ECLI:NL:RBZLY:2006:AZ3871

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
29 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
320113 BM 06-930
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid curator voor slecht bewind in curatelebewind

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 29 november 2006 uitspraak gedaan in een procedure waarin de curator aansprakelijk werd gesteld voor slecht bewind over het vermogen van de curandus. De curandus was onder curatele gesteld op 3 oktober 2002, waarbij de curatrice, [Curatrice], was benoemd. Gedurende de periode van het curatelebewind heeft de curatrice verschillende rekeningen en verantwoordingen ingediend, maar deze bleken niet sluitend en vertoonden aanzienlijke tekortkomingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de curatrice haar verplichtingen niet naar behoren is nagekomen, wat heeft geleid tot schade aan het vermogen van de curandus.

De curatrice heeft op verschillende momenten zonder toestemming van de kantonrechter handelingen verricht die niet in het belang van de curandus waren. Dit omvatte het inschakelen van een administrateur zonder overleg, het toekennen van onterecht hoge vergoedingen aan zichzelf, en het doen van uitgaven die niet ten goede kwamen aan de curandus. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de curatrice een bedrag van € 11.528,99 aan schade heeft veroorzaakt, dat zij dient te vergoeden aan de nalatenschap van de curandus, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 22 september 2006.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van een curator en de noodzaak om als 'goed curator' te handelen, wat inhoudt dat de curator in alle opzichten haar plicht moet betrachten. De kantonrechter heeft de curatrice veroordeeld tot vergoeding van de schade en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze zaak illustreert de gevolgen van slecht bewind en de aansprakelijkheid die daarmee gepaard gaat voor curatoren die hun taken niet naar behoren uitvoeren.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr. : 320133 BM 06-930
datum : 29 november 2006
Beschikking tot vaststelling van de schade bij slecht bewind ex art. 1:362 BW
in het curatelebewind aangaande:
[Curandus], geboren op [datum] en overleden op [datum],
laatstelijk gewoond hebben te [woonplaats], verder te noemen: “curandus”,
onder curatele gesteld vanaf [datum],
waarbij curatrice is geweest:
[Curatrice],
wonende te [woonplaats], verder te noemen: “curatrice”,
gemachtigde mr. B.H. Bongers, advocaat te Zwolle.
De procedure
Curandus is bij beschikking van de familiekamer van deze rechtbank d.d. 3 oktober 2002 onder curatele gesteld onder benoeming van [curatrice] voormeld tot curatrice.
Curatrice heeft op 28 november 2002 een boedelbeschrijving aangaande het vermogen van curandus ingediend. Op 27 oktober 2003 en 1 april 2005 heeft curatrice omtrent het curatelebewind periodiek rekening en verantwoording afgelegd. Op 19 mei 2006 heeft curatrice een eindrekening en verantwoording afgelegd.
Curatrice is op de zitting van 17 juli 2006 over de eindrekening en verantwoording gehoord, waarbij haar is opgedragen die rekening aan te vullen en te verbeteren. Curatrice heeft daarop op 31 augustus 2006 een aangepaste rekening ingediend.
Bij brief van 22 september 2006 is curatrice meegedeeld dat het door haar gevoerde bewind moet worden aangemerkt als een slecht bewind en is zij aansprakelijk gesteld voor de schade, toegebracht aan het vermogen van curandus tot een bedrag van € 14.302,94.
Curatrice is opgeroepen om daarover te worden gehoord. Zij heeft zich op de zitting van 15 november 2006 laten vertegenwoordigen door voormelde raadsman. Ter zitting is eveneens verschenen de heer [X], zoon van de enig erfgename van curandus, mw. [Y], wonende te [woonplaats], vergezeld door mr. P.G.A.M. van den Hout, notaris te Nieuwleusen.
