RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaak/rolnr.: 123902 / JZ RK 06-493
datum: 6 september 2006
beschikking verlenging uithuisplaatsing van de kinderrechter
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, namens BUREAU JEUGDZORG OVERIJSSEL,
gevestigd te Amsterdam,
vertegenwoordigd door F. van Beuningen,
hierna als de gezinsvoogdij-instelling aangeduid,
verzoekster,
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 1990 in de gemeente [plaats];
kind van [moeder] en [vader] (overleden),
hierna als [minderjarige] aangeduid,
belanghebbende:
[moeder],
wonende te [plaats],
hierna als de moeder aangeduid.
De moeder is belast met het gezag.
Het procesverloop
De gezinsvoogdij-instelling heeft op 18 augustus 2006 onder bovenvermeld zaaknummer een verzoekschrift ingediend tot verlenging machtiging uithuisplaatsing.
Omdat machtiging is verzocht tot plaatsing van de minderjarige in een Justitiële Jeugdinrichting, normaal beveiligd, is op 18 augustus 2006 aan het bureau rechtsbijstandvoorziening bevolen een raadsman aan [minderjarige] toe te voegen.
De kinderrechter heeft kennis genomen van:
- een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing;
- het plan van aanpak d.d. 17 mei 2006;
- een behandelplan van de Rentray opgesteld n.a.v. de individuele behandelbespreking d.d. 13 juli 2006;
- een brief d.d. 22 augustus 2006 van [minderjarige].
Tevens heeft de kinderrechter kennis genomen van de stukken overgelegd in de procedures met zaaknummers 117570 JZ RK 06-79 en 120888 JZ RK 06-284.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren op 4 september 2006.
Verschenen zijn:
- de moeder;
- H. Storck namens de gezinsvoogdij-instelling.
[minderjarige] heeft, bijgestaan door mr. C.S.P.M. de Kock, gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid te worden gehoord.
Mevrouw A. Heins medewerkster van de Rentray Lelystad heeft, hoewel daartoe uitgenodigd, geen verklaring ter zitting afgelegd.
Vaststaande feiten
[minderjarige] verblijft in de Justitiële Jeugdinrichting normaal beveiligd de Rentray te Lelystad.
Bij beschikking van 2 maart 2006 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [minderjarige] tot 17 maart 2007 onder toezicht gesteld van de gezinsvoogdij-instelling.
Tevens is bij die beschikking de gezinsvoogdij-instelling gemachtigd [minderjarige] tot 17 juli 2006 uit huis te plaatsen in een Justitiële Jeugdinrichting normaal beveiligd.
Bij beschikking van 14 juli 2006 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de gezinsvoogdij-instelling gemachtigd [minderjarige] tot 17 september 2006 uit huis te plaatsen in een Justitiële Jeugdinrichting normaal beveiligd.
Beoordeling van de zaak
De gezinsvoogdij-instelling heeft verlenging van de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting normaal beveiligd voor de duur van de ondertoezichtstelling verzocht.
Ter onderbouwing van haar verzoek verwijst de gezinsvoogdij-instelling naar de overgelegde stukken.
De raadsman van [minderjarige] maakt bezwaar tegen toewijzing van het verzoek van de gezinsvoogdij-instelling haar te machtigen [minderjarige] uit huis te plaatsen in een Justitiële Jeugdinrichting normaal beveiligd. Hij stelt dat nog steeds niet is komen vast te staan dat er sprake is van ernstige gedragsproblemen, zoals de wet vereist. [minderjarige] wil naar huis.
Ook de moeder maakt bezwaar tegen toewijzing van het verzoek van de gezinsvoogdij-instelling. Zij is bereid [minderjarige] weer in huis op te nemen.
De tenuitvoerlegging van een machtiging tot uithuisplaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting normaal beveiligd is een vrijheidsbeneming. Het afgeven van een machtiging tot uithuisplaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting normaal beveiligd dient getoetst te worden aan het criterium "ernstige gedragsproblemen", zoals de wet voorschrijft. Dit is na de recente wetswijziging niet anders dan daarvoor ten aanzien van de zogenaamde machtiging "gesloten uithuisplaatsing". Een verzoek tot het verlenen/verlengen van een machtiging tot uithuisplaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting normaal beveiligd dient, gelet op de vergaande gevolgen ervan, zorgvuldig te zijn voorbereid en deugdelijk te zijn gemotiveerd.
