ECLI:NL:RBZLY:2006:AY5104

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
11 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.630217-03
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Schimmel
  • A. Wemes
  • M. Spiering-Van der Maden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzet op inbezit hebben van kinderporno

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 11 juli 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het in bezit hebben van kinderporno. De tenlastelegging omvatte het bezit van kinderpornografische afbeeldingen en filmfiles op verschillende harde schijven. De rechtbank heeft de dagvaarding nietig verklaard voor zover deze niet feitelijk was omschreven, maar oordeelde dat de tenlastelegging voldoende duidelijk was om de verdachte in staat te stellen zich te verdedigen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte actief op zoek was naar kinderpornografisch materiaal en dit op zijn computers had opgeslagen. Er werd een grote hoeveelheid materiaal aangetroffen, waaronder persoonlijke bestanden, wat de verdachte in een verdacht licht stelde. De rechtbank achtte het onwaarschijnlijk dat iemand anders het materiaal op de computer had geplaatst, gezien de specifieke zoektermen die de verdachte had gebruikt op Google.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook verantwoordelijk was voor het gewiste materiaal, omdat hij de deskundigheid had om dit weer zichtbaar te maken. De rechtbank concludeerde dat het bewezen feit, het in bezit hebben van kinderporno, strafbaar was op grond van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand, die niet tenuitvoergelegd zou worden, tenzij hij zich binnen de proeftijd van 2 jaar opnieuw schuldig maakte aan een strafbaar feit. Daarnaast werd een taakstraf van 100 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter J. Schimmel, met de rechters A. Wemes en M. Spiering-Van der Maden.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 07.630217-03
Uitspraak: 11 juli 2006
S T R A F V O N N I S
in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2006. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Kok, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. Brouwer, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting gewijzigd)
Door de raadsman is aangevoerd dat de dagvaarding nietig is voor zover het betreft de afbeeldingen die niet feitelijk zijn omschreven.
De rechtbank verwerpt het verweer. Het is juist dat het enkel bezigen van de in de zin van art. 240b Sr gebezigde termen onvoldoende feitelijke betekenis heeft. In de deze tenlastelegging is echter vermeld dat verdachte ‘kinderpornografische afbeeldingen en kinderpornografische filmfiles op een of meer harde schijven van een of meer computers geplaatst en/of gebracht en/of opgeslagen heeft gehad, bestaande die files onder meer uit:’ en vervolgens is van een negental files de inhoud omschreven. Ingevolge art. 261 Sv dient een dagvaarding de opgave te behelzen van het feit dat aan de verdachte wordt verweten. De wezenlijke functie van de tenlastelegging brengt mee dat – en de opgave van het feit zal dan ook voldoen aan art. 261 Sv indien – deze zo duidelijk is dat de verdachte zich naar behoren tegen het strafrechtelijke verwijt kan verdedigen. De rechtbank is van oordeel dat daaraan in casu is voldaan.
BEWIJS
Door de raadsman is – zakelijk weergegeven – betoogd dat een ander de computers van verdachte als ‘stalplaats’ heeft gebruikt voor kinderporno, verdachte daar eerst in mei/juni 2003 weet van kreeg en de kinderporno toen heeft verwijderd. Aldus zou door het ontbreken van opzet niet kunnen worden gesproken van het in bezit hebben gehad van kinderporno. De rechtbank overweegt het volgende:
Uit de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien leidt de rechtbank af dat verdachte actief op zoek is geweest naar kinderpornografisch materiaal, dit op zijn harde schijven heeft geplaatst en bewaard heeft. Daarnaast is kinderporno verplaatst van een harde schijf naar een andere schijf.
Er is kinderporno aangetroffen in de aangemaakte folders D:\users\laptop\C\Hans, D:\users\laptop\C\Hans\extra hard en D:\users\C\Hans\extra\soft, terwijl de voornaam van verdachte Hans is. Het gaat om een grote hoeveelheid aangetroffen materiaal, waarvan een deel is aangetroffen in de folder D:\users\laptop, waarin zich ook min of meer persoonlijke bestanden bevonden, zoals vakantiefoto’s, zakelijke mails enzovoort. Verdachte heeft op de zoeksite van Google de zoektermen ‘year’, alt.sex.stories.incest’, ‘little’, ‘month’, en ‘born’ ingetoetst. Op grond hiervan acht de rechtbank het reeds hoogst onwaarschijnlijk dat een ander het kinderpornografisch materiaal op de computer van verdachte heeft geplaatst. Daar komt bij dat, op de vraag van de raadsman gesteld bij de rechter-commissaris – wat de reden kan zijn dat anderen de computers van cliënt gebruiken om kinderporno op te plaatsen en of dit vaak voorkomt, specialist digitale expertise Freriks antwoordde “een dergelijk geval is mij niet bekend” en digitaal rechercheur Kleiker antwoordde “Mij is ook geen geval bekend van het grootschalig plaatsen van kinderporno op andermans computer, met de bedoeling die computer als springplank te gebruiken. Ik kan niet aangeven waarom iemand zoiets zou doen. Ik kan eerder bedenken waarom ik dat niet zou verwachten. Het kan wel, technisch, maar ik acht het niet logisch. Met kinderporno wil men niet betrapt worden. De kans op ontdekking is te groot als je het op deze manier op een computer plaatst. Er is dan een reëel risico dat de politie kan achterhalen waar die bestanden vandaan komen.”
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte ook het door hem gewiste materiaal in bezit had, gelet op zijn uit de stukken en het onderzoek ter zitting gebleken deskundigheid en de daaruit voortvloeiende macht het gewiste materiaal weer zichtbaar te maken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, betrokken is, in bezit hebben, strafbaar gesteld bij artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. Daarbij heeft de rechtbank met name gelet op de grote hoeveelheid van het kinderpornografisch materiaal dat verdachte in bezit heeft gehad.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met een de verdachte betreffend blanco uittreksel d.d. 