vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 20 september 2006
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: 111913 / HA ZA 05-1021 van
[eiseres in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie,
procureur mr. J. Kok,
1. de besloten vennootschap DEEN POLYESTER CONSTRUCTIES B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te [plaats], gemeente [plaats],
gedaagde sub 1 in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie;
2. de besloten vennootschap DEEN BEHEER B.V.,
gevestigd te [plaats], gemeente [plaats],
gedaagde sub 2 in conventie,
procureur mr. D. Meulenberg,
advocaat mr. M.R. Gans te Groningen
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer 114897 / HA ZA 05-1439 van
1. de besloten vennootschap DEEN POLYESTER CONSTRUCTIES B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te [plaats], gemeente [plaats],
eiseres sub 1 in vrijwaring,
2. de besloten vennootschap DEEN BEHEER B.V.,
gevestigd te [plaats], gemeente [plaats],
eiseres sub 2 in vrijwaring,
procureur mr. D. Meulenberg,
advocaat mr. M.R. Gans te Groningen
de naamloze vennootschap
NATIONALE NEDERLANDEN LEVENSVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats],
gedaagde in vrijwaring,
procureur mr. J.A. van Wijmen,
advocaat mr. R.J.G. Veugelers te [plaats].
1. De procedure in de hoofdzaak
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- het vonnis in het vrijwaringsincident van 26 oktober 2005,
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in (voorwaardelijke) reconventie,
- de conclusie van repliek in conventie, antwoord in reconventie,
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in (voorwaardelijke) reconventie,
- de akte tevens conclusie van dupliek in reconventie,
- de antwoordakte in conventie.
1.2. Tenslotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de vrijwaringszaak
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek,
- de akte,
- de antwoordakte,
2.2. Tenslotte is vonnis bepaald.
In hoofdzaak en vrijwaringszaak kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
3.1. Eiseres was tot aan diens overlijden op 24 november 2003 gehuwd met [de man], destijds werknemer van gedaagde sub 1 (hierna: Deen B.V.), zijnde de dochteronderneming cq werkmaatschappij van [naam] rechtsopvolgster Deen Beheer B.V., gedaagde sub 2. Voor zijn dienstverband met [naam] was wijlen [de man] werkzaam bij Poly-In [plaats] B.V., welke onderneming in het najaar van 1999 op haar beurt was overgenomen door [naam].
3.2. Tijdens wijlen [de man ]’ dienstverband bij Poly-In heeft deze zorg gedragen voor een ANW-hiatenpensioenverzekering te zijnen gunste. Deze is onder contractnummer 11743 afgesloten bij Nationale Levensverzekering Maatschappij N.V., de gedaagde in de vrijwaringszaak. Na zijn indiensttreding bij [naam] op 1 oktober 1999 door overgang van de onderneming van Poly-In naar [naam], heeft laatstgenoemde de ANW-hiatenpensioenovereenkomst ten behoeve van wijlen [de man] bij Nationale Nederlanden voortgezet onder contractnummer 32812. Maandelijks werd op het loon van [de man] een bedrag aan premie ingehouden.
3.3. Per 15 juli 2002 is [naam] overgenomen door Deen Beheer B.V. [de man] is in dienst getreden van Deen B.V., gedaagde sub 1. Deen B.V. heeft toegezegd de ANW-hiatenpensioenverzekering te zullen voortzetten. Op het salaris van [de man] werd ook door Deen B.V., eveneens maandelijks, een premiebedrag ingehouden gelijk dat voorheen door [naam] geschiedde.
3.4. Na het overlijden van [de man] zou eiseres, begunstigde onder de verzekering, aanspraak hebben gehad op uitkering van het verzekerde bedrag. Evenwel bleek de verzekering in strijd met de toezegging door Deen B.V. niet te zijn voortgezet en door Nationale Nederlanden met terugwerkende kracht te zijn beëindigd per 15 juli 2002. Eiseres zou recht hebben gehad op een bruto uitkering per jaar van EUR 12.300,-- indien de verzekering was voortgezet.
