ECLI:NL:RBZLY:2007:AZ9345

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
15 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/867 WWB
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bijzondere bijstand voor crematiekosten en de rechterlijke toetsing van het besluit

In deze zaak staat de vraag centraal of het besluit van verweerder om eiseres een bedrag van € 442,23 aan bijzondere bijstand toe te kennen voor de crematiekosten van haar moeder, de rechterlijke toets kan doorstaan. Eiseres heeft op 4 mei 2004 de uitvaartverzorging ingeschakeld voor de crematie van haar moeder, waarvoor een kostenbegroting van € 5429,41 is opgesteld. Eiseres heeft een uitkering van € 588,86 ontvangen van een uitvaartpolis en heeft een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend bij verweerder. Verweerder heeft op 29 november 2005 besloten om eiseres een bedrag van € 442,23 toe te kennen, na aftrek van de uitkering en rekening houdend met de maximale vergoeding van € 2800,00 voor crematiekosten. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit is ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft de zaak op 9 januari 2007 behandeld, waarbij eiseres in persoon aanwezig was, bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank overweegt dat de kosten van een crematie niet tot de noodzakelijke kosten van de overledene behoren, maar tot de passiva van de nalatenschap. Eiseres en haar broers en zussen zijn erfgenamen en kunnen bijzondere bijstand aanvragen voor hun aandeel in de kosten, mits hun erfdeel niet toereikend is. De rechtbank concludeert dat verweerder binnen de grenzen van redelijkheid heeft gehandeld door een bedrag van € 2800,00 als voldoende te beschouwen voor de crematiekosten.

