ECLI:NL:RBZLY:2006:AY7120

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
28 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
325011 HA 06-543
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.F. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst directeur onderwijsinstelling wegens vertrouwensbreuk en onvoldoende functioneren

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting tot het verstrekken van onderwijs op reformatorische grondslag en haar directeur. De directeur, die sinds de oprichting van de school in 1992 in dienst was, had te maken met veranderende functie-eisen en een toenemende druk vanuit het bestuur. De werkgeefster heeft in haar verzoekschrift aangevoerd dat de directeur niet meer in staat was om zijn taken adequaat uit te voeren, wat leidde tot een vertrouwensbreuk. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er gedurende de jaren verschillende functioneringsgesprekken hebben plaatsgevonden, maar dat de directeur niet in staat was om de gevraagde managementtaken te vervullen. Ondanks dat de directeur zijn functie al dertien jaar naar behoren had uitgevoerd, was er in de laatste jaren een opeenstapeling van problemen ontstaan, mede door interne conflicten binnen het team en de druk vanuit het bestuur. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was, gezien de onherstelbare vertrouwensbreuk en het feit dat de directeur niet voldeed aan de gestelde eisen. De kantonrechter heeft de ontbinding per 1 oktober 2006 uitgesproken en een vergoeding toegekend aan de directeur, die gedurende drie jaar recht heeft op een aanvulling tot 100% van zijn salaris, inclusief vakantiegeld, op de WW-uitkering die hij zou ontvangen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr. : 325011 HA 06-543
datum : 28 augustus 2006
Beschikking op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
in de zaak van:
de stichting STICHTING TOT HET VERSTREKKEN VAN ONDERWIJS OP REFOR-MATORISCHE GRONDSLAG,
gevestigd te Kampen,
verzoekende partij, verder te noemen werkgeefster,
gemachtigde mr. L. Bolier, verbonden aan Juridisch Adviesbureau mr. L. Bolier te 8075 AA Elspeet, Nunspeterweg 25,
tegen
[werknemer],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij, verder te noemen werknemer,
gemachtigde mr. J.G.N. Schreuders, verbonden aan de Reformatorische Maatschappelijke Unie Werknemers te 3900 AX Veenendaal, Postbus 900.
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift d.d. 7 juli 2006 van werkgeefster;
- het verweerschrift d.d. 20 juli 2006 van werknemer;
- brief d.d. 8 augustus 2006 met bijlagen van werkgeefster.
De mondelinge behandeling is gehouden op 9 augustus 2006. Verschenen zijn:
- [E] en [P], voorzitter resp. secretaris van het bestuur van werkgeefster, bijgestaan door mr. Bolier voornoemd;
- werknemer, bijgestaan door mr. Schreuders voornoemd.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht, zulks over en weer mede aan de hand van op schrift gestelde pleitaantekeningen.
Ter zitting is gebleken dat werknemer onvoldoende had kunnen kennisnemen van de bij brief van 8 augustus 2006 overgelegde bescheiden. In verband hiermee is gelegenheid gegeven voor nadere schriftelijke uitlatingen. Werknemer is op bedoelde bescheiden ingegaan in de brief d.d. 14 augustus 2006, waarbij ook zijnerzijds bescheiden zijn overgelegd. Werkgeefster heeft hier-op gereageerd bij brief d.d. 16 augustus 2006, andermaal met overlegging van bescheiden.
Werknemer heeft zich als laatste uitgelaten bij brief d.d. 18 augustus 2006.
Het geschil en de beoordeling
1.
Vaststaande feiten
a.
Werknemer, thans 50 jaar oud, is per [datum] als directeur van de ds. J. Schinkelshoekschool te Kampen bij werkgeefster in dienst getreden. Hij was laatstelijk werkzaam tegen een salaris van € 3.619,-- bruto per maand, exclusief vakantierechten.
b.
