ECLI:NL:RBZLY:2006:AZ9311

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
26 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
113117 / HA ZA 05-1191 - 2
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ontslag van instantie en problemen rond betekeningsadres in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 26 juli 2006 uitspraak gedaan in een verzetzaak tussen [A] en de Gesellschaft mit beschränkter Haftung Hansa Tresor GmbH. De zaak betreft een verzoek van Hansa om ontslag van instantie, dat door de rechtbank werd overwogen. In het tussenvonnis van 25 januari 2006 had de rechtbank al aangegeven dat zij bevoegd was om dit verzoek te honoreren, maar dat dit alleen zou gebeuren na zorgvuldige afweging van de belangen van beide partijen. De rechtbank concludeerde dat het verstekvonnis in stand zou blijven na een eventueel ontslag van instantie, wat de vraag opriep of Hansa wel belang had bij het verlenen van dit ontslag. Hansa werd in de gelegenheid gesteld om haar verzoek te handhaven, maar de rechtbank besloot uiteindelijk dat Hansa geen belang had bij het ontslag van instantie, omdat dit nadelig voor haar zou zijn en het verstekvonnis kracht van gewijsde zou verkrijgen.

De rechtbank behandelde ook de argumenten van Hansa dat de inleidende dagvaarding nietig was, omdat deze ten onrechte aan een adres was betekend waar Hansa niet gevestigd was. [A] stelde echter dat dit adres een nevenvestiging van Hansa was en dat de betekening rechtsgeldig was. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding aan het kantoor van de vennootschap betekend kon worden, en dat het van belang was of Hansa daadwerkelijk een kantoor had op het opgegeven adres. De rechtbank concludeerde dat de informatie in het handelsregister niet zonder meer bevestigde dat Hansa een kantoor had op dat adres, en dat [A] zich niet kon beroepen op de gegevens uit het handelsregister als hij op de hoogte was van eventuele onjuistheden.

