIET te lijden aan:
Hemofilie, diabetes, epilepsie, huidaandoeningen, slechte genezing van wonden, magline (bedoeld is maligne – toevoeging rechtbank) tumoren, ik ben niet zwanger, of geef borstvoeding, ik heb geen pacemaker, ik neem geen bloedverdunners of bloedstollende middelen in.
De behandeling is 1 keer, in sommige gevallen zijn er 2 á 3 behandelingen nodig. Dit is afhankelijk van de leeftijd, levensstijl, huidtype, kwaliteit van de tatoeage (diepte etc.), aantal kleuren.
Ik ben geïnformeerd over nazorg en eventuele bijwerkingen en heb een informatieblad ontvangen.
De behandeling geschied (t – toevoeging rechtbank) op eigen risico.”
2.7. [eiseres] maakte op 14 juli 2004 de afspraak dat zij in september zou terugkomen voor de verwijdering van een derde tatoeage.
2.8. Omdat de wond aan het linkerbeen niet goed genas, nam [eiseres] op 16 en 18 augustus 2004 telefonisch contact op met Hollymed. In verband met vakantie kon zij niet bij Hollymed terecht. Zij heeft zich op 19 augustus 2004 onder behandeling gesteld van haar huisarts. De huisarts meende dat het weefsel onder de korst aan het afsterven was. [eiseres] moest een gel op de korst, die erg dik was, aanbrengen. In de periode tot 1 september 2004 liet de korst langzaam los. Tot 12 november 2004 heeft [eiseres] 13 maal haar huisarts bezocht in verband met de wond aan het linkerbeen.
2.9. [eiseres] heeft de afspraak met Hollymed voor het verwijderen van de derde tatoeage afgezegd. Zij heeft daarbij aangegeven geen geld te hebben voor de behandeling.
2.10. Na de behandeling was bij [eiseres] sprake van een litteken van enkele centimeters op de linkerbovenarm en van een litteken van 15 bij 12 centimeter op het linkeronderbeen. De huid is daar donker verkleurd en wat gerimpeld.
2.11. In maart 2005 heeft [eiseres] zich in verband met de littekens gewend tot dr. Noordanus, plastisch chirurg bij het Flevoziekenhuis te [woonplaats]. In een brief van 7 november 2005 aan de raadsvrouw van [eiseres] schreef dr. Noordanus over zijn indrukken bij het begin van de behandeling, de ondergane behandelingen en de mogelijkheden om de littekens te verwijderen het volgende:
“Ter hoogte van haar linker schouder is sprake van een hypertrofisch litteken met een duidelijke verdikking en rood karakter wat hier bij past.
Ter hoogte van haar kuit is ook een licht hypertrofisch litteken waar ook deze verkleuring aanwezig is.
Voor haar rechter schouder zijn een aantal kenocort-injecties gegeven, dat zijn ontstekingsremmers die verder mogelijk kunnen leiden tot een vervlakking en het uitblussen van het litteken.
Na deze injecties waar ze een aantal malen (voor – toevoeging rechtbank) is geweest zien we haar op 1 september 2005 nogmaals waarbij het litteken ter hoogte van haar schouder reeds aanzienlijk vlakker is.
We zullen haar op 17 januari 2006 wederom zien en kijken of er verdere mogelijkheden bestaan.
De correcties van deze littekens zijn zonder enige garantie daar een her-uitsnijding weer kan leiden tot een hypertrofisch litteken.
Dit geldt ter hoogte van de schouder en ook voor de kuit waarbij dit litteken dermate groot is dat je hier niet tot een directe sluiting kan komen en ik hier waarschijnlijk niet aan zal opereren.
Maar let wel dat ook het schouderlitteken niet aantrekkelijk is gezien de hoge recidive kans.
Een en ander zal ik haar ook in januari uitleggen.”
In zijn brief schreef dr. Noordanus verder hij het zeer waarschijnlijk acht dat het litteken op het onderbeen ook ontstaan zou zijn wanneer de korst niet verwijderd was. De vraag of het mogelijk is een tatoeage te verwijderen zonder littekens achter te laten beantwoordde hij met:
“Bij het ontstaan van een litteken na een tatoeage spelen de diepte van verwijdering, de gebruikte pigmenten en ook het type huid een grote rol.”
