ECLI:NL:RBZLY:2006:AY5158

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
310103 CV 06-716
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H. Canté
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van schade door diefstal van elektriciteit in het kader van een hennepkwekerij

In deze zaak vorderde Essent Netwerk B.V. betaling van schadevergoeding van [gedaagde] wegens diefstal van elektriciteit ten behoeve van een hennepkwekerij. De kantonrechter te Zwolle-Lelystad heeft op 27 juli 2006 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. Essent stelde dat [gedaagde] illegaal elektriciteit had afgenomen voor zijn hennepkwekerij, die op 2 mei 2005 door de politie was ontdekt. De rechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot levering van elektriciteit bestond tussen partijen en dat [gedaagde] op 5 september 2005 door de politierechter was veroordeeld voor zowel het handelen in strijd met de Opiumwet als voor diefstal van elektriciteit. Essent vorderde een bedrag van € 4.511,90, dat was berekend op basis van de periode van exploitatie van de hennepkwekerij en het vermogen van de aangetroffen apparatuur. [gedaagde] betwistte de hoogte van de vordering en voerde aan dat hij slechts gedurende twee maanden elektriciteit had afgenomen, terwijl Essent zich baseerde op een periode van 107 dagen. De kantonrechter oordeelde dat Essent bewijs moest leveren van de schade die zij had geleden als gevolg van de diefstal van elektriciteit door [gedaagde], en hield verdere beslissingen aan totdat bewijslevering had plaatsgevonden. De zaak werd aangehouden tot een zitting op 10 augustus 2006, waar Essent schriftelijk moest aangeven of zij getuigen wilde voorbrengen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Deventer
zaaknr.: 310103 CV EXPL 06-716
datum : 27 juli 2006
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ESSENT NETWERK B.V.,
gevestigd en zaakdoende te ‘s-Hertogenbosch,
eisende partij,
gemachtigde mr. J.F. Koenders, advocaat te 9703 LP Groningen, Postbus 9420,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.S. Staijen, advocaat te 7401 HD Deventer, Postbus 6150.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding
- het antwoord van de gedaagde partij
- de nadere toelichting van partijen.
Het geschil
Eiseres (hierna ook: Essent) vordert betaling van door haar aan gedaagde (hierna ook: [gedaagde]) geleverde elektriciteit, vermeerderd met wettelijke rente.
[Gedaagde] heeft de vordering betwist.
De beoordeling
1.
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast:
a. Tussen partijen is ten aanzien van de woning te [gemeente] aan [adres] (hierna: de woning) een overeenkomst tot levering van gas en elektriciteit gesloten.
b. Op 2 mei 2005 heeft de politie in de woning een hennepkwekerij aangetroffen. Daarbij is tevens vastgesteld dat sprake was van illegale afname van elektriciteit ten behoeve van die hennepkwekerij. De zegels van de elektrometer waren verbroken.
c. Bij inmiddels onherroepelijk geworden mondeling vonnis van de politierechter te Zwolle van 5 september 2005 is [gedaagde] veroordeeld voor handelen in strijd met de Opiumwet gedurende het tijdvak van 1 maart 2005 tot 3 mei 2005 en voor diefstal van elektriciteit gedurende de periode van 1 december 2004 tot 3 mei 2005.
d. In voormeld mondeling vonnis is [gedaagde] tevens veroordeeld om aan Essent € 4.500,- schadevergoeding te betalen.
2.
Essent vordert in hoofdsom € 4.511,90, zijnde haar oorspronkelijk op € 9.011,90 berekende schade, verminderd met het door de politierechter in voormeld strafvonnis toegewezen bedrag aan schadevergoeding ad € 4.500,-. Zij vordert voorts de wettelijke rente over voornoemde hoofdsom vanaf 1 december 2004, subsidiair vanaf 2 mei 2005. Haar vordering terzake buitengerechtelijke incassokosten heeft zij bij repliek laten vallen teneinde de bevoegdheidsgrens van de kantonrechter niet te overschrijden. Essent grondt haar vordering primair op de overeenkomst tussen partijen inzake de levering van gas en elektriciteit, waarop volgens haar van toepassing haar algemene voorwaarden, en subsidiair op onrechtmatig handelen van [gedaagde], bestaande in het illegaal, en wel na uitschakeling van de elektrometer, aftappen van stroom. Zij heeft haar vordering berekend op basis van 107 dagen (de periode van 1december 2004 tot 3 mei 2005) exploitatie van de hennepkwekerij door [gedaagde] en gerelateerd aan het elektrische vermogen van de in de woning op 2 mei 2005 aangetroffen lampen en overige apparatuur.
