ECLI:NL:RBZLY:2006:AZ3586
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W. Miltenburg
- Rechtspraak.nl
Uitleg van het begrip verkwisting in het kader van ondercuratelestelling
In deze zaak heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 27 november 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondercuratelestelling van de betrokkene, die zich zelf onder curatele wilde laten stellen vanwege verkwisting. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder een psychologisch rapport en een brief van een hulpverleningsinstantie. De betrokkene, geboren in 1962, heeft aangevoerd dat hij door zijn zwakbegaafdheid en persoonlijkheidskenmerken niet in staat is om zijn financiën te beheren. Hij heeft schulden en leent geld van anderen, wat leidt tot problemen met deurwaarders en incassobureaus. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zittingen in juli en oktober 2006, waarbij de betrokkene en zijn procureur aanwezig waren.
De rechtbank heeft in haar beoordeling het begrip 'verkwisting' centraal gesteld. Het is van belang dat verkwisting geobjectiveerd wordt en dat niet elke schuld of verplichting als verkwisting kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de enkele stelling van verkwisting, zonder voldoende onderbouwing, niet voldoende is om een ondercuratelestelling te rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er diverse instanties zijn die hulp kunnen bieden aan de betrokkene, en dat de voorwaarden die door hulpverleners worden gesteld niet voldoende zijn om een ondercuratelestelling te rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de grond van verkwisting en heeft zij het verzoek tot ondercuratelestelling afgewezen. De beslissing is genomen door rechter W. Miltenburg, in aanwezigheid van griffier H.J. Koopmans, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 27 november 2006.