De vaststaande feiten
Behoudens de feiten zoals hierboven weergegeven, staat voorts vast:
a. Curandus was tezamen met curatrice, ieder bij helfte, eigenaar van de onroerende zaak (woning) te Zwolle aan de [adres]. Volgens de boedelbeschrijving d.d. 28 november 2002 bedroeg het vermogen van curandus, naast dit aandeel in de woning, een positief saldo van twee bankrekeningen ad € 1.220 in totaal.
b. Volgens de rekening en verantwoording d.d. 27 oktober 2003 over de periode van oktober 2002 tot en met september 2003 bedroeg het vermogen van curandus, naast voormeld aandeel in de woning, een positief saldo van twee bankrekening ad € 1.291,45 in totaal.
c. Met machtiging van de kantonrechter is voormelde woning verkocht en op 23 februari 2004 geleverd tegen een koopsom van € 84.500,00. De totale netto-opbrengst bedroeg na aftrek van de hypothecaire schuld en bijkomende kosten € 54.708,98, welk bedrag op 24 februari 2004 door curatrice is ontvangen.
d. Bij beschikking van 19 maart 2004 heeft de kantonrechter zijn toestemming geweigerd voor het door curatrice gedane verzoek tot verlof voor het opmaken van een testament door curandus. In het bij het verzoek gevoegde concepttestament is verwoord dat curandus curatrice tot enige en algehele erfgename benoemt.
e. Bij beschikking van 8 april 2004 heeft de kantonrechter zijn goedkeuring geweigerd aan een door curatrice ingediend verzoek tot het aangaan van een lening door haar ten laste van het vermogen van curandus.
f. Curatrice heeft op 7 juli 2004 een bedrag van € 22.072,03 op de bankrekening van curandus doen bijschrijven.
g. Curatrice heeft zich voor de administratie van het aan curandus toebehorende vermogen en het doen van rekening en verantwoording zich laten bijstaan door de heer [Z], over welke bijstand geen overleg met de kantonrechter is gevoerd. Op 10 januari 2005 heeft curatrice zonder machtiging van de kantonrechter een declaratie van deze [Z] ad € 5.691,14 betaald ten laste van een bankrekening van curandus.
h. In de rekening en verantwoording van 1 april 2005, betrekking hebbende op de periode van oktober 2003 tot en met december 2004, heeft curatrice € 2.250,00 aan beloning en € 1.795,47 aan vergoeding voor kilometerkosten opgevoerd. Volgens deze rekening bedroeg het vermogen van curandus per 31 december 2004 een bedrag van € 21.794,00.
i. Curandus is op [datum] overleden, onder - blijkens de verklaring van erfrecht -achterlating van zijn zuster als enig erfgename.
j. In de rekening en verantwoording van 19 mei 2006 aangaande de periode van januari 2005 tot en met 10 februari 2006 heeft de curatrice € 2.400,00 aan beloning en € 1.985,93 aan kilometervergoeding opgevoerd. Volgens deze eindrekening bedroeg het vermogen van curandus per 10 februari 2006 een bedrag van € 14.343,05. In de aangepaste eindrekening d.d. 31 augustus 2006 heeft curatrice verwoord nog een bedrag van € 10.255,83 van curandus tegoed te hebben aan voorgeschoten kosten, curatorbeloning en kilometervergoedingen, welk bedrag volgens haar nog in mindering diende te worden gebracht op voormeld bedrag van € 14.343,05.
k. Ter zitting d.d. 15 november 2006 heeft curatrice doen stellen dat zij in verband met het door
haar gevoerde curatelebewind een bedrag van € 6.531,02 aan (de erfgenaam van) curandus is verschuldigd.
l. Van de zijde van erfgename is ter zitting verwoord dat ieder oordeel van de kantonrechter zal worden geaccepteerd, ook indien dat inhoudt dat curatrice zal kunnen volstaan met de terugbetaling van het door haar berekende bedrag.
De beoordeling
1.
De kantonrechter stelt voorop dat hij ingevolge het bepaalde in de artikelen 1:386 lid 1 jo 1:362 BW is belast met de controle op de rekening en verantwoording aangaande het door curatrice gevoerde bewind, dat hij ambtshalve de schade kan vaststellen die door slecht bewind wordt veroorzaakt en dat hij de curatrice in een dergelijk geval tot vergoeding daarvan kan veroordelen. Van slechts bewind is sprake indien niet is gehandeld als ‘een goed curatrice’. Het zijn van ‘een goed curatrice’ houdt in dat zij in alle opzichten op de meest nauwgezette wijze haar plicht moet betrachten.