2.12. In een brief van 19 mei 2006 aan de raadsvrouw van [eiseres] schreef dr. Noordanus dat het zijn voorkeur heeft om niet te opereren aan het litteken op het onderbeen. De enig haalbare optie is die van het plaatsen van tissue-expanders. De complicaties bij die behandeling, die twee operaties zou vergen, schat dr. Noordanus in op 40%. De kosten van een dergelijke behandeling in de privé-kliniek van het Flevoziekenhuis bedragen volgens dr. Noordanus EUR4.700,00.
2.13. De ziektekostenverzekeraar van [eiseres] heeft [eiseres] laten weten niet bereid te zijn de kosten van een behandeling met tissue-expanders te vergoeden. Volgens de verzekeraar ontbreekt een medische noodzaak voor deze behandeling.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert samengevat – na wijziging van eis veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR12.700,00 vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
wijziging van eis
4.1. [eiseres] heeft na de comparitie haar eis gewijzigd, in dier voege dat zij in plaats van een verklaring voor recht en schadevergoeding op te maken bij staat thans een concreet schadebedrag vordert. [gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging van eis.
4.2. De rechtbank stelt voorop dat een eiseres zolang nog geen eindvonnis is geen gewezen haar vordering mag wijzigen en vermeerderen. Dit recht tot wijziging van eis vindt zijn begrenzing in de eisen van een goede procesorde (artikel 130 lid 1 Rv.).
Naar het oordeel van de rechtbank is van een schending van de goede procesorde geen sprake. Daarbij is van belang dat [eiseres] haar eis gewijzigd heeft op een moment dat [gedaagde] ruimschoots de gelegenheid had om op de gewijzigde eis te reageren. [gedaagde] heeft van die gelegenheid ook gebruik gemaakt. Bovendien had [gedaagde] ook de gelegenheid om op de eiswijziging te anticiperen, nu voorafgaand aan de eiswijziging, bij gelegenheid van de comparitie overeenkomstig de instructie in het comparitievonnis de diverse schadeposten zijn besproken. De eiswijziging is dan ook een logisch vervolg op de met het comparitievonnis ingezette lijn. Uit hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd volgt ook niet dat zij door de eiswijziging in enig belang is geschaad.
In dit kader is nog van belang dat het de rechtbank gelet op het karakter van de oorspronkelijke vordering -een vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat- onder omstandigheden zelfs zonder eiswijziging vrij zou hebben gestaan om een schadebedrag toe te wijzen. In dat licht bezien valt al helemaal niet in te zien dat en waarom de eiswijziging, waarbij [eiseres] kennelijk geanticipeerd heeft op het gebruikmaken door de rechtbank van haar bevoegdheid de schade zelf te begroten, in strijd zou zijn met de eisen van een goede procesorde.
4.3. De rechtbank verwerpt de bezwaren van [gedaagde] tegen de eiswijziging dan ook. Zij zal de eiswijziging niet buiten beschouwing laten.
de overeenkomst tussen partijen
4.4. Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld en uit de door hen in het geding gebrachte stukken volgt dat tussen hen een overeenkomst tot stand is gekomen die er op neer kwam dat Hollymed zich tegen betaling verplichtte om de tatoeages op de linkerbovenarm en het linkeronderbeen van [eiseres] te verwijderen.
Naar het oordeel van de rechtbank kwalificeert deze overeenkomst niet als een medische behandelingsovereenkomst. De behandeling strekte niet tot genezing van een ziekte (artikel 7: 446 lid 2 sub a BW), maar had een zuiver cosmetisch doel. Ze had wel rechtstreeks op de persoon van [eiseres] betrekking, maar werd niet verricht door een arts (artikel 7: 446 lid 2 sub b BW).
Dat betekent dat de bepalingen van afdeling 5 van titel 7 van boek 7 niet rechtstreeks van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen.
4.5. Partijen verschillen van mening over de vraag of Hollymed heeft gegarandeerd dat de tatoeages zonder littekens verwijderd zouden worden. Volgens [eiseres] behelst de overeenkomst een dergelijke garantie. Dat betekent dat wanneer, zoals hier, na de behandeling wel littekens zijn ontstaan, daarmee de (toerekenbare) tekortkoming van Hollymed gegeven is. Hollymed heeft het garantiekarakter van de overeenkomst betwist. Volgens haar is geen garantie gegeven. Zij wijst daartoe op de informatie op het in rechtsoverweging 2.6. aangehaalde patiëntenblad, dat uitdrukkelijk vermeldt dat de behandeling op eigen risico geschiedt.