Genoemde school is in 1992 van start gegaan. Er is gedurende ongeveer zes jaren sprake ge-weest van een opbouwfase waarin de directeur vijf dagen per week als groepsleerkracht voor de (combinatie)groepen 6, 7 en 8 stond en hij zijn directietaken (grotendeels) buiten de reguliere arbeidstijd diende te verrichten.
Inmiddels heeft de school ongeveer 120 leerlingen, verdeeld over vijf klassen: groep 1/2, groep 3, groep 4, groep 5/6 en groep 7/8. Naast de directeur zijn er vijf groepsleerkrachten, een on-derwijsassistente en een adv-vervangster werkzaam.
c.
Vanaf (in ieder geval) 2004 vragen in het (basis)onderwijs onderwerpen als kwaliteitszorg, inte-graal personeelsbeleid, schoolplanontwikkeling en lump sum de aandacht. De ds. J. Schinkels-hoekschool is aangesloten bij de schoolbegeleidingsdienst Ds. J.H. Kerstenonderwijscentrum. Dit centrum heeft in verband met deze veranderingen voor de aangesloten scholen het project ‘Schoolontwikkeling’ opgezet.
d.
In een op 17 mei 2004 door het bestuur van werkgeefster met werknemer gevoerd functione-ringsgesprek is onder ogen gezien dat in verband met genoemde veranderingen in het (basis-) onderwijs, het managementaspect in de door de directeur te vervullen taak zou worden vergroot en ook de rol van werknemer in verhouding tot het bestuur zou veranderen. Werknemer is ge-vraagd om in verband hiermee knelpunten qua tijdsbesteding en opleiding op te geven en een plan te maken voor de na te streven doelstellingen / verbeteringen. Werknemer heeft daarbij te kennen gegeven dat hij niet meer dan maximaal de helft van zijn werktijd aan zijn directeursta-ken zou willen besteden en overigens als groepsleerkracht werkzaam zou willen blijven en dat hem het lesgeven meer voldoening geeft dan zijn directeursfunctie.
e.
Omstreeks juni 2005 heeft het bestuur van werkgeefster, op initiatief van werknemer, overwo-gen of een – destijds – aan de school verbonden leerkracht de directeursfunctie van werknemer zou kunnen overnemen. Werkgeefster is niet meegedaan in het voorstel om deze bepaald aan-geduide medewerker als directeur aan te stellen.
Bij brief van 21 juni 2005 heeft het bestuur van werkgeefster zijn ongenoegen geuit over de gang van zaken en de rol van werknemer daarin, maar heeft hij tevens werknemer de kans ge-boden om te bewijzen dat hij de functie van directeur op een goede wijze zou kunnen vervullen, waartoe duidelijke afspraken in het vooruitzicht zijn gesteld over hoe de directeur zou moeten functioneren en presteren. Daarbij is van werknemer verlangd dat hij al die managementinfor-matie zou verstrekken welke het bestuur nodig zou hebben om het te voeren beleid gestalte te kunnen geven. Werknemer diende daartoe in week 37 /2005 met voorstellen te komen, waaron-der (de inrichting van) de benodigde managementrapportage.
f.
Per 1 augustus 2005 is aan werknemer vier dagen per week ambulante tijd toegekend (waaron-der één dag voor studie) en is werknemer de schoolleiderscursus gaan volgen.
Ambulante tijd is de tijd die niet behoeft te worden besteed aan lesgebonden taken.
g.
Tijdens de in het begin van week 37/2005 gehouden bestuursvergadering had werknemer nog geen voorbeeld voor de managementrapportage voorhanden en zegde hij rapportage tegen het einde van deze week toe. Het bestuur heeft hem hierover een ernstig verwijt gemaakt.
h.