Dit geldt te meer nu [minderjarige] bezwaar maakt tegen de verlenging van de machtiging.
In de beschikking van 23 januari 2006 ( zaaknummer: 115325 JZ RK 05-628) heeft de kinderrechter de volgende passage opgenomen:
De kinderrechter merkt nog het volgende op.
[minderjarige] verblijft thans op de Hunnerberg te Nijmegen. Zij is op de wachtlijst geplaatst voor Rentray Lelystad, alwaar [minderjarige] behandeld zal gaan worden voor de haar specifieke problematiek. Echter, zoals het er nu naar uitziet, lijkt de overplaatsing van [minderjarige] naar Rentray Lelystad pas om en nabij half april a.s. een feit te kunnen worden. Mocht de gezinsvoogdij wederom verlenging machtiging uithuisplaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting, normaal beveiligd verzoeken, dan wenst de kinderrechter door middel van feitelijkheden nader te worden geïnformeerd waaruit de ernstige gedragsproblemen van [minderjarige] blijken. Voorts wenst de kinderrechter nader geïnformeerd te worden omtrent hetgeen Rentray Lelystad aan behandeling en perspectief aan [minderjarige] te bieden heeft. Plaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting, normaal beveiligd is immers een vrijheidsbenemende maatregel.
In de beschikking van 2 maart 2006 constateert de kinderrechter dat de gezinsvoogdij-instelling niet aan het hiervoor bedoelde verzoek heeft voldaan. De kinderrechter doet daarom nogmaals een dringend beroep op de gezinsvoogdij-instelling om deugdelijk te onderbouwen waarom er bij [minderjarige] sprake zou zijn van ernstige gedragsproblemen.
De kinderrechter oordeelt in de beschikking van 14 juli 2006 de onderbouwing van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting normaal beveiligd wederom als minimaal. In die beschikking wenst de kinderrechter in een eventueel verlengingsverzoek een expliciete toelichting van de gezinsvoogdij-instelling op de volgende punten:
1. behandeling van de overwegingen in de beschikking van 2 maart 2006;
2. een uiteenzetting over de gedragsproblematiek van de minderjarige, waarbij ingegaan dient te worden op de vraag waarom er sprake is van ernstige gedragsproblemen in de zin van de wet;
3. een uiteenzetting over het behandeltraject van de minderjarige in Rentray dan wel een afweging waarom behandeling van de minderjarige elders niet in het belang van de minderjarige is;
4. de vermelding van een persoon die namens Rentray door de kinderrechter als informant ter zitting kan worden opgeroepen.
[minderjarige] is inmiddels overgeplaatst van de Justitiële Jeugdinrichting normaal beveiligd de Hunnerberg te Nijmegen naar de Justitiële Jeugdinrichting normaal beveiligd de Rentray te Lelystad.
Ook al vindt de gezinsvoogdij-instelling, gezien de voorgeschiedenis en problematiek van [minderjarige], het vanzelfsprekend dat [minderjarige] in een Justitiële Jeugdinrichting normaal beveiligd wordt geplaatst, dan nog ligt het op de weg van de gezinsvoogdij-instelling het voor de kinderrechter met stukken onderbouwd aannemelijk te maken dat een plaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting normaal beveiligd noodzakelijk is. De kinderrechter wijst er ten overvloede op dat de besluitvorming controleerbaar uit het dossier dient te blijken.
In het thans voorliggend verzoekschrift wordt op de hiervoor aangehaalde vraagpunten uit de beschikking van 14 juli 2006 door de gezinsvoogdij-instelling ingegaan.
Bij de bespreking van punt 1 valt de navolgende passage op:
Doordat bij plaatsing bleek dat het dossier van [minderjarige] niet volledig bleek te kloppen op een aantal wezenlijke punten is het voor ons nog niet mogelijk u volledig te informeren over het behandelperspectief, omdat dit door de Rentray bijgesteld zal moeten worden.
Direct rijst de vraag hoe dat mogelijk is en tot welke vertraging bij de behandeling van [minderjarige] dit leidt of heeft geleid.