4.6. Bij het antwoord op de vraag of Hollymed gegarandeerd heeft dat geen littekens zouden ontstaan na de behandeling acht de rechtbank het volgende van belang:
- Hollymed adverteerde met de tekst “Uw tatoeage verwijderd in slechts één behandeling. 100% succes. Geen littekens”. Op basis van de ondubbelzinnige en zonder voorbehoud gegeven informatie in die advertenties afkomstig van een zich van het aesculaapteken bedienende behandelaar mochten potentiële patiënten/klanten van Hollymed ervan uitgaan dat zij na de behandeling niet met littekens geconfronteerd zouden worden;
- De in de advertenties gewekte verwachtingen worden in het patiëntenblad slechts gedeeltelijk getemperd. Uit die informatie valt af te leiden dat de behandeling niet aan te raden is voor personen die aan bepaalde ziekten leiden en voor zwangere vrouwen of vrouwen die borstvoeding geven. Ook wordt aangegeven dat het resultaat van één behandeling afhankelijk is van een aantal factoren. In sommige gevallen zijn volgens het patiëntenblad meerdere behandelingen nodig. Daarmee wordt de verwachting dat in alle gevallen één behandeling volstaat weliswaar gerelativeerd, maar niet de verwachting dat de behandeling geen littekens zal nalaten;
- Aan de opmerking in het patiëntenblad dat de behandeling op eigen risico geschiedt komt, anders dan [gedaagde] betoogt, niet de betekenis toe dat [eiseres] er na die mededeling niet meer van mocht uitgaan dat na de behandeling geen littekens zouden resteren. In het patiëntenblad wordt ook geen enkel verband gelegd tussen het eigen risico van de patiënt en het (eventueel toch) ontstaan van littekens;
- De patiënteninformatie bevat een aantal hygiënische voorschriften en andere voorschriften over de periode na de behandeling. De informatie sluit met de opmerking dat volledige genezing na 6 tot 8 weken te verwachten is. Ook in deze informatie wordt de gewekte verwachting omtrent het niet ontstaan van littekens niet gerelativeerd. Er volgt veeleer uit dat wanneer de patiënt de verstrekte voorschriften opvolgt sprake zal zijn van volledige genezing, dat wil zeggen een genezing zonder dat littekens resteren. Die indruk wordt versterkt door de verbinding die in de informatie wordt gelegd tussen de (in de informatie ingevulde) verantwoordelijkheid van de patiënt voor het genezingsproces en de littekenvorming
4.7. Naar het oordeel van de rechtbank mocht [eiseres] er op grond van hetgeen volgt uit de door Hollymed verstrekte en in de vorige rechtsoverweging besproken informatie vanuit gaan dat zij na de behandeling geen littekens zou hebben wanneer zij niet viel in één van de in het patiëntenblad genoemde categorieën en zij zich zou houden aan de in de patiënteninformatie vermelde aanwijzingen.
Dat betekent dat indien [eiseres] zich aan de voorschriften heeft gehouden en indien zij niet behoort tot de in het patiëntenblad genoemde categorieën, [gedaagde] in beginsel is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst, nu er bij [eiseres] toch (forse) littekens zijn ontstaan.
toerekenbare tekortkoming?
4.8. [eiseres] heeft een verklaring overgelegd van haar huisarts waaruit volgt dat zij niet leed aan één van de op het patiëntenblad vermelde aandoeningen, ten tijde van de behandeling niet zwanger was en ook geen borstvoeding gaf. [gedaagde] heeft deze verklaring niet weersproken, zodat er van kan worden uitgegaan dat de medische situatie van [eiseres] ten tijde van de behandeling niet aan een succesvolle behandeling in de weg stond.
4.9. [eiseres] heeft ook gesteld dat zij zich volledig aan de hygiënevoorschriften in de patiënteninformatie heeft gehouden. Ter comparitie heeft zij haar stelling op dit punt toegelicht. [gedaagde] heeft de stelling van [eiseres] onvoldoende weersproken. Ter comparitie heeft haar raadsman verklaard niet te kunnen aangeven op welk punt [eiseres] zich niet aan de hygiënevoorschriften zou hebben gehouden. De rechtbank zal er dan ook vanuit gaan dat [eiseres] de instructies op dit punt volledig heeft opgevolgd.