Werkgeefster heeft bij brief d.d. 27 januari 2006 aan werknemer bericht:
(..) Op 26 januari verscheen u zonder opgave van redenen niet op de vergadering van het dage-lijks bestuur. U wilde ook op herhaald aandringen van de voorzitter niet komen. U deelde alleen mee dat u niet kwam en zei niet waarom. U wilde ook niet ingaan op ons aanbod naar (uw woonplaats) te komen en daar met u te praten. De voorzitter heeft u te kennen gegeven dat wij deze weigering absoluut niet zouden accepteren en u de gelegenheid gegeven om tot 20.30 uur nog op school te verschijnen. U heeft hieraan geen gevolg gegeven. In het verleden hebt u al eens de vergadering van het dagelijks bestuur op niet vriendelijke wijze verlaten. Wij hebben toen gezegd dat herhaling van zulk gedrag absoluut niet mag gebeuren. Het is dus niet de eerste keer dat u wordt gewaarschuwd voor uw gedrag.
Wij zien ons dan ook genoodzaakt u ons voornemen kenbaar te maken u te schorsen als disci-plinaire maatregel met inhouding van uw bezoldiging voor de duur van 4 weken. (..)
i.
Werkgeefster heeft werknemer op 27 januari 2006 te kennen gegeven dat hij zijn werkzaamhe-den diende te beëindigen in afwachting van een oplossing of een beslissing. Sindsdien is werk-nemer niet meer voor werkgeefster werkzaam geweest.
2.
Standpunt werkgeefster
Werkgeefster heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer, we-gens verandering in de omstandigheden welke van dien aard is, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Daartoe heeft werkgeefster aange-voerd – zakelijk weergegeven – dat het uitgesloten is dat werknemer de overeengekomen di-recteurswerkzaamheden nog langer feitelijk uit kan oefenen. Dat had anders kunnen liggen voor het uitoefenen van de functie van leerkracht, welke functie na januari 2006 ook aan werknemer is aangeboden. Werknemer wenst echter als directeur terug te komen.
Met name tussen een directeur en het bestuur van werkgeefster moet een grote mate van ver-trouwen in elkaar aanwezig zijn. Een dergelijke vertrouwensbasis ontbreekt ten enenmale; het voorheen in werknemer aanwezige vertrouwen is onherstelbaar beschadigd. Werkgeefster is van oordeel dat aan werknemer voldoende kansen zijn geboden om te komen tot een verbetertraject.
Hoewel werkgeefster van mening is dat de ontstane situatie niet te wijten is aan het bestuur, wil zij wel oog hebben voor de belangen van werknemer. Dit betekende aanvankelijk concreet dat werkgeefster garandeerde dat bij een beëindiging van het dienstverband, werknemer gedurende drie jaar (dus de WW-periode met een maximum van drie jaar) niet te maken kan krijgen met een achteruitgang in salaris. Werkgeefster is verplicht de eventuele WW-uitkering gedurende drie jaar voor eigen rekening te nemen.
Inmiddels ziet werkgeefster zich geconfronteerd met de situatie dat er in de plaats van werkne-mer voor het nieuwe schooljaar een oudere directeur is benoemd, die qua salaris vrij hoog zit, terwijl na ontbinding van de arbeidsovereenkomst werkgeefster gedurende een WW-periode van maximaal drie jaar aan werknemer circa 70 % van zijn directeurssalaris zal moeten door-betalen. Werkgeefster verzoekt de ontbinding uit te spreken zonder toekenning van een vergoe-ding.
3.
Standpunt werknemer
Werknemer heeft het verzoek bestreden. Hoewel zich met individuele bestuursleden fricties hebben voorgedaan (voor een groot deel veroorzaakt door het individuele optreden van be-stuursleden), heeft werknemer in ieder geval dertien jaar zijn functie als directeur kunnen uitoe-fenen zonder dat er voor werkgeefster aanleiding was tot het nemen van maatregelen. Genoem-de fricties hebben door hun opeenstapeling de persoonlijke verhoudingen wel onder toenemen-de druk gezet. De vraag is echter – en werknemer beantwoordt deze ontkennend – of de gevol-gen daarvan voor zijn rekening en risico moeten komen.