3.
[gedaagde] heeft allereerst de absolute bevoegdheid van de kantonrechter op basis van het bij dagvaarding gevorderde bedrag betwist. [gedaagde] heeft zijn verantwoordelijkheid voor de in de woning aangetroffen hennepkwekerij en de illegale afname van elektriciteit erkend. Hij heeft de berekening van de vordering van Essent betwist door erop te wijzen dat hij (ook volgens de door Essent overgelegde aantekening van het mondelinge vonnis) pas vanaf 1 maart 2005 de hennepkwekerij heeft geëxploiteerd, en dus niet gedurende 107 dagen. De politierechter heeft de vordering van Essent ook slechts tot € 4.500,- toegewezen vanwege die periode van exploitatie, aldus [gedaagde]. De door Essent overgelegde “aantekening mondeling vonnis” is niet gelijk te stellen met een “vonnis” als bedoeld in artikel 161 Rv., zo heeft [gedaagde] betoogd. Als Essent haar vordering wil baseren op illegale stroomafname voorafgaande aan 1 maart 2005, dan zal zij die afname volgens [gedaagde] hebben te bewijzen. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn bovenmatig gezien de volgens [gedaagde] beperkte inspanningen van de gemachtigde van Essent terzake.
4.
Bij repliek heeft Essent haar vordering verminderd met het bedrag van de oorspronkelijk gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en aldus haar vordering onder de bevoegdheidsgrens voor de kantonrechter gebracht. Daarmee behoeft het bevoegdheidsverweer geen nadere bespreking meer en is de discussie omtrent de gerechtvaardigdheid van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten tevens niet langer aan de orde.
5.
Het verweer dat de “aantekening mondeling vonnis” betreffende de strafrechtelijke veroordeling van [gedaagde] door de politierechter te Zwolle op 5 september 2005 niet gelijk te stellen is met een “vonnis” als bedoeld in artikel 161 Rv., wordt gepasseerd. Artikel 161 Rv. spreekt enkel van een “vonnis” en stelt daaraan geen nadere eisen. Partijen zijn het erover eens dat de (als prod. 8 bij de dagvaarding overgelegde) “aantekening mondeling vonnis” een juiste weergave is van de op 5 september 2005 op tegenspraak tegen [gedaagde] door de politierechter te Zwolle mondeling uitgesproken veroordeling. Daarmee is onmiskenbaar sprake van een strafrechtelijk “vonnis”. De conclusie kan daarom geen andere zijn dan dat artikel 161 Rv. in dit geval toepassing vindt.
6.
Uit het strafvonnis blijkt dat [gedaagde] is veroordeeld wegens diefstal van elektriciteit die door Essent is geleverd. [gedaagde] heeft dat op zichzelf ook erkend (vide antwoord onder 4 en 5). Daarmee is de grondslag voor de vordering van Essent gegeven en kan de discussie over de inhoud van de tussen partijen bestaande overeenkomst tot het leveren van (gas en) elektriciteit aan de woning buiten beschouwing blijven.
7.
[gedaagde] heeft zich beroepen op verrekening van de vordering van Essent met door hem betaalde voorschotbedragen in het kader van de overeenkomst tot levering van energie aan de woning. Essent heeft dat betoog tegengesproken door aan te voeren dat de betaling van de levering van energie loopt via een andere rechtspersoon, en dat zij slechts de leverancier van de elektriciteit is. Dat dispuut kan verder in het midden blijven. Artikel 6:136 BW bepaalt dat de rechter een vordering ondanks een beroep van de gedaagde op verrekening kan toewijzen indien de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is. In dit geval heeft [gedaagde] nagelaten zelfs maar het bedrag te noemen waarvoor hij een beroep op verrekening doet, zodat dat beroep wordt gepasseerd.
8.