3.5. Deen B.V. heeft zich aanvankelijk de belangen van eiseres aangetrokken door haar maandelijks EUR 500,-- netto te betalen doch die betalingen zijn door Deen B.V. per 1 januari 2005 stop gezet.
4.1. Eiseres vordert op grond van tekortkoming in de nakoming van hetgeen zij kwalificeert als een derdenbeding subsidiair op grond van onrechtmatige daad een verklaring voor recht dat Deen Beheer en/of Deen B.V. (hoofdelijk) aansprakelijk is/zijn voor de door haar geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat. Voorts vordert zij gedaagden te veroordelen om haar bij wijze van voorschot op de schade een bedrag van EUR 12.300,-- bruto althans een bedrag van EUR 6.000,-- netto in 12 maandelijkse termijnen van EUR 500,00 te betalen.
4.2. Gedaagden, die in voorwaardelijke reconventie het door Deen B.V. aan [de man] betaald “voorschot” van EUR 7.000,-- netto terugvorderen, bepleiten niet ontvankelijkheid van eiseres in haar vordering tegen Deen Beheer en voor het overige afwijzing van haar vordering. In voorwaardelijke reconventie vordert Deen B.V. terugbetaling van het in totaal door haar (naar haar zeggen bij wijze van voorschot) aan eiseres betaalde bedrag van EUR 7.000,-- netto, zulks onder de voorwaarde dat (in de vrijwaring) niet komt vast te staan dat de betalingsverplichting onder de ANW-hiatenpensioenverzekering op Nationale Nederlanden rust.
4.3. In de vrijwaring vordert Nationale Nederlanden afwijzing van de vordering van beide Deen-ondernemingen die er toe strekt Nationale Nederlanden te veroordelen tot al hetgeen waartoe Deen Beheer en Deen B.V. in de hoofdzaak zullen worden veroordeeld.
5. Het verweer van gedaagden.
Samengevat komt het standpunt van gedaagden in de hoofdzaak op het volgende neer.
5.1. Eiseres is in haar vordering tegen Deen Beheer niet ontvankelijk omdat wijlen [de man] niet bij Deen Beheer in dienst is getreden terwijl deze de onderhavige verzekeringsovereenkomst ook niet heeft afgesloten en deze evenmin heeft opgezegd.
5.2. Deen B.V. had ten tijde van de overname van [naam] door Deen Beheer B.V. de pensioenvoorzieningen voor haar werknemers ondergebracht bij de Goudse Verzekerings Maatschappij N.V. Met haar assurantiemakelaar [naam] heeft zij afgesproken dat ook de oud-[naam]medewerkers zouden overgaan naar de Goudse. Deen B.V. beschouwde zich op dit gebied als onvoldoende deskundig en heeft [naam] daarom ingeschakeld. Slechts 3 oud-medewerkers van [naam] zijn mee overgegaan naar de Deen-pensioenregeling. De overigen, onder wie [de man], hebben daarvan afstand gedaan. De bedoeling was dat [de man]s bij Nationale Nederlanden lopende ANW-hiatenpensioenverzekering zou worden overgenomen door de Goudse. In rechtstreeks telefonisch contact van Deens medewerker [naam], hoofd Personeel en Organisatie, met Nationale Nederlanden op 18 september 2003 heeft [medewerker] gezegd dat tenaamstelling van de bewuste verzekeringspolis, die nog op naam stond van [naam], diende te worden gewijzigd in Deen B.V. Toen uit een brief van Nationale Nederlanden van 20 oktober 2003 aan Deen B.V. bleek dat Nationale Nederlanden uit het op 18 september 2003 tussen haar en [medewerker] besprokene en ook uit een eerdere schriftelijke mededeling van Deen B.V. van mei 2003 had geconcludeerd dat de verzekering van [de man] was opgezegd in plaats van dat slechts de tenaamstelling was gewijzigd, heeft Deen B.V. direct aan [naam] gevraagd te bevorderen dat een en ander zou worden gerepareerd. Deen B.V. heeft nimmer de bedoeling gehad om de verzekering met terugwerkende kracht (voor zover dat laatste al mogelijk was) te beëindigen en [medewerker] was daartoe ook niet bevoegd. Van een opzegging is ook helemaal geen sprake geweest, hooguit van een misverstand tussen Deen B.V. en Nationale Nederlanden althans van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Voor mogelijke nalatigheden van [naam] is Deen B.V. niet aansprakelijk. Diens fouten kunnen niet op haar worden afgewenteld.