4.10. [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat het litteken op het onderbeen is ontstaan doordat de huisarts van [eiseres], in strijd met de instructies op de patiënteninformatie, de korst verwijderd heeft. [eiseres] had moeten wachten tot de korst er vanzelf af zou vallen.
[eiseres] heeft dit betoog bestreden. Volgens haar was er een medische noodzaak voor het verwijdering van de korst. Bovendien zouden de littekens ook ontstaan zijn wanneer de huisarts de korst niet zou hebben verwijderd, stelt [eiseres]. [eiseres] heeft er verder op gewezen dat zij alvorens naar de huisarts te gaan, medio augustus 2004 tot twee maal toe contact heeft gezocht met Hollymed vanwege de klachten die zij had, maar dat zij pas op 1 september 2004 bij Hollymed terecht kon. De rechtbank overweegt als volgt.
4.11. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [eiseres] medio augustus 2004 twee maal telefonisch contact heeft gezocht met Hollymed maar toen niet bij Hollymed terecht kon.
De stellingen van [eiseres] over de noodzaak van het verwijderen van de korst en het ontbreken van verband tussen het verwijderen van de korst en het ontstaan van een litteken vinden steun in de door de huisarts verstrekte informatie. In een brief van 26 september 2005 aan de raadsvrouw van [eiseres] schreef de huisarts onder meer:
“De wond zag er op 19 augustus 2004 als volgt uit: een korst met aan de wondranden roodheid, passend bij irritatie, niet bij een infectie. Het weefsel onder de korst kon niet goed genezen vanwege de aanwezigheid van de korst. Een korst belemmert altijd de wondgenezing en moet daarom altijd zo veel mogelijk verwijderd worden om een wond te kunnen laten genezen.
(…)
Als ik de korst niet had verwijderd was de wond op zeker moment gaan ontsteken en was er een grotere wond ontstaan. De kans is groot dat er een open wond zou zijn overgebleven die niet meer dicht was gegaan zonder hulp van een chirurg en in een later stadium van een plastisch chirurg om de wond met donorhuid dicht te krijgen.
(…)
Als ik de korst niet had verwijderd was er een waarschijnlijk nu nog een open wond geweest, met in het beste geval een veel groter en lelijker litteken en in het slechtste geval een open wond die nu nog niet dicht was geweest.”
Ook uit de in rechtsoverweging 2.12 overgelegde brief van de plastisch chirurg volgt dat het litteken niet het gevolg is van het verwijderen van de korst.
[gedaagde] heeft niet inhoudelijk gereageerd op de verklaringen van beide artsen. Wanneer zij haar stelling dat het litteken het gevolg is van het verwijderen van de korst al heeft willen handhaven, heeft zij deze stelling in het licht van het gemotiveerde en door verklaringen van medici geschraagde betoog van [eiseres], onvoldoende onderbouwd.
4.12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] door het (laten) verwijderen van de korst niet in strijd met de haar verstrekte instructies gehandeld. Daargelaten dat de instructies slechts het krabben aan de korst verbieden, kan uit de instructies niet worden afgeleid dat het op medisch advies verwijderen van de korst vijf weken na de behandeling (terwijl uit de instructies kan worden afgeleid dat de korst na 2 tot 3 weken van de huid zou vallen) in een periode dat Hollymed zelf niet in staat was over de ontstane situatie te adviseren, heeft te gelden als een handelen in strijd met de instructies. Bovendien is niet gebleken van enig verband tussen het (toch) verwijderen van de korst door de huisarts en het ontstaan van het litteken.
4.13. Nu [eiseres] de instructies heeft opgevolgd en zij ook niet valt in één van de in het patiëntenblad genoemde categorieën, maar zij desondanks geconfronteerd is met forse littekens na de behandeling, is [gedaagde] in beginsel tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst tussen partijen.
De hiervoor vermelde verklaringen die [gedaagde] geeft voor het feit dat [eiseres] littekens heeft overgehouden aan de behandeling zijn, zoals is overwogen, niet steekhoudend. Ter comparitie heeft de raadsman van [gedaagde] desgevraagd nog verklaard dat wanneer [eiseres] zich wel aan de instructies heeft gehouden er iets niet in orde zal zijn geweest met de door [gedaagde] gebruikte apparatuur. Een eventueel gebrek in de apparatuur -waarover [gedaagde] overigens niets concreets heeft gesteld- wordt echter, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de inhoud van de verplichtingen van [gedaagde], aan [gedaagde] toegerekend (art. 6: 77 BW).
