ECLI:NL:RBZLY:2006:AZ0519
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.H. Meijer
- F. van der Maden
- H. Th. Pos
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in medicijnzaak na onvoldoende bewijs
In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 19 oktober 2006 uitspraak gedaan. De verdachte was aangeklaagd voor verschillende strafbare feiten, waaronder ernstige misdrijven in de medicijnsector. De zittingen vonden plaats op 9 mei 2006, 11 juli 2006 en 5 oktober 2006. De officier van justitie, mr. I.M. Muller, eiste een gevangenisstraf van 14 jaar, met aftrek op grond van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, en verzocht om afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte van de tenlasteleggingen A tot en met F moet worden vrijgesproken. Dit oordeel is gebaseerd op het gebrek aan bewijs; de rechtbank concludeerde dat de verklaring van de verdachte over de gebeurtenissen op 24 december 2005 niet voldoende was om haar schuld te bewijzen. Evenzo werd de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen G, H, I en J, omdat ook hiervoor onvoldoende wettig bewijs aanwezig was, met name slechts de enkele verklaring van de verdachte zelf.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. G.H. Meijer, en de andere rechters waren mrs. F. van der Maden en H. Th. Pos. De griffier, mr. M.C.R. Verstraeten, was ook aanwezig. Het vonnis werd uitgesproken in een openbare zitting, waarbij mr. Van der Maden niet in staat was het vonnis te ondertekenen. De rechtbank concludeerde dat het tenlastegelegde niet bewezen was en sprak de verdachte vrij van alle aanklachten.