ECLI:NL:RBZLY:2006:AZ9746
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verdeling van pensioenrechten na echtscheiding
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, ging het om de verdeling van onverdeeld gebleven pensioenrechten na een echtscheiding. De procedure begon met een tussenvonnis op 22 maart 2006, gevolgd door een comparitie op 15 mei 2006 en verschillende akten van beide partijen. De rechtbank moest de wijze van verdeling van de pensioenrechten vaststellen, waarbij de man actuariële berekeningen over de contante waarden van de pensioenrechten had overgelegd. De totale contante waarde van de gezamenlijke pensioenaanspraken bedroeg EURO 969.389,=, waarbij ieder der partijen recht had op de helft, te weten EURO 484.694,50.
De vrouw had al aanspraak op het voor haar opgebouwde nabestaandenpensioen en zou van het ouderdomspensioen nog EURO 96.911,50 ontvangen. Er was echter onenigheid over de wijze van uitbetaling; de vrouw wilde een eenmalige uitkering, terwijl de man voorstelde om dit via een voorwaardelijk recht op uitkering te doen. De rechtbank oordeelde dat de man niet over voldoende liquide middelen beschikte om het bedrag ineens uit te keren, en dat zijn financiële keuzes, hoewel niet in het belang van de vrouw, niet onbillijk waren.
Uiteindelijk besloot de rechtbank dat de pensioenrechten aan de man zouden worden toegedeeld, met behoud van het bijzonder weduwenpensioen voor de vrouw. De vrouw kreeg recht op een voorwaardelijke uitkering, die afhankelijk was van de pensioentermijnen. De rechtbank gaf aan dat de man actuariële berekeningen moest opvragen om vast te stellen tot welke bedragen de vrouw maandelijks gerechtigd was. De zaak werd vervolgens naar de rol van 15 november 2006 verwezen voor verdere behandeling.