Werknemer heeft naar behoren gefunctioneerd als directeur. Het eerste functioneringsgesprek vond plaats na 12 jaar dienstverband. Werkgeefster verzuimt verder te melden dat de resultaten van de school gewoon goed zijn en de tevredenheid van de ouders erg hoog is. Sterk veront-ruste ouders hebben zich na 26 januari 2006 tot het bestuur gewend en op gesprekken aange-drongen. Ook binnen het team geniet werknemer veel vertrouwen.
Werknemer heeft tegen de achtergrond van het gegeven dat hij langdurig heeft moeten functio-neren als directeur terwijl hij daarvoor maar één dag ter beschikking had, in genoemd functione-ringsgesprek aangegeven dat hij opzag tegen uitbreiding van directietaken en dat hij dat niet ambieerde. Uiteindelijk heeft werkgeefster aan werknemer meer ambulante tijd toegekend. Dit mag gezien worden als een bevestiging van het standpunt van werknemer.
Het zogenaamde verbetertraject heeft slechts geduurd vanaf 1 augustus 2005 tot 26 januari 2006. Werkgeefster kan in redelijkheid niet volhouden dat werknemer zijn kans heeft gehad en verspeeld.
Werknemer is bereid zijn dienstverband voort te zetten en zijn functie weer op te pakken. Pri-mair verzoekt hij dan ook om afwijzing van het ontbindingsverzoek.
Subsidiair verzoek hij om toekenning van een vergoeding overeenkomstig de kantonrechters-formule waarin de factor C=3, d.i. een vergoeding van € 225.000,-- bruto. In dit verband heeft hij in het bijzonder aangevoerd dat hem geen verwijt kan worden gemaakt en dat het verhaal dat hij niet zou functioneren, iedere feitelijke grondslag ontbeert. Voor werknemer zal het, gezien zijn leeftijd, uitermate moeilijk worden om een gelijkwaardige functie in het onderwijs te vin-den. Dit klemt te meer daar de denominatie binnen het bijzonder primair onderwijs, waartoe werknemer en de ds. J. Schinkelshoekschool behoren, niet groot is. Alle commotie rond zijn abrupte vertrek en de huidige ontslagprocedure, zal het hem nagenoeg onmogelijk maken om binnen deze denominatie ander werk te vinden.
4.
Oordeel van de kantonrechter
a.
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het be-staan van een opzegverbod.
b.
Wat betreft de vraag of het dienstverband tussen partijen kan worden voortgezet, is de kanton-rechter – ook gezien de door werknemer gegeven uitleg over de destijds bestaande arbeidssitua-tie – bereid om te nuanceren de mededeling van werknemer in het op 17 mei 2004 gehouden functioneringsgesprek zoals onder 1-d. vermeld. Niettemin is het, ook gezien de onder 1-c ver-melde omstandigheden, wel duidelijk dat werknemer zijn (met de directeursfunctie samenhan-gende) managerstaak meer inhoud diende te geven en dat het bestuur van werkgeefster in mei 2004 liet blijken dat zij hieraan belang hechtte en van werknemer voorstellen op dit punt ver-wachtte. Dat is er het gehele schooljaar 2004 / 2005 blijkbaar niet van gekomen.
In de schriftelijke uitlatingen in aansluiting op de gehouden zitting, is voor het eerst naar voren gekomen dat in het schooljaar 2004/2005 tot februari 2005 sprake is geweest van een groot-scheepse verbouwing van de school, waar werknemer (ook) veel tijd in heeft moeten steken. Dit moge zo zijn, maar werknemer kan zich inzake het (in samenspraak met het bestuur) sturing geven aan voor de school belangrijke ontwikkelingen, niet zonder meer verontschuldigen met de verwijzing naar die andere bezigheden.
Blijkens het onder 1-e. vermelde heeft werkgeefster in juni 2005 aan werknemer een nieuwe kans gegeven om ook als manager voldoende te presteren. Werkgeefster is toen ook tegemoet-gekomen aan de wens van werknemer om over meer ambulante tijd te beschikken.