2.
In dit geval moet worden vastgesteld dat sprake is van een slecht bewind als bedoeld in artikel 1:362 BW.
Allereerst heeft zij zonder overleg met de kantonrechter voor de uitvoering van haar taak als curatrice een “administrateur” ingeschakeld, waarna zij, naar ter zitting van 15 november 2006 is gebleken, de administratieve kant van het door gevoerde bewind heeft gelaten voor wat die was en zulks geheel heeft overgelaten aan deze “administrateur”. Voor die inzet heeft curatrice zonder machtiging van de kantonrechter een opmerkelijk bedrag aan gestelde administratiekosten ad € 5.691,14 over een overigens beperkte periode ten laste van de bankrekening van curandus gebracht. Tevens is gebleken dat curatrice zonder overleg met of machtiging van de kantonrechter zichzelf royale vergoedingen heeft toegekend en laten uitbetalen. Het gegeven dat zulks van de zijde van de kantonrechter niet eerder is onderkend, hetgeen hij zich aantrekt, heelt zulk slecht bewind geenszins.
Voorts is buiten twijfel gebleken dat curatrice haar (financiële) belangen heeft doen vermengen met die van curandus.
Dienaangaande kan - onder meer - worden vastgesteld dat curatrice op 24 februari 2004 het aan curandus toekomende aandeel in de netto-opbrengst van bovenbedoelde woning ad € 27.354,49 aan zichzelf heeft laten uitbetalen, waarna zij pas op 7 juli 2004 een gedeelte van € 22.072,03 op de bankrekening van curandus heeft doen overmaken.
Uit de door curatrice geproduceerde stukken blijkt verder dat de bankrekening van curandus een aantal maal is belast met uitgaven die geacht moeten worden enkel ten voordele van curatrice en niet van curandus te hebben gestrekt (bijv. kleding bij damesmodezaak Qinn en bril bij Hans Anders).
Het tekortschietende bewind, en met name de tekortschietende verslaglegging, wordt tot slot treffend geïllustreerd door het gegeven dat curatrice nog in de aangepaste eindafrekening d.d. 31 augustus 2006 - marginaal onderbouwd - heeft gesteld nog over de jaren 2003 tot en met 2006 een bedrag van € 10.255,83 van curandus tegoed te hebben aan “voorgeschoten kosten, curatorbeloning en kilometervergoeding”, zonder dat daarvoor overigens in de eerder ingediende rekeningen een grond is te vinden, en dat zij deze claim - eveneens zonder relevante toelichting - op 15 november 2006 kennelijk heeft laten vallen.
3.
Uit de overgelegde bankafschriften blijkt dat het saldo van de bankrekeningen van curandus over de periode van 1 januari 2005 tot en met 10 februari 2006 is afgenomen van € 22.381,49 tot een bedrag van € 14.343,05, ofwel met een bedrag van € 8.038,44. In de door curatrice geproduceerde eindafrekening is evenwel becijferd dat in die periode € 12.366,79 meer is uitgegeven dan is ontvangen. Een verklaring voor dat verschil ad € 4.328,35 kan de kantonrechter niet uit de stukken afleiden.
Ook over de periode van oktober 2003 tot en met december 2004 doet zich voor dat de in de rekening en verantwoording opgevoerde cijfers niet corresponderen met de saldi van de bankrekeningen. Over deze periode zou volgens de rekening en verantwoording dat saldo - door de (gedeeltelijke) netto-opbrengst van de verkoop van de woning - met een bedrag van € 16.342,42 moeten zijn toegenomen terwijl die toename volgens de bankafschriften feitelijk € 20.503,26 is geweest. Ook voor dat verschil ad € 4.160,84 ontbreekt een verklaring.
Al met al is aldus in de rekening en verantwoordingen over de periode van oktober 2003 tot en met 10 februari 2006 een bedrag van € 8.489,19 aan uitgaven meer “verwoord” dan volgens de vaststaande banksaldi feitelijk is uitgegeven.
