ECLI:NL:RBZLY:2006:BA8615
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de beslagvrije voet in kort geding tussen een alleenstaande ouder en ABN AMRO Bank N.V.
In deze zaak, die op 11 april 2006 door de Rechtbank Zwolle-Lelystad is behandeld, vorderde eiseres, een alleenstaande ouder die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt van het UWV, de opheffing van het door ABN AMRO Bank N.V. gelegde beslag op haar uitkering. Eiseres stelde dat het ingehouden bedrag haar onder de beslagvrije voet bracht, zoals vastgesteld in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De voorzieningenrechter heeft de procedure op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling op 4 april 2006 beoordeeld.
De feiten van de zaak tonen aan dat eiseres een bruto uitkering van € 1.261,07 per maand ontvangt, wat netto neerkomt op € 969,62. Van deze uitkering wordt door ABN AMRO € 93,37 ingehouden, waardoor eiseres uiteindelijk € 876,25 netto ontvangt. Eiseres vorderde dat het beslag zou worden opgeheven voor zover dit betrekking had op een bedrag tot € 928,35, zijnde de beslagvrije voet. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat partijen van mening verschilden over de hoogte van de beslagvrije voet, waarbij eiseres stelde dat deze hoger zou moeten zijn dan door ABN AMRO werd berekend.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling rekening gehouden met de relevante wetgeving en de specifieke omstandigheden van eiseres, waaronder haar recht op zorgtoeslag en de hoogte van haar woonlasten. De rechter concludeerde dat de beslagvrije voet voor eiseres op € 1.032,54 zou moeten worden vastgesteld, wat betekent dat de inhouding door ABN AMRO niet onder de beslagvrije voet kwam. De vordering van eiseres werd dan ook afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van ABN AMRO, die op € 1.152,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.H.S. Lebens-De Mug.