In punt 3 heeft de kinderrechter de vraag aan de orde gesteld of de behandeling van [minderjarige] elders meer in de rede zou liggen. De achtergrond van deze vraag was gelegen in de omstandigheid dat [minderjarige] een aantal maanden in de Hunnerberg is geweest waar zij het in die instelling gehanteerde competentie programma met goed gevolg heeft doorlopen. Gelet op het verblijf van [minderjarige] in de Hunnerberg zou er, zo meende de kinderrechter, sprake kunnen zijn van een gewijzigde situatie. De gezinsvoogdij-instelling heeft zich evenwel beperkt tot een niet gemotiveerde ontkennende beantwoording van die vraag.
Tenslotte heeft de kinderrechter in punt 4 gevraagd de naam van een persoon te vermelden die namens de Rentray als informant voor het bijwonen van de zitting zou kunnen worden uitgenodigd. In het thans voorliggend verzoekschrift is de naam van mevrouw H. Heins genoemd. De kinderrechter is er vanuit gegaan, dat alvorens haar naam in het verzoekschrift te vermelden, met haar de bedoeling is doorgesproken en dat zij bereid zou zijn als informant naar de zitting te komen. De kinderrechter heeft haar dan ook een uitnodiging gestuurd. Het heeft de kinderrechter verbaasd via de griffie van haar te vernemen dat ze juist niet bereid is naar de zitting te komen om een verklaring af te leggen. Ze gaf overigens aan dat de Rentray ten behoeve van [minderjarige] wel een document heeft opgesteld dat ook aan de gezinsvoogdij-instelling ter beschikking was gesteld. Pas op verzoek van de kinderrechter is dat document op vrijdagmiddag, voorafgaande aan de maandagmorgen waarop het verzoek behandeld zou worden, aan de kinderrechter overgelegd. Daarna kon dit document aan de raadsman van [minderjarige] worden doorgestuurd. Hoewel het document aanknopingspunten bevat voor een behandeling op de zitting, kon tijdens de zitting nauwelijks een extra toelichting op dit document verkregen worden. De gezinsvoogdij-instelling kon tijdens de zitting geen reactie geven op de gang van zaken in de Rentray zoals [minderjarige] die aangaf. Zo zijn [minderjarige] in verband met verlof blijkbaar toezeggingen gedaan waarop is teruggekomen. Ook is er weer vertraging bij de behandeling van [minderjarige] ontstaan.
De kinderrechter komt op grond van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de zitting naar voren is gebracht tot de slotsom dat het verzoek tot het verlengen van de machtiging tot uit huisplaatsing van [minderjarige] in een Justitiële Jeugdinrichting normaal beveiligd niet zorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd, zodat niet langer aangenomen kan worden dat er sprake is van ernstige gedragsproblemen bij [minderjarige] zoals de wet vereist. De kinderrechter wijst erop dat bij voortduring op een nadere onderbouwing is aangedrongen. Het verzoek van de gezinsvoogdij-instelling tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting normaal beveiligd zal dan ook worden afgewezen, zij het na een korte verlenging tot 1 oktober 2006 om [minderjarige] op een zorgvuldige wijze voor te bereiden op de situatie die daarna zal ontstaan.
Ter voorkoming van een misverstand wijst de kinderrechter erop dat [minderjarige] wel degelijk hulp en begeleiding nodig heeft en dat zij niet voor niets onder toezicht staat.
De kinderrechter onderkent dat [minderjarige] de neiging heeft weg te lopen. De kinderrechter wil tegen [minderjarige] zeggen dat weglopen of dat proberen argumenten zijn voor plaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting normaal beveiligd.
Aan de plaatsing zijn kosten verbonden, in welke kosten de moeder dient bij te dragen, conform het Besluit Justitiële Kinderbescherming en Vrijwillige Jeugdhulpverlening.
Beslissing
Verlengt de machtiging van de gezinsvoogdij-instelling om [minderjarige] met ingang van 17 september 2006 tot 1 oktober 2006 uit huis te plaatsen in een Justitiële Jeugdinrichting normaal beveiligd.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het verzoek de gezinsvoogdij-instelling te machtigen [minderjarige] uit huis te plaatsen in een Justitiële Jeugdinrichting normaal beveiligd voor de periode ingaande 1 oktober 2006 tot 17 maart 2007 af.
Aldus gegeven door mr. W. Miltenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
P. Groothedde als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2006.
Hoger beroep
Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de kinderrechter kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan. Die termijn is voor verzoeker en voor de belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden na de datum van de uitspraak.
Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een procureur/advocaat verplicht.