5.3. Indien al in rechte zou komen vast te staan dat de verzekeringsovereenkomst is beëindigd vóór het overlijden van wijlen [de man] – dat is niet het geval als er van uitgegaan moet worden dat beëindiging slechts mogelijk was tegen het einde van het kalenderjaar – betekent dat nog niet dat Deen B.V. toerekenbaar tekort is geschoten. Het gestelde handelen is niet gericht geweest tegen eiseres, die overigens niet heeft gesteld de vordering namens wijlen haar echtgenoot in te stellen. Van toerekenbaarheid in het verband van onrechtmatige daad is evenmin sprake.
5.4. Eiseres heeft als begunstigde een rechtstreekse vordering op Nationale Nederlanden gekregen en zij had daarom die verzekeraar moeten dagvaarden. Voor zover al sprake zou zijn van een derdenbeding ziet dat op de verhouding tussen eiseres en Nationale Nederlanden, niet op de verhouding tussen Deen B.V., eiseres en wijlen haar echtgenoot [de man]. Tussen Deen B.V. en [de man] gold alleen de arbeidsrechtelijke verhouding. Aan een eventueel tekortschieten van Deen B.V. in die relatie kan eiseres geen rechten ontlenen.
5.5. Noch het feit dat Deen B.V. gedurende enige tijd maandelijkse betalingen aan eiseres heeft gedaan noch de omstandigheid dat zij op enig moment aan eiseres bij wijze van schikking een afkoopsom heeft voorgesteld impliceert erkenning van aansprakelijkheid tegenover eiseres voor de ontstane situatie en de gevolgen daarvan.
5.6. Tenslotte geldt dat de hoogte van de schade, gekapitaliseerd een bedrag van EUR 450.000,00 totdat wijlen [de man] de 65-jarige leeftijd zou hebben bereikt, in geen redelijke verhouding staat tot de korte periode dat hij bij Deen B.V. werkzaam is geweest, in welke periode hij overigens geen feitelijke werkzaamheden heeft verricht omdat hij toen arbeidsongeschikt was.
6.1. De rechtbank deelt de mening van Deen B.V. dat eiseres niet ontvankelijk is in haar vordering voor zover deze is gericht tegen Deen beheer B.V.. Niet is gebleken dat grond bestaat de houdstermaatschappij aansprakelijk te houden voor fouten of nalatigheden die mochten zijn begaan door haar werkmaatschappij Deen B.V.. Uit de in zoverre niet weersproken stellingen van Deen B.V. blijkt dat zowel wijlen [de man] als voornoemd hoofd Personeel en Organisatie [medewerker] een dienstverband bij haar hadden en niet bij de holding.
6.2. De rechtbank volgt niet het standpunt van Deen B.V. dat zij niet aansprakelijk is voor de door eiseres als gevolg van de opzegging van de ANW-hiatenpensioenverzekering geleden schade. Beëindiging van de verzekering door Nationale Nederlanden is het kennelijk gevolg geweest van onachtzaamheid van Deen B.V. respectievelijk van haar assurantietussenpersoon [naam] voor wiens fouten Deen B.V. op grond van BW artikel 6:76 aansprakelijk is. De niet onderbouwde stelling van Deen B.V. dat dat laatste niet het geval is moet worden verworpen. Een en ander wordt hierna nader uitgewerkt.