Werknemer heeft bestreden dat hij al in de onder 1-g bedoelde bestuursvergadering de voor-beeld-managementrapportage voorhanden diende te hebben. Het is de kantonrechter ook niet kunnen blijken dat (uiteindelijk) is afgesproken dat de rapportage toen al (dus aan het begin van week 37/2005) voorhanden diende te zijn. Het geeft echter wel te denken dat werknemer toen blijkbaar nog niets voorhanden had van de verlangde rapportage, terwijl nog slechts enkele da-gen restten om dit werk af te ronden en het voor werknemer blijkbaar een moeilijk te klaren klus betrof. De door werknemer kort daarna alsnog ingeleverde lijst is door werkgeefster ter zitting betiteld als een bepaald niet adequaat voorstel voor een managementsrapportage. Werknemer heeft dit onweersproken gelaten.
Mitsdien heeft werknemer tot en met week 37/2005 aan het bestuur van werkgeefster niet het vertrouwen kunnen geven dat hij ook dit onderdeel van zijn taak behoorlijk zou kunnen vervul-len.
Zo bezien acht de kantonrechter het opmerkelijk dat werknemer ook in de periode tot en met december 2005 niet (zoveel als mogelijk) is gaan deelnemen aan het door de schoolbegelei-dingsdienst opgezette project Schoolontwikkeling.
In januari 2006 is het gekomen tot een breuk tussen partijen.
c.
Wat de concrete aanleiding tot die breuk betreft, heeft werkgeefster bij verzoekschrift opgege-ven, dat in oktober, november en december 2005 vergaderingen van het bestuur van werkgeef-ster hebben plaatsgevonden, waarbij werknemer uitdrukkelijk is uitgenodigd deel te nemen omdat er over zijn functioneren werd gesproken. Werkgeefster heeft in die periode geen enkele verbetering kunnen waarnemen. Een gesprek op 26 januari 2006 vond geen doorgang omdat werknemer niet op kwam dagen, alhoewel hij door de voorzitter van het bestuur verschillende keren voor die bespreking was uitgenodigd en er op werd aangedrongen dat hij zou komen. Werknemer deelde echter mee dat hij niet kwam, de reden niet wilde vertellen en dat zou doen als het hem uitkwam.
Werkgeefster erkent dat er naderhand onduidelijkheid was over de vraag of werknemer tijdig was uitgenodigd, maar bij het bestuur bleek de vertrouwensbasis om met elkaar door te gaan, te zijn vervallen.
Werknemer heeft zich in zijn verweerschrift afgevraagd welke verbetering werkgeefster in de periode tot en met december 2005 reeds had mogen verwachten. Werknemer heeft in dit ver-band er op gewezen dat in het najaar van 2005 grote onrust onder het personeel ontstond naar aanleiding van het gedrag van een nieuw benoemde collega. Deze collega besprak achter werk-nemers rug om situaties op school met bestuursleden en zorgde door zijn houding op school voor veel conflicten binnen het team. Het bestuur van werkgeefster sloot zich echter af voor de problematiek en hield de collega de hand boven het hoofd. Intussen steeg de onrust binnen het team en daalde het vertrouwen van de teamleden in het bestuur tot een dieptepunt, mede door hetgeen zich in de afgelopen jaren allemaal had voorgedaan als gevolg van het gedrag van di-verse bestuursleden. Op 23 november 2005 was er een jaarlijkse gecombineerde vergadering van bestuur en personeel. Veel personeelsleden hebben deze vergadering gedesillusioneerd verlaten en hebben, mede door het gedrag van de nieuwe collega, een vergadering belegd op 17 januari 2006. De notulen van 17 januari 2006 zijn niet naar het bestuur, maar naar de vertrou-wenspersoon van de school gezonden. Op 25 januari heeft werknemer tezamen met een ander teamlid, deze vertrouwenspersoon bezocht en hem gesproken over de zorgelijke situatie. Werk-nemer was te laat uitgenodigd voor de bestuursvergadering op 26 januari 2006. Toen de voor-zitter hem telefonisch sommeerde om toch vanuit werknemers woonplaats naar Kampen af te reizen, heeft werknemer gemeld dat niet te doen. Ook heeft werknemer toen gezegd dat hij de reden wellicht later zou vertellen. Een en ander had te maken met het verloop en de uitkomst van het gevoerde gesprek met de vertrouwenspersoon.
