RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige Kamer
Reg.nrs.: AWB 06/1306, 06/1307, 06/1308, 06/1309, 06/1310, 06/1311, 06/1312, 06/1313, 06/1314, 06/1315, 06/1316, 06/1317, 06/1318, 06/1318, 06/1319 en 06/1320
[eiser 1], wonende te [woonplaats 1],
[eiser 2], wonende te [woonplaats 2]
[eiser 3], wonende te [woonplaats 3]
[eiser 4], wonende te [woonplaats 3],
[eiser 5], wonende te [woonplaats 5],
[eiser 6], wonende te [woonplaats 6],
[eiser 7], wonende te [woonplaats 7,
[eiser 8], wonende te [woonplaats 3],
[eiser 9], wonende te [woonplaats 7],
[eiser 10], wonende te [woonplaats 3],
[eiser 11], wonende te [woonplaats 3],
[eiser 12], wonende te [woonplaats 3],
[eiser 13], wonende te [woonplaats 3],
[eiser 14], wonende te [woonplaats 3],
[eiser 15], wonende te [woonplaats 15],
eisers,
gemachtigde: [gemachtigde], directeur van [werkgever] Daktechniek B.V.,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemers-verzekeringen (UWV), gevestigd te Amsterdam (kantoor Eindhoven), verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluiten van verweerder d.d. 12 april 2006.
2. Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluiten van 12 januari 2006 heeft verweerder eisers aanvragen om een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) wegens weersomstandigheden afgewezen.
Tegen deze besluiten hebben eisers op 9 februari 2006 bezwaarschriften ingediend.
Bij de bestreden besluiten zijn deze bezwaarschriften ongegrond verklaard.
Op 23 mei 2006 is tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 24 augustus 2006 een verweerschrift ingezonden.
De beroepen zijn op 15 november 2006 ter zitting behandeld.
Eisers zijn niet in persoon verschenen doch bij gemachtigde, de heer [gemachtigde].
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door de heer A.G. Lavrijsen.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of verweerder op juiste gronden de aanvragen om een WW-uitkering wegens onwerkbaar weer heeft geweigerd.
Bij de beoordeling gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eisers waren in november en december van het jaar 2005 in dienst van [werkgever] Daktechniek BV. Eisers waren destijds werkzaam als dakdekker.
Eisers hebben een WW-uitkering aangevraagd wegens onwerkbaar weer, te weten vorst. Volgens eisers was sprake van onwerkbaar weer op 18, 22 en 30 november 2005 en op 1, 2 en 9 december 2005, op verschillende locaties in Nederland.
Verweerder heeft de aanvragen om een WW-uitkering op de hierboven genoemde data afgewezen onder de overweging dat aan de norm van onwerkbaar weer niet is voldaan, nu metingen hebben uitgewezen dat op de van belang zijnde tijdstippen geen sprake was van een temperatuur van -0,5 graden Celsius of kouder.
Ingevolge artikel 18 van de WW heeft de werknemer die werkloos is uitsluitend als gevolg van vorst, sneeuwval, hoog water of andere buitengewone natuurlijke omstandigheden recht op uitkering voor de duur van de buitengewone omstandigheid.
Artikel 7:628, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de werknemer het recht op het naar tijdruimte vastgestelde loon behoudt, indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen.
UWV stelt vast of er sprake is van onwerkbaar weer en hoe lang de periode van onwerkbaar weer duurt.
Verweerder hanteert sinds 28 september 2005 een nieuw – vereenvoudigd- beleid ten aanzien van het vaststellen van onwerkbaar weer. Op grond van het nieuwe beleid is sprake van onwerkbaar weer (vorst) indien het –0,5 graden Celsius is op het dichtstbijzijnde meetpunt van weerbureau HWS om 7 uur ’s ochtends en om 10 uur ’s ochtends. Slechts steekproefsgewijs en in geval van gerede twijfel komt een inspecteur van de afdeling WW van UWV langs op het werk om de situatie te beoordelen. In dit beleid zijn niet langer meer specifiek afgestemde criteria opgenomen op bitumineuze-en kunststof-dakdekkingsbedrijven.
Eisers stellen ten eerste dat zij niet op de hoogte waren van het nieuwe beleid. De in september 2005 verzonden brochure waarin het nieuwe beleid werd uiteengezet heeft de werkgever, [werkgever] Daktechniek B.V., eerst op 12 juli 2006 ontvangen nadat hij verweerder hierom telefonisch had verzocht.
Ten tweede zijn eisers van mening dat in het nieuwe beleid ten onrechte geen rekening meer wordt gehouden met de specifieke kenmerken van het werk in bitumineuze-en kunststof-dakdekkingsbedrijven, waardoor dat beleid voor die bedrijven nadelig uitpakt.