6.3. Toen Nationale Nederlanden bij brief van 10 september 2003 aan Deen B.V. had meegedeeld dat “de [naam]-relatie” (conclusie van antwoord 7) met contractnummer 32812 per 15 juli 2002 “wordt” beëindigd heeft op 18 september 2003 telefonisch overleg plaatsgevonden tussen [medewerker] en Nationale Nederlanden waarbij [medewerker] heeft aangegeven dat de ANW-hiatenpensioenverzekering van [naam] B.V. met als begunstigde wijlen [de man] overgeschreven diende te worden op Deen B.V.. Uit een brief van 20 oktober 2003 was gebleken dat Nationale Nederlanden die boodschap verkeerd had begrepen en de verzekering had beëindigd, aldus Deen B.V. [medewerker] had onmiddellijk gereageerd, niet ten overstaan van Nationale Nederlanden zelf maar door Deens tussenpersoon [naam] opdracht te geven een en ander in direct contact met Nationale Nederlanden te corrigeren. Dat is blijkbaar niet gebeurd en Deen B.V. heeft, zo moet worden geconcludeerd, niet gecontroleerd of [naam] aan de opdracht had voldaan. Dat laatste is ernstig verwijtbaar en levert een toerekenbaar tekortschieten van Deen B.V. op uit hoofde van haar toezeggingen aan wijlen [de man] in het kader van diens arbeidsovereenkomst.
6.4. Het argument dat [medewerker] niet bevoegd zou zijn geweest Deen B.V. te vertegenwoordigen in de contacten met Nationale Nederlanden moet worden verworpen. Deen B.V. heeft niet duidelijk gemaakt waarom Nationale Nederlanden had moeten begrijpen dat een hoofd Personeel en Organisatie geen wijziging van de tenaamstelling van de verzekering mocht verlangen, en dat is wat [medewerker] blijkbaar heeft gedaan althans heeft willen doen. Hij heeft de verzekering niet opgezegd, aldus Deen B.V., zodat hij blijkbaar ook niet zijn bevoegdheid heeft overschreden, nog daargelaten de vraag welke waarde aan dat argument moet worden gehecht in de relatie tussen Deen B.V. en eiseres.
6.5. Ook de overige argumenten van Deen B.V. treffen geen doel. Door afstand te doen van zijn recht op voortzetting van zijn pensioenverzekering bij de Goudse Verzekeringsmaatschappij heeft wijlen [de man] geen afstand gedaan van zijn recht om op vrijwillige basis (artikel 16 c van de Algemene bepalingen bij de arbeidsovereenkomst voor de Deen Groep”; productie 12 conclusie van repliek) zich daarnaast te verzekeren “tegen het hiaat dat is ontstaan door wijzigingen in de Algemene Nabestaandenwet”. De stelling van Deen B.V. dat voor dat argument steun is te vinden in de als onderdeel van productie 4 overgelegde Basis-Polis van Nationale Nederlanden en in productie 6 bij de dagvaarding kan niet worden gevolgd. Het gaat daar om beëindiging van een pensioenverzekering “anders dan door overlijden van de verzekerde” die door Poly-In [plaats] B.V. bij Nationale Nederlanden was afgesloten. Deen B.V. had haar pensioenverzekeringen echter bij de Goudse lopen. Niet is gebleken dat de Goudse zich van eenzelfde argument zou hebben bediend in geval van afstand van wijlen [de man] van zijn recht om zijn ouderdomspensioen bij de Goudse verzekerd te houden. Indien de Goudse dat wel zou hebben gedaan, hetgeen niet is gesteld, had wijlen [de man] door Deen B.V. als goed werkgever op die consequentie van afstand van voortzetting van zijn ouderdomspensioen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moeten worden gewezen. Overigens blijkt Deen B.V. er in haar conclusie van dupliek zelf vanuit te gaan “dat deze mogelijkheid (namelijk van twee separate verzekeringen – rechtbank) kennelijk bestond”.