Ter zitting heeft werknemer opgegeven dat hij zich tot de vertrouwenspersoon van de school heeft gewend in verband met door hem in de omgang met de secretaris van het bestuur ervaren spanning en hem door een derde gedane mededeling over een uitlating van de secretaris betref-fende werknemer. Ook speelden een rol alle spanningen en fricties tussen het personeel, waar-voor – naar werknemer hoopte – de vertrouwenspersoon iets zou kunnen betekenen. Omdat werknemer de gang naar de vertrouwenspersoon had gemaakt, heeft hij de gesprekken met de voorzitter van het bestuur afgezegd.
d.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het onmiskenbaar dat in januari 2006 partijen zijn vastgelopen. In aansluiting op de onder 1-h. bedoelde brief en de onder 1-i. bedoelde medede-ling is getracht tot een vergelijk te komen, ook in de vorm van terugkeer van werknemer als directeur onder voorwaarden, maar een voor beide partijen aanvaardbare oplossing is niet mo-gelijk gebleken. Ter zitting is namens werkgeefster nadrukkelijk opgegeven dat er geen moge-lijkheden bestaan om samen voort te gaan en dat verdergaande samenwerking tot grote schade voor de school zal leiden. Werknemer heeft nadrukkelijk opgegeven te willen terugkeren als directeur. De kantonrechter heeft echter in hetgeen door en namens werknemer is aangevoerd, geen punten gevonden om te kunnen veronderstellen dat (anders dan werknemer veronderstelt) binnen afzienbare tijd de knelpunten in werknemers vervulling van de directeursfunctie kunnen worden weggenomen. De kantonrechter ziet hierbij vooral op de hiervoor onder 4-b. bedoelde punten en het gegeven dat werknemer blijkbaar niet anders dan met medewerking van de school, de door hem in augustus 2005 aangevangen (en tot januari 2006 gevolgde) opleiding voor schoolleider kan volgen, en niet op punten betreffende de kwaliteit van het gegeven on-derwijs waarover partijen in hun nadere schriftelijke uitlatingen uiteenlopende standpunten heb-ben ingenomen.
Gezien een en ander is de gevraagde ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd.
e.
Ook inzake de aan werknemer toekomende vergoeding lopen de standpunten van partijen uit-een. In dit verband verdient nog opmerking dat werknemer in zijn verweerschrift onder 9. een aantal fricties (buiten de hiervoor genoemde) met bestuursleden heeft opgesomd, waarvan werkgeefster die welke zich in het meer of minder verre verleden hebben voorgedaan in alge-mene bewoordingen heeft weersproken, terwijl zij op een enkel concreet punt meer gedetail-leerd is ingegaan.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er geen goede grond om aan te nemen dat ‘oud zeer’ als gevolg van door werknemer in zijn verweerschrift onder 9. benoemde punten, in relevante mate heeft meegespeeld bij de verstoring van de arbeidsverhouding tussen partijen. De kanton-rechter zal aan die punten dan ook verder voorbij gaan.
f.