Bij die rekening en verantwoordingen past voorts de kanttekening dat curatrice enerzijds daarin de opgevoerde contante uitgaven heeft verklaard met de door haar geclaimde curator- en kilometervergoedingen en anderzijds heeft gesteld nog forse bedragen tegoed te hebben.
Uit het een en ander kan bezwaarlijk een andere conclusie volgen dan dat aan de door curatrice afgelegde rekening en verantwoordingen niet dat gewicht kan worden toegekend zoals zij dat voorstaat.
4.
Wat betreft de schade geldt het volgende.
4.1
Curatrice heeft bij monde van haar raadsman ter zitting van 15 november 2006 erkend dat zij in 2004 ten onrechte niet het volledige aan curandus toekomende aandeel in de netto-opbrengst in bedoelde woning aan curandus heeft laten toekomen. De conclusie moet dan ook zijn dat het niet aan curandus overgemaakte bedrag ad € 5.282,46 is aan te merken als schade die aan het vermogen van curandus is toegebracht.
4.2
Uit de stukken noch uit de behandeling ter zitting van 15 november 2006 is een afdoende verklaring gebleken voor de omstandigheid dat curatrice voor de administratie van het aan curandus toebehorende vermogen een administrateur heeft ingeschakeld. De aard, samenstelling of omvang van het vermogen van curandus kunnen die inschakeling naar het oordeel van de kantonrechter niet rechtvaardigen, laat staan het bedrag waarmee het vermogen van curandus daarvoor is belast. Ook deze post ad € 5.691,14 moet derhalve als schade worden aangemerkt die aan het vermogen van curandus is toegebracht.
4.3
Naast het feit dat de rekening en verantwoordingen niet sluitend zijn, is het de kantonrechter in voldoende mate gebleken dat curatrice ten laste van het vermogen van curandus uitgaven heeft gedaan waarvan in redelijkheid niet kan worden aangenomen dat deze ten bate van curandus zijn geweest. Zo heeft curatrice op 12 december 2005 ten laste van curandus een bedrag van € 39,95 besteed bij een damesmode en -lingeriezaak. Aan de stelling dat de uitgave betrekking had op een herenoverhemd kan geen geloof worden gehecht. Voorts staat vast dat curatrice omstreeks maart 2005 op kosten van curandus een bril ad € 231,00 heeft aangeschaft. Een ander voorbeeld is de aanschaf van, naar curatrice stelt, een reinigingsmiddel voor de auto van curatrice op kosten van curandus d.d. 2 augustus 2004 ad € 23,00. Tevens staat vast dat curatrice met een bedrag van € 137,21 de bankrekening van curandus heeft belast terwijl de onderliggende nota’s op haar betrekking hadden. Ook dit totaalbedrag van € 431,16 moet als schade worden aangemerkt dat aan het vermogen van curandus is toegebracht.
4.4
Uit de door curatrice overgelegde bankafschriften blijkt dat zij vanaf de opening van de bankrekening bij de Regiobank van curandus in juli 2004 van die bankrekening (per saldo, rekening houdend met een terugstorting ad € 150,00) tot en met 10 februari 2006 in totaal een bedrag van € 3.450,00 heeft opgenomen althans op een bankrekening van haarzelf heeft laten overschrijven. Uit de bankafschriften van de bankrekening van curandus zoals aangehouden bij de Rabobank blijkt dat in de periode van augustus 2004 tot en met 10 februari 2006 in totaal een bedrag van € 3.400,00 aan contanten is gepind. Uit de verantwoording van de contante uitgaven over 2004 blijkt dat in de periode van januari 2004 tot en met juli 2004 nog een bedrag van € 1.370,00 aan contanten is gepind. Uit zo’n overzicht aangaande de periode van oktober 2003 tot en met december 2003 blijkt tot slot een totaalbedrag aan gepinde contanten van € 470,00. Daarmee is aldus over de periode van oktober 2003 tot en met 10 februari 2006 van de bankrekeningen van curandus in totaal een bedrag van € 8.690,00 aan curatrice ter beschikking gekomen om daarvoor ten bate van curandus contante uitgaven te doen.