De rechtbank oordeelt dat het besluit van verweerder voldoende gemotiveerd is en dat het beroep van eiseres ongegrond wordt verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding om een partij te veroordelen in de kosten van de procedure. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 februari 2007, en er staat hoger beroep open voor belanghebbenden.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige Kamer
Reg.nr.: AWB 06/867 WWB
UITSPRAAK
in het geschil tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: mw mr.drs. H.M.A.W. Erven, advocaat en procureur
te Almere
en
het college van burgemeester en wethouders van Almere, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 23 maart 2006 (verzonden 3 april 2006).
2. Procesverloop
Bij besluit van 29 november 2005 (verzonden: 30 november 2005) heeft verweerder eiseres op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB) in aanmerking gebracht voor bijzondere bijstand ten bedrage van € 442,23 voor de kosten in verband met de crematie van de moeder van eiseres.
Tegen dit besluit is op 15 december 2005, aangevuld op 12 januari 2006 een bezwaarschrift ingediend.
Bij het bestreden besluit is dit bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Op 12 april 2006 is tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 22 mei 2006 een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is op 9 januari 2007 ter zitting behandeld.
Eiseres is in persoon verschenen bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mw mr P.E.C. Botman.
3. Motivering
In geding is de vraag of verweerders besluit om eiseres voor de kosten van de crematie van haar moeder een bedrag van € 442,23 aan bijzondere bijstand toe te kennen, de rechterlijke toets kan doorstaan.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van deze vraag uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op [...] 2004 is de moeder van eiseres overleden. Eiseres heeft op 4 mei 2004 uitvaartverzorging Ab-ire benaderd met het verzoek om de crematie van haar moeder te verzorgen. Eiseres heeft vervolgens een kostenbegroting ten bedrage van € 5429,41 ontvangen. Eiseres is akkoord gegaan met de kostenbegroting en zij heeft opdracht voor de uitvaart gegeven.
Op 1, respectievelijk 3 juni 2005 is in verband met het overlijden van de moeder van eiseres op een uitvaartpolis een bedrag van in totaal € 588,86 uitgekeerd aan eiseres.
Eiseres is tezamen met haar vier broers en zussen enig erfgenaam van de moeder van eiseres. Eiseres en haar broers en zussen hebben de erfenis bij akte van 6 juni 2005 beneficiair aanvaard.
Eiseres heeft op 7 november 2005 een aanvraagformulier bijzondere bijstand voor de kosten van de crematie van haar moeder ingediend bij verweerder.
Bij het besluit van 29 november 2005 heeft verweerder eiseres bijzondere bijstand toegekend tot een bedrag van € 442,23. Verweerder heeft bij de berekening van dit bedrag rekening gehouden met de maximale vergoeding van € 2800,00 minus de van de verzekering ontvangen bedragen ad € 588,86. Het resterende bedrag van € 2211,14 is toegerekend aan alle vijf kinderen van de moeder van eiseres.
Per kind is het bedrag van de crematiekosten € 442,23.
Eiseres stelt primair dat verweerder bij de toekenning van bijzondere bijstand had moeten uitgaan van de kosten van de crematie ten bedrage van € 5429,41 minus het van de verzekering ontvangen bedrag. Aldus zou eiseres een bedrag toekomen van € 4840,55 : 5 = € 968,11. Eiseres stelt subsidiair dat verweerder niet is ingegaan op de door haar genoemde dringende redenen op grond waarvan het maximum bedrag van € 2800,00 toegekend had moeten worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
Artikel 35, eerste lid van de WWB bepaalt dat de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag,
het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
De rechtbank overweegt dat de kosten van een begrafenis of crematie op grond van vaste rechtspraak niet geacht te behoren tot de noodzakelijke kosten van de overledene zelf, maar behoren zij tot de passiva van de nalatenschap. Deze kosten komen voor rekening van de erfgenamen, die ieder voor zich en op persoonlijke titel bijzondere bijstand kunnen aanvragen, voor zover hun erfdeel niet toereikend is en het hen aan middelen ontbreekt om hun aandeel in deze kosten te voldoen.
Ingevolge het beleid van verweerder wordt voor een begrafenis of crematie een vergoeding van € 2800,00 voldoende geacht. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat de gemeente bij de vaststelling van dit bedrag uitgaat van de kosten van een sobere begrafenis waarbij voor de bepaling van de kosten wordt uitgegaan van Nibud-prijzen.
De rechtbank overweegt dat de aan verweerder toekomende beleidsvrijheid meebrengt dat zij - binnen de grenzen der redelijkheid - kan vaststellen welke kosten noodzakelijk worden geacht. Verweerder heeft een bedrag van € 2800,00 toereikend geacht om de noodzakelijke kosten van een begrafenis of crematie te dekken. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat het door verweerder bij de toepassing van artikel 35 eerste lid van de WWB in gevallen als het onderhavige gevoerde beleid niet blijft binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling.
Verweerder heeft € 2800,00 - € 588,86 : 5 = € 442,23 aangemerkt als noodzakelijke kosten voor eiseres. De rechtbank acht deze berekeningswijze niet onjuist.
Verwijzing naar de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van respectievelijk 29 maart 2005 en 5 juli 2005 (LJN AT3483 en AT9436) kan eiseres niet baten. In die zaken waren de in aanmerking te nemen kosten niet in geschil, hetgeen in het onderhavige geval wel het geval is.
De rechtbank merkt met betrekking tot de door eiseres aangevoerde dringende redenen op dat eiseres zichzelf in de positie heeft gebracht dat zij de kosten van de crematie heeft moeten betalen. Eiseres is een overeenkomst aangegaan met de uitvaartverzorger, zonder de zekerheid dat de begrote kosten werden gedekt door de begrafenisverzekering van haar moeder en zonder de zekerheid dat de crematiekosten mede werden gedragen door haar broers en zussen. Dat naar eiseres stelt haar broers en zussen de erfenis van haar overleden moeder hebben verworpen is in dit verband niet van belang.
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de behandeling naar voren is gebracht komt de rechtbank tot de slotsom dat het besluit van verweerder, eiseres een bedrag van € 442,23 aan bijzondere bijstand voor de crematiekosten toe te kennen voldoende is gemotiveerd. Het bestreden besluit kan de rechterlijke toets doorstaan. Het beroep wordt ongegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding een partij te veroordelen in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken.
4. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Gewezen door mr. G.P. Loman en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2007 in tegenwoordigheid van G. Ballast als griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
afschrift verzonden op