Voor de door werknemer gevraagde vergoeding bestaat geen grond omdat niet aannemelijk is geworden dat de ontbinding (in de mate als door werknemer gesteld) aan werkgeefster te wijten is. Ten aanzien van werknemer acht de kantonrechter het aannemelijk dat veeleer sprake is van niet kunnen voldoen aan de door het bestuur van werkgeefster aan werknemer gestelde eisen dan niet willen voldoen aan die eisen, terwijl de uiteindelijke breuk tussen partijen is beïnvloed door factoren in het team, waarvan werkgeefster in haar nadere schriftelijke uitlating d.d. 16 augustus 2006 (p. 5) te gemakkelijk heeft aangenomen dat werknemer zodanig leiding had moeten geven dat ook alle teamleden op een lijn kwamen.
Alles bijeen genomen ligt naar het oordeel van de kantonrechter een zogenaamde neutrale af-wikkeling in de rede. Aan de zijde van werkgeefster speelt echter mee dat zij verplicht is de eventuele WW-uitkering gedurende drie jaar voor eigen rekening te nemen. Ter zitting is na-mens werknemer bepleit dat dit aspect niet zou mogen meewegen bij de toekenning van een vergoeding, maar de kantonrechter acht dit standpunt irreëel. Indien werkgeefster gedurende de maximale termijn van drie jaar de WW-uitkering voor haar rekening zou moeten nemen, zou zij in totaal aan werknemer betalen een vergoeding van meer dan 25 maandsalarissen, d.i. meer dan de ingevolge de zogenaamde neutrale kantonrechtersformule te betalen vergoeding van negen-tien maandsalarissen.
Het komt de kantonrechter dan ook met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voor de aan werknemer ten laste van werkgeefster toe te kennen vergoeding te beperken tot / vast te stellen op een aanvulling gedurende drie jaar tot 100 % van werknemers huidige salaris-niveau inclusief vakantierechten op werknemers (door werkgeefster voor eigen rekening te nemen) uitkering of door hem elders te verdienen lager salaris, per saldo er op neerkomend dat werknemer gedurende drie jaar na ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet te maken kan krijgen met een achteruitgang in salaris.
g.
Aangezien werkgeefster zodanige vergoeding niet heeft aangeboden, wordt zij ex artikel 7:685, lid 9, Burgerlijk Wetboek in de gelegenheid gesteld haar verzoek desgewenst in te trekken.
h.
De kantonrechter vindt aanleiding om de proceskosten te compenseren indien het komt tot ont-binding van de arbeidsovereenkomst. Indien het verzoek wordt ingetrokken dient werkgeefster te worden verwezen in de proceskosten.
De beslissing
De kantonrechter:
- stelt partijen in kennis van zijn voornemen de tussen hen bestaande arbeidsovereen-komst te ontbinden met ingang van 1 oktober 2006 onder toekenning aan werknemer ten laste van werkgeefster van een vergoeding bestaande in een aanvulling gedurende drie jaar vanaf 1 oktober 2006 tot 100 % van werknemers huidige salarisniveau inclu-sief vakantierechten op werknemers (door werkgeefster voor eigen rekening te nemen) uitkering of door hem elders te verdienen lager salaris;
- stelt werkgeefster in de gelegenheid het verzoek in te trekken uiterlijk op 15 september 2006 door middel van een schriftelijke verklaring ter griffie van de sector kanton, onder onverwijlde mededeling daarvan aan de wederpartij;
voor het geval werkgeefster het verzoek niet intrekt:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt met ingang van 1 oktober 2006;
- kent aan werknemer ten laste van werkgeefster toe een vergoeding bestaande in een aanvulling gedurende drie jaar vanaf 1 oktober 2006 tot 100 % van werknemers huidige salarisniveau inclusief vakantierechten op werknemers (door werkgeefster voor eigen rekening te nemen) uitkering of door hem elders te verdienen lager salaris, en veroor-deelt werkgeefster tot betaling daarvan aan werknemer tegen bewijs van kwijting;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
voor het geval werkgeefster het verzoek intrekt:
- veroordeelt werkgeefster in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van werknemer vastgesteld op € 400,-- voor salaris gemachtigde.
Aldus gegeven door mr. J.F. de Vries, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzit-ting van 28 augustus 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.