Uiteindelijk wees de rechtbank het verzoek van Hansa om ontslag van instantie af en verwees de zaak naar de rol voor verdere akten van beide partijen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. H. de Hek.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 113117 / HA ZA 05-1191
Vonnis in verzet van 26 juli 2006
in de zaak van
[A],
wonende te [plaats],
eiser,
gedaagde in het verzet,
procureur mr. W.P. Maris,
advocaat W.Y. Hofstra te Hilversum,
tegen
de Gesellschaft mit beschränkter Haftung HANSA TRESOR GMBH,
gevestigd te Hamburg,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
procureur mr. R.K.E. Buysrogge,
advocaat mr. K. Meijer te Alkmaar.
Partijen zullen hierna [A] en Hansa genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 januari 2006
- de conclusie van antwoord in oppositie
- de conclusie van repliek in oppositie
- de akte houdende uitlating producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis van 25 januari 2006 heeft de rechtbank overwogen dat zij in beginsel bevoegd is om, zoals door Hansa is verzocht, ontslag van instantie te verlenen, maar dat zij slechts van deze bevoegdheid gebruik zal maken na afweging van de relevante belangen van partijen. Vervolgens heeft de rechtbank overwogen dat na het verlenen van ontslag van instantie het verstekvonnis in stand blijft, zodat het zeer de vraag is of Hansa wel belang heeft bij het verlenen van ontslag van instantie. Zij heeft de zaak om die reden naar de rol verwezen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen door te procederen. Hansa kon in het verloop van de procedure laten weten of zij haar verzoek om ontslag van instantie zou handhaven.
2.2. In haar conclusie van repliek in oppositie heeft Hansa in een uitvoerig betoog uiteengezet dat zij het oordeel van de rechtbank over de gevolgen van het verlenen van ontslag van instantie niet deelt. Wat er ook zij van het betoog van Hansa, de rechtbank ziet er geen aanleiding in om terug te komen op haar als bindende eindbeslissing op te vatten oordeel omtrent de gevolgen van een eventueel ontslag van instantie voor het verstekvonnis in deze zaak.
Om die reden heeft Hansa naar het oordeel van de rechtbank geen enkel belang bij het verlenen van ontslag van instantie. Het verlenen van ontslag van instantie zou juist hoogst nadelig voor Hansa zijn, omdat het verstekvonnis er kracht van gewijsde door zou verkrijgen. Dat is, gelet op het ingestelde verzet, nu juist hetgeen Hansa wenst te voorkomen.
De rechtbank zal het verzoek van Hansa om ontslag van instantie te verlenen dan ook afwijzen.
2.3. Hansa heeft betoogd dat het verstekvonnis om tal van redenen vernietigd zou moeten worden. Zij heeft allereerst aangevoerd dat de destijds betekende inleidende dagvaarding, waarmee [A] de procedure tegen haar aanhangig heeft gemaakt, nietig is. Om die reden zou de rechtbank [A] destijds niet ontvankelijk hebben moeten verklaren. Volgens Hansa is de inleidende dagvaarding ten onrechte aan het adres [adres] te [plaats] betekend. Daar was zij niet gevestigd. Het adres [adres] was het kantooradres van [A]. Hansa stelt dat haar niet bekend was dat dit adres in het handelsregister vermeld was als haar adres in Nederland. Volgens haar heeft [A] dit adres zonder haar toestemming in het handelsregister laten opnemen.
2.4. [A] stelt dat het adres [adres] ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding het adres van de nevenvestigingsplaats van Hansa was. Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding is de dagvaarding volgens hem rechtsgeldig aan dit adres betekend. [A] heeft er op gewezen dat het adres [adres] tot 29 januari 2001 in het handelsregister als het adres van de hoofdnederzetting van Hansa in Nederland geregistreerd was.
2.5. De rechtbank stelt voorop dat een exploot ten aanzien van een vennootschap, blijkens het bepaalde in artikel 51 Rv., kan geschieden aan het kantoor van de vennootschap. Dat was naar oud recht (art. 4 aanhef en onder 3 Rv.) overigens ook al het geval. Onder het "kantoor" wordt ook een bijkantoor of filiaal verstaan, maar alleen wanneer het exploot handelingen betreft die vanuit dat bijkantoor of filiaal verricht worden. Voor het antwoord op de vraag of de dagvaarding rechtsgeldig aan het adres [adres] is betekend, is derhalve doorslaggevend of Hansa aan dat adres haar "kantoor" had, zoals [A] stelt maar Hansa betwist.
2.6. [A] heeft zich voor zijn stelling dat Hansa een kantoor in Nederland had op het adres [adres] te [plaats] beroepen op de informatie in het handelsregister. Uit de door hem overgelegde uittreksels blijkt inderdaad dat Hansa ten tijde van het betekenen van de dagvaarding ingeschreven was in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Flevoland. In het uittreksel wordt onder het kopje "rechtspersoon" informatie verstrekt over Hansa (rechtsvorm, naam, inschrijving in Duitsland). Onder het kopje "onderneming" is onder meer het volgende vermeld:
"Handelsna(a)m(en) :Hansa Tresor GmbH
Adres : [adres], [postcode] [plaats]
Correspondentieadres : Alsterufer 1, 20354 Hamburg Bondsrepubliek
Duitsland
(...)"
Verder worden in het uittreksel gegevens vermeld over de bestuurder van Hansa en -onder het kopje "gevolmachtigde(n)"- over [A].
2.7. Anders dan [A] lijkt te veronderstellen, volgt uit deze gegevens niet zonder meer dat Hansa een kantoor, in de hierboven omschreven betekenis, had aan het adres [adres]. [A] miskent dat blijkens artikel 9 lid 2 van het Handelsregisterbesluit 1996 van iedere onderneming met een hoofdvestiging buiten Nederland wordt ingeschreven welke nevenvestiging als hoofdvestiging wordt aangemerkt. Wanneer de onderneming in Nederland alleen door een gevolmachtigd handelsagent wordt vertegenwoordigd, wordt diens adres als het adres van de hoofdnederzetting aangemerkt.
De in het uittreksel uit het handelregister betreffende Hansa vermelde gegevens laten de mogelijkheid open dat Hansa geen als "kantoor" aan te merken nevenvestiging of filiaal in Nederland had aan het adres [adres], maar slechts opereerde via een gevolmachtigde in de persoon van [A], wiens kantoor niet als het "kantoor" van Hansa kan worden aangemerkt. Bovendien kan, gelet op de stellingen van Hansa, niet worden uitgesloten dat de informatie in het handelsregister onjuist was. Wanneer [A] van die onjuistheid op de hoogte was, kan hij zich niet op de gegevens uit het handelsregister beroepen.
2.8. Hansa heeft haar stellingen over het adres [adres] in haar conclusie van repliek in oppositie nader uitgewerkt, mede aan de hand van de door [A] bij conclusie van antwoord in oppositie verstrekte gegevens. [A] heeft niet op deze stellingen kunnen reageren. De rechtbank zal [A] in de gelegenheid stellen alsnog bij akte op deze stellingen in te gaan. In dat kader dient hij in ieder geval aan de volgende vragen en aspecten aandacht te besteden:
- Welke informatie is aan het handelsregister verstrekt en door wie? [A] dient afschriften van de inschrijvings- en wijzigingsformulieren in het geding te brengen;
- Was [A] bevoegd Hansa in het handelsregister in te schrijven? Zo ja, op grond waarvan?
- Welke activiteiten vonden plaats vanuit het pand [adres]? Betrof het alleen activiteiten (ten behoeve) van Hansa?
- Wie werkte(n) vanuit het pand [adres]?
- Was het pand eigendom van Hansa of [A], of werd het door één van beiden gehuurd? [A] dient zijn stellingen in deze met stukken (een huurcontract bijvoorbeeld) te onderbouwen.
- Heeft [A] de betekende dagvaarding destijds ontvangen? Zo nee, wat is daarvan de reden? Zo ja, heeft hij de dagvaarding doorgestuurd naar Hansa? Als hij dat laatste heeft nagelaten, wat is daarvan de reden?
2.9. Hansa kan op de akte van [A] reageren.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst het verzoek om het verlenen van ontslag van instantie af;
3.2. verwijst de zaak naar de rol van woensdag 23 augustus 2006 voor akte aan de zijde van [A] en naar de rol van woensdag 20 september 2006 voor antwoordakte aan de zijde van Hansa;
3.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Hek en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2006.