ECLI:NL:RBZLY:2007:BA3861
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking WAO-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van eiser door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) per 23 oktober 2006. Eiser, die eerder een uitkering ontving op basis van arbeidsongeschiktheid, heeft bezwaar aangetekend tegen deze intrekking. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de verzekeringsarts S. Smeding een gedegen onderzoek heeft uitgevoerd, waarbij eiser werd beoordeeld op zijn fysieke en psychische beperkingen. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts terecht heeft vastgesteld dat eiser minder dan 15% arbeidsongeschikt is, en dat de intrekking van de uitkering op medische gronden gerechtvaardigd is.
Eiser heeft echter betoogd dat het lichamelijk onderzoek te beperkt was en dat zijn situatie niet correct is beoordeeld. De rechtbank heeft deze argumenten niet gevolgd, maar heeft wel geconstateerd dat de arbeidsdeskundige A. de Ruiter onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de functies die aan eiser zijn voorgehouden passend zijn, gezien de signaleringen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit om deze reden voor vernietiging in aanmerking komt, omdat het niet voldoet aan de eisen van artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het UWV gelast om het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat voor zowel eiser als het bestuursorgaan hoger beroep open, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingesteld.