ECLI:NL:RBZLY:2006:AY7641
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitleg van de CAO voor het Bouwbedrijf en de toepassing van garantielonen
In deze kantonzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 8 augustus 2006, staat de uitleg van de CAO voor het Bouwbedrijf centraal. De eisende partij, de Nederlandse Bond voor de Bouw- en Houtnijverheid, h.o.d.n. FNV Bouw, heeft vorderingen ingesteld tegen de besloten vennootschappen Moes Bouwbedrijf Oost B.V. en Moes Bouwbedrijf West B.V. De kern van het geschil betreft de toepassing van garantielonen en de uitleg van verschillende artikelen in de CAO, met name artikel 18, dat betrekking heeft op de lonen van vakvolwassen werknemers en de voorliedentoeslag. FNV Bouw vordert onder andere een verklaring voor recht dat Moes gehouden is de in de CAO opgenomen loontabellen correct toe te passen en verzoekt om schadevergoeding van € 5.000,00 wegens geleden schade door een vermeende loonsverlaging van haar leden.
De kantonrechter heeft de vorderingen van FNV Bouw afgewezen. De rechter oordeelt dat de uitleg van de CAO-bepalingen door FNV Bouw niet houdbaar is. De kantonrechter stelt vast dat de wijzigingen in de CAO's van 2000, 2001 en 2003/2004 niet de bedoeling hadden om de bestaande afspraken te wijzigen, maar dat de interpretatie van FNV Bouw leidt tot een onjuiste toepassing van de bepalingen. De rechter benadrukt dat de bewoordingen van de CAO, gelezen in de context van de gehele tekst, van doorslaggevende betekenis zijn. De kantonrechter concludeert dat de voorliedentoeslag niet tot het garantieloon gerekend kan worden en dat de vorderingen van FNV Bouw op basis van deze uitleg niet kunnen worden toegewezen.
De uitspraak resulteert in een proceskostenveroordeling voor FNV Bouw, die als verliezende partij in de kosten van het geding wordt veroordeeld. De rechter heeft de proceskosten aan de zijde van Moes begroot op € 400,00 voor het salaris van de gemachtigde, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.