Uit de door curatrice geproduceerde verantwoordingen van die contante uitgaven over de periode van oktober 2003 tot en met 10 februari 2006 blijkt evenwel dat zij - exclusief de door haar geclaimde curator- en kilometervergoedingen - slechts een bedrag van € 8.140,77 ten bate van curandus heeft aangewend (2003: € 1.215,60; 2004: € 2.596,82; 2005: € 3.289,45 en 2006: € 1.038,90). De kantonrechter is bij deze verantwoordingen veronderstellenderwijs uitgegaan van de juistheid van de opgaaf van curatrice dat zij maandelijks gemiddeld een bedrag van € 200,00 aan contanten aan curandus heeft afgegeven, hoewel op zo’n veronderstelling, blijkens hetgeen hiervoor in r.o. 3. is overwogen, wel het nodige valt af te dingen.
Uit het een en ander vloeit voort dat niet als juist kan worden aanvaard dat curatrice over de jaren 2003 tot en met 2006 aan voorgeschoten uitgaven nog een bedrag van (per saldo) € 2.846,62 tegoed heeft, zoals ter zitting d.d. 15 november 2006 is betoogd.
Nu dat verschil ad € 549,23 niet nader is verklaard, dient dat bedrag in ieder geval eveneens als schade worden aangemerkt dat aan het vermogen van curandus is toegebracht.
4.5
Anders dan curatrice heeft betoogd, is er naar het oordeel van de kantonrechter geen aanleiding om haar voor haar inspanningen een beloning toe te kennen. Zoals hierboven is verwoord, heeft curatrice ten onrechte haar belangen doen verweven met die van curandus. Voorts heeft zij haar taak grotendeels overgelaten aan “een administrateur”, wiens “werk” op meerdere gronden de toets der kritiek niet kan doorstaan.
Daarbij speelt eveneens een rol dat het de kantonrechter niet is gelukt de gedachte los te laten dat curatrice doelbewust heeft getracht zich ten koste van curandus te bevoordelen. Nadat curandus’ aandeel in de woning ten gelde was gemaakt, heeft zij immers getracht zichzelf tot enig erfgenaam van curandus te laten benoemen en daarna een fors bedrag van curandus te lenen. Vervolgens heeft curatrice zonder rechtvaardiging curandus gekort op zijn aandeel in de netto-opbrengst van de woning. Tot slot heeft zij zichzelf eigenmachtig forse vergoedingen toegedacht.
Wat betreft de door haar gemaakte kosten ziet de kantonrechter geen aanleiding om van een ander bedrag aan tegemoetkoming uit te gaan dan de door de kantonrechters landelijk, in de aanbeveling voor bewind bepaalde standaardonkostenvergoeding van € 125,00 per jaar aan ongespecificeerde kosten. Op de voormelde bedragen aan schade kan aldus nog een bedrag van € 425,00 aan onkostenvergoeding in mindering worden gebracht.
5.
Gelet op het bovenstaande moet de door curatrice aan het vermogen van curandus toegebrachte schade worden becijferd op een bedrag van € 11.528,99. Dit bedrag dient curatrice te vergoeden aan, gezien het overlijden van curandus, de nalatenschap van curandus.
6.
Over voormeld bedrag zal voorts de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 22 september 2006 nu curatrice bij brief van die datum aansprakelijk is gesteld.
7.
De kantonrechter vermeldt nog ten overvloede dat de tenuitvoerlegging van deze beschikking aan de erfgename van curandus is. Het is eveneens aan de erfgename van curandus om, indien zij dat wenst en waartoe geen verplichting bestaat, met curatrice een nadere regeling te treffen omtrent de schadevergoeding.
De beslissing
De kantonrechter:
- stelt ambtshalve de schade aan de nalatenschap van curandus als gevolg van het curatelebewind door curatrice vast op een bedrag van € 11.528,99, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2006;
- veroordeelt curatrice tot vergoeding van deze schade en tot betaling van het bedrag van € 11.528,99, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2006, aan de nalatenschap van curandus;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 29 november 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.