4.14. De slotsom is dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiseres] en dat deze tekortkoming haar kan worden toegerekend. [gedaagde] is dan ook gehouden de schade die [eiseres] heeft geleden als gevolg van dit tekortschieten te vergoeden.
schade
4.15. [eiseres] vordert allereerst een bedrag van EUR200,00. Het betreft het bedrag dat ze aan [gedaagde] heeft betaald voor de behandeling. Deze vordering is niet toewijsbaar. De kosten van de behandeling vormen geen schade die het gevolg is van het tekortschieten in de nakoming van de verplichtingen uit de behandelingsovereenkomst. Wanneer [gedaagde] niet zou zijn tekortgeschoten zou [eiseres] ook EUR200,00 hebben moeten betalen.
Het enkele feit dat een contractspartij tekortschiet in zijn verplichtingen betekent, anders dan [eiseres] kennelijk veronderstelt, niet dat de wederpartij hetgeen zij uit hoofde van de overeenkomst heeft betaald als schade kan vorderen. Nu [eiseres] de overeenkomst niet ontbonden heeft en evenmin ontbinding heeft gevorderd, is de verbintenis tot betaling van de overeengekomen vergoeding niet vervallen en kan [eiseres] geen aanspraak maken op (terug) betaling van het door haar betaalde bedrag.
4.16. [eiseres] vordert verder een bedrag van EUR12.500,00 aan immateriële schadevergoeding, EUR2.500,00 voor het litteken aan de linkerbovenarm en EUR10.000,00 voor het litteken aan het linkerbeen. [gedaagde] maakt bezwaar tegen de hoogte van dit bedrag. Volgens haar is een bedrag van maximaal EUR1.200,00 op zijn plaats.
4.17. De rechtbank houdt bij de begroting van het smartengeld enerzijds rekening met het feit dat vooral het litteken op het onderbeen zeer ontsierend is. Anderzijds geldt dat beide littekens zich op plaatsen op het lichaam bevinden die een groot deel van het jaar door kledingstukken bedekt plegen te zijn, en die ook overigens niet in het oog springen. [eiseres] stelt zelf dat de tatoeages (en daarmee de littekens) zichtbaar waren wanneer zij zomerkleding of een avondjurk droeg). Bovendien zijn de littekens in de plaats gekomen van door [eiseres] ook als hinderlijk ervaren tatoeages. [eiseres] heeft wel gesteld dat zij de tatoeages in een moeilijke tijd van haar leven heeft laten plaatsen en dat het verwijderen van de tatoeages een onderdeel vormde van het achter zich laten van die fase, waardoor het ontstaan van de littekens verschrikkelijk voor haar was. De rechtbank zal rekening houden met deze omstandigheid. Zij neemt echter ook in aanmerking dat gesteld noch gebleken is dat de littekens naast gevoelens van onbehagen tot psychische klachten bij [eiseres] hebben geleid en dat evenmin gesteld of gebleken is dat [eiseres] door deze littekens in haar dagelijks functioneren wordt gehinderd.
Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank, mede gezien de leeftijd van [eiseres], de door haar ondergane medische behandelingen, de aard van de aansprakelijkheid en uitspraken van andere Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken, een smartengeldbedrag van
EUR2.500,00 toewijsbaar.
4.18. [eiseres] heeft geen vergoeding van wettelijke rente gevorderd, zodat de rechtbank geen wettelijke rente over het schadebedrag kan toewijzen.
4.19. Beide partijen zijn gedeeltelijk in het gelijk gesteld. Op het punt van de aansprakelijkheid van [gedaagde] is [eiseres] volledig in het gelijk gesteld. Het toewijsbare bedrag is echter aanzienlijk lager dan het gevorderde bedrag. Op dat punt is [gedaagde] overwegend in het gelijk gesteld. De rechtbank ziet hierin aanleiding de kosten te compenseren.
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen EUR2.500,00;
5.2. verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.3. compenseert de proceskosten, in dier voege dat partijen ieder de eigen kosten dragen;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Hek en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2007.