6.6. Het argument tenslotte dat wijlen [de man] al geruime tijd arbeidsongeschikt was, dat na ommekomst van zijn WAO-termijn de arbeidsrelatie door Deen B.V. zou zijn beëindigd en dat toewijzing van de vordering van eiseres daarom een disproportioneel effect zou krijgen vraagt om toetsing aan veronderstellingen omtrent toekomstige feiten en dus onzekerheden waarmee geen rekening kan worden gehouden. Voorts houdt dat argument geen rekening met het gegeven:
a) dat het gaat om een risicoverzekering ten behoeve van nabestaanden;
b) dat wijlen [de man] al geruime tijd in dienst was bij rechtsvoorgangers van Deen B.V. (vgl. BW art. 7:663);
c) dat het verzekerde hiatenpensioen gelijk is aan het bedrag op jaarbasis krachten de Algemene nabestaandenwet als geldend per 1 januari van het betreffende jaar;
d) dat na ingang van het pensioen het verzekerd bedrag ( in casu EUR 12.300,--) geen wijzigingen meer zal ondergaan. (vgl. productie 6 bij dagvaarding).
Voor het overige dient de werkelijke omvang van de schade van eiseres in de schadestaatprocedure aan de orde te worden gesteld.
6.7. De vordering in conventie is toewijsbaar. Deen B.V. zal als de geheel in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden verwezen.
In (voorwaardelijk) reconventie
6.8. Nu uit zowel het hierboven overwogene als uit de rechtsoverwegingen en het dictum in de vrijwaringszaak blijkt dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de reconventie is ingesteld, dient die vordering te worden afgewezen. Ook in reconventie zal Deen B.V. in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
6.9. De kern van de stellingen van Deen in de vrijwaring is, dat haar medewerker [medewerker] in telefonisch overleg met Nationale Nederlanden op 18 september 2003 (slechts) heeft aangegeven dat de ANW-hiatenpensioenverzekeringen op naam van [naam] voor onder meer wijlen [de man] moesten worden overgezet op naam van Deen B.V. Dit was bevestigd in een e-mail van mevrouw [naam], een andere medewerker van Deen B.V., van dezelfde datum.
6.10. De rechtbank kan daarin echter geen bevestiging als bedoeld door Deen zien. In de e-mail worden enerzijds enkele vragen gesteld en wordt verder onder meer vermeld:
Overgang ANW-hiatenverzekering
Zie overgang pensioenregeling. Het betreft hier werknemers [naam], [naam], [naam] en [de man].
Omdat Nationale Nederlanden klaarblijkelijk, en naar het oordeel van de rechtbank niet zonder reden, uit een eerder bericht van Deen van 26 mei 2003 (productie 1 conclusie van antwoord in vrijwaring) van Deen B.V. had begrepen dat slechts 3 werknemers van Deen, onder wie niet wijlen [de man], [naam], [naam] en [naam], hun ouderdomspensioen wilden zien overgezet naar het ouderdomspensioenfonds van Deen ( bij de Goudse), heeft Nationale Nederlanden kennelijk zowel uit het telefoongesprek van 18 september 2003 als uit de e-mail van mevrouw [naam] geconcludeerd (“ANW-hiatenverzekering: zie overgang pensioenregeling”) en per brief van 20 oktober 2003 nog eens uitdrukkelijk bevestigd dat “de ANW-hiatenverzekeringen zonder recht op verdere uitkering (zijn) komen te vervallen. Voor de werknemers [naam], [naam], [naam] en [de man] wordt de verzekering voortgezet bij de Goudse Levensverzekering waar de collectieve ANW-hiatenverzekering van Deen polyester loopt”.