Voorheen golden afwijkende voorwaarden met betrekking tot het vaststellen van onwerkbaar weer voor bitumineuze-en kunststof-dakdekkingsbedrijven. Naast temperatuur (vorst), speelde luchtvochtigheid en het soort materiaal waarmee gedekt werd een rol. Een betaalinspecteur van Cordaris kwam langs op het werk, beoordeelde de situatie en gaf een advies omtrent de onwerkbaarheid van het weer, welke door de voormalige uitvoeringsinstelling Sociaal Fonds Bouwnijverheid (SFB) werd opgevolgd. Deze kende dan vervolgens een uitkering toe.
Ten derde zijn eisers van mening dat, doordat een uniform criterium, te weten –0,5 graden Celsius op vaststaande plekken en tijdstippen, ingevoerd is, dit ten nadele van bitumineuze-en kunststof-dakdekkingsbedrijven uitpakt. Dakdekkingsbedrijven werken vaak op grote hoogte terwijl bij de meetstations de temperatuur op 1,20 m. hoogte gemeten wordt. Er wordt bovendien geen rekening gehouden met de mate van luchtvochtigheid, terwijl bij een luchtvochtigheid van > 80% met bepaalde materialen niet gewerkt kan worden. Ook wordt ten onrechte geen rekening meer gehouden met het soort materiaal waarmee gewerkt wordt.
Verweerder heeft ter zitting verklaard ieder jaar in september een set met aanvraagformulieren en een informatiebrochure waarin het beleid wordt uiteengezet, aan alle werkgevers die in voorgaande jaren een uitkering wegens onwerkbaar weer hebben aangevraagd, automatisch toe te zenden.
Verweerder stelt het gewijzigde beleid te hebben ingevoerd in het kader van uniformering van het beleid in verschillende bedrijfstakken. Het SFB is inmiddels opgeheven en de aanvragen om een WW-uitkering wegens onwerkbaar weer worden centraal op kantoor Eindhoven behandeld. Het UWV is vervolgens een objectieve norm gaan hanteren door enkel af te gaan op de metingen van de weerstations van HWS. De beoordelingen van de inspecteurs van Cordaris waren volgens verweerder niet altijd objectief. Volgens verweerder gingen de inspecteurs vaak (onder druk) “om” op het moment dat zij een werk bezochten. Verweerder heeft daarom gekozen voor een uniform objectief criterium.
De rechtbank overweegt als volgt.
Namens eisers is ter zitting verklaard dat [werkgever] Daktechniek B.V. ieder jaar in september een set met aanvraagformulieren en een informatiebrochure waarin het beleid wordt uiteengezet, van verweerder heeft ontvangen, behalve in het jaar 2005.
De rechtbank acht onder die omstandigheden onvoldoende aannemelijk dat het informatiepakket in het jaar 2005 niet aan eiser zou zijn toegezonden. Daarnaast had het op de weg van de werkgever gelegen om contact op te nemen met verweerder indien hij geen aanvraagformulieren en informatiebrochure had ontvangen terwijl dit een gedurende vele jaren vaste gang van zaken was. Bovendien is het nieuwe beleid gepubliceerd op de website van verweerder en had eiser zich ook via die weg op de hoogte kunnen stelling van de van toepassing zijnde regelgeving. Het argument van eisers dat zij niet op de hoogte hadden kunnen zijn van het gewijzigde beleid treft derhalve geen doel.
Voorts stelt de rechtbank vast dat (de rechtsvoorgangster van) verweerder jarenlang bijzonder beleid heeft gevoerd ten aanzien van bitumineuze-en kunststof-dakdekkingsbedrijven. Het staat verweerder vrij om haar beleid te wijzigen; zij dient dan echter wel te motiveren waarom de bijzondere voorwaarden die voorheen golden bij beantwoording van de vraag of ten aanzien van bitumineuze-en kunststof-dakdekkingsbedrijven sprake was van onwerkbaar weer thans geen rol meer (hoeven te) spelen. Dat verweerder er de voorkeur aan geeft in dat verband uniforme, objectieve normen te hanteren kan daarbij geen rol spelen: ook luchtvochtigheid, de af-of aanwezigheid van een sneeuwdek en de aard van de gebruikte materialen zijn objectieve maatstaven.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de bestreden besluiten onvoldoende deugdelijk zijn gemotiveerd en dat zij moeten worden vernietigd. De beroepen zijn gegrond. Verweerder dient met inachtneming van deze uitspraak nieuwe beslissingen op de bezwaarschriften van eisers te nemen.
De rechtbank ziet geen aanleiding een partij te veroordelen in de kosten die eisers in verband met het instellen van beroep redelijkerwijs hebben moeten maken.
Er bestaat aanleiding te bepalen dat het door eisers betaalde griffierecht ad € 38,-- wordt vergoed.
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op een nieuwe besluiten op de bezwaren te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- gelast dat verweerder aan eisers het door hem betaalde griffierecht ad € 38,-- vergoedt.
Gewezen door mr. J.F.M.J. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2007 in tegenwoordigheid van mr. R.D. Hemminga als griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.