Resteert de vraag naar de hoogte van de vordering van Essent.
a.
Uit de bij de dagvaarding gevoegde stukken betreffende de berekening van de vordering door eiseres blijkt, dat zij die heeft gecalculeerd aan de hand van de door haar op 107 dagen gestelde periode van exploitatie van de hennepkwekerij en het vermogen van de op 2 mei 2005 in de woning aangetroffen elektrische verlichting en andere apparaten. Doordat [gedaagde] de elektrometer had uitgeschakeld, zoals hij heeft erkend, was reguliere registratie van het stroomverbruik immers onmogelijk geworden.
b.
[gedaagde] heeft bestreden dat hij zijn hennepkwekerij gedurende 107 dagen heeft geëxploiteerd. Hij heeft verwezen naar zijn eigen verklaring tegenover de politie waarin hij heeft verklaard dat hij de kwekerij ongeveer twee maanden in bedrijf heeft gehad, nadat hij die begin december 2004 was gaan inrichten. Voorts heeft hij erop gewezen dat hij blijkens de “aantekening mondeling vonnis” voor handelen in strijd met de Opiumwet is veroordeeld gedurende het tijdvak 1 maart tot 3 mei 2005. Om die reden heeft de strafrechter volgens hem ook de civiele vordering van Essent in de strafzaak slechts voor de helft toegewezen.
c.
Essent heeft er op haar beurt op gewezen dat blijkens diezelfde “aantekening mondeling vonnis” [gedaagde] is veroordeeld voor diefstal van elektriciteit gedurende het tijdvak van 1 december 2004 tot 3 mei 2005 en beroept zich op de dwingende rechtskracht van dat vonnis.
d.
Met [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat uit de “aantekening mondeling vonnis” van 5 september 2005 – mede gelet op het vaststaande gegeven dat de strafrechter de vordering van Essent (zonder verdere redengeving in de schriftelijke vastlegging) slechts voor de helft heeft toegewezen - niet zonder meer voortvloeit dat die diefstal van elektriciteit ook heeft plaats gehad in een omvang als door Essent berekend. [gedaagde] heeft inderdaad tegenover de politie verklaard dat hij pas ongeveer twee maanden voor de inval met de werkelijke exploitatie was begonnen, welke erkenning vermoedelijk (mede) ten grondslag heeft gelegen aan de veroordeling wegens handelen in strijd met de Opiumwet gedurende het tijdvak van 1 maart tot 3 mei 2005. Essent heeft bij repliek dit op zichzelf begrijpelijke betoog niet nader besproken en hooguit weersproken door zich (opnieuw) te beroepen op de dwingende rechtskracht van het strafvonnis.
e.
De hoogte van de vordering van Essent is aldus gemotiveerd betwist, zodat bewijslevering onvermijdelijk is. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat Essent bewijs levert van haar stelling dat de door haar als gevolg van de diefstal van elektriciteit door [gedaagde] geleden schade hoger is dan € 4.500,-.
9.
Totdat het resultaat van de bewijslevering bekend is wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
De beslissing
De kantonrechter:
- stelt Essent in de gelegenheid te bewijzen dat de schade die zij heeft geleden als gevolg van de diefstal van elektriciteit door [gedaagde] hoger is dan € 4.500;
- bepaalt voorts het navolgende:
Voor overlegging van schriftelijk bewijs wordt de zaak aangehouden tot de zitting van donderdag 10 augustus 2006 te 10.15 uur. Indien Essent bewijs door getuigen wil leveren, moet dat voor of uiterlijk op die zitting schriftelijk aan de sector kanton worden meegedeeld met opgave van het aantal getuigen dat zal worden voorgebracht.
Essent wordt er uitdrukkelijk op gewezen dat uiterlijk zeven dagen voor het verhoor ook aan de tegenpartij de namen en woonplaatsen van de getuigen moeten worden opgegeven.
Als partijen wensen dat met hun verhinderdata rekening wordt gehouden, zullen zij die eveneens voor of uiterlijk op die zitting schriftelijk dienen op te geven. Vervolgens zal dan worden bepaald wanneer het getuigenverhoor zal plaatsvinden.
Het getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw te Deventer,
Brink 12.
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. A.H. Canté, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 27 juli 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.