6.11. Of Nationale Nederlanden uit de mededelingen van beide medewerkers van Deen B.V. terecht de conclusie heeft getrokken dat de ANW-hiatenverzekeringen van genoemde vier werknemers van Deen B.V. moesten worden beëindigd, is van geen belang in het licht van de omstandigheid dat Nationale Nederlanden op 20 oktober 2003 schriftelijk heeft bevestigd dat zij die conclusie had getrokken, dat Deen naar zij zelf stelt heeft ingezien dat dat de verkeerde conclusie was, dat zij vervolgens haar assurantietussenpersoon [naam] opdracht heeft gegeven een en ander te redresseren, dat deze dat blijkbaar heeft nagelaten en dat Deen B.V. in gebreke is gebleven behoorlijk te controleren – zoals zij had behoren te doen – of door [naam] aan de opdracht was voldaan. Het ging om grote belangen voor een viertal werknemers. Van Deen mocht worden verlangd dat zij met des te groter zorgvuldigheid die belangen had bewaakt.
6.12. Overigens is noch in de hoofdzaak noch in de vrijwaring aan de orde gekomen of ook de heren [naam], [naam] en [naam] dan wel hun eventuele nabestaanden slachtoffer van dezelfde nalatigheden van Deen B.V. zijn geworden. Mocht dat niet het geval zijn dan is wellicht niet geheel bezijden de waarheid hetgeen in de hoofdzaak (akte ter rolle van 3 mei 2006) door eiseres wordt gesuggereerd, namelijk dat Deen B.V. reeds het voornemen had de arbeidsovereenkomst met [de man] vanwege diens langdurige arbeidsongeschiktheid te beëindigen en hem daarom niet meer in aanmerking wilde laten komen voor de collectieve ANW-hiatenpensioenverzekering.
6.12. De vordering in de vrijwaring moet worden afgewezen. Eiseressen in vrijwaring zullen als de geheel in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden verwezen.
in de hoofdzaak in conventie
7.1 Verklaart eiseres niet-ontvankelijk in haar vordering, voor zover deze is gericht tegen Deen Beheer B.V.,
7.2 Veroordeelt eiseres in de proceskosten, aan de zijde van Deen beheer B.V. tot op heden begroot op EUR 452,00 aan salaris procureur,
7.3 Verklaart voor recht dat Deen B.V. aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade van eiseres doordat zij haar toezegging aan wijlen [de man] met betrekking tot opname in haar collectieve ANW-hiatenpensioenverzekering niet is nagekomen en veroordeelt Deen B.V. tot vergoeding van de terzake door eiseres geleden en nog te lijden schade,
7.4 Veroordeelt Deen B.V. om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting ten titel van voorschot op de schade een bedrag van EUR 12.300,-- bruto, althans een bedrag van EUR 6.000,-- (twaalf maandelijkse termijnen van EUR 500,--) te betalen,
7.5 Veroordeelt Deen B.V. in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op EUR 1.509,60, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 1923 5930 ten name van MvJ Arrondissement Zwolle (548) onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
7.6 Verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen sub 7.4 en 7.5 uitvoerbaar bij voorraad,
7.7 Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd,
in de hoofdzaak in (voorwaardelijke) reconventie
7.8 Wijst de vordering af,
7.9 Veroordeelt Deen B.V. in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op EUR 384,00, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 1923 5930 ten name van MvJ Arrondissement Zwolle (548) onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
7.10 Wijst de vordering af,
7.11 Veroordeelt eiseressen in de proceskosten, aan de zijde van Nationale Nederlanden tot op heden begroot op EUR 294,00 aan verschotten en EUR 1.130,00 aan salaris procureur,
7.12 Verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Ariëns en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 september 2006.
111913 / HA ZA 05-1021 en 114897 / HA ZA 05-1439
20 september 2006