ECLI:NL:RBZLY:2006:AZ5145
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot ontheffing van de vereffeningsverplichting in erfrechtelijke context
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 20 december 2006, werd een verzoek ingediend door een saneringsbewindvoerder om ontheffing van de vereffeningsverplichting met betrekking tot de nalatenschap van een overleden persoon. De verzoeker, die de nalatenschap beneficiair had aanvaard, stelde dat de feitelijke vereffening van de nalatenschap zich in een stadium van uitkering bevond. Het verzoekschrift bevatte een overzicht van ontvangen bedragen en voldane nalatenschapsschulden, met een positief saldo van € 5924,07 per 21 september 2006.
De kantonrechter beoordeelde het verzoek en wees het af. De rechter oordeelde dat de saneringsbewindvoerder niet automatisch als wettelijk vertegenwoordiger kan worden beschouwd die ontheffing van de vereffeningsverplichting kan aanvragen. De wetgeving biedt deze mogelijkheid, maar de kantonrechter benadrukte dat de rol van de saneringsbewindvoerder verschilt van die van een wettelijk vertegenwoordiger in andere situaties, zoals bij minderjarigen of curandi. De rechter merkte op dat de vereffening van de nalatenschap niet tijdig was uitgevoerd, aangezien er geen boedelbeschrijving was opgemaakt en ter inzage gelegd.
De kantonrechter concludeerde dat er geen redelijk belang meer was bij het alsnog ter inzage leggen van een boedelbeschrijving, gezien de verstreken tijd sinds het overlijden van de erflater en de reeds uitgevoerde betalingen. De rechter oordeelde dat het verzoek om ontheffing van de vereffeningsverplichting niet voldoende was onderbouwd en dat het belang van de verzoeker niet opwoog tegen de wettelijke verplichtingen. Daarom werd het verzoek afgewezen, en werd de erfgenaam ontheven van de verplichting om de boedelbeschrijving ter inzage te leggen. De beslissing kan, behoudens berusting, binnen drie maanden na de dagtekening in hoger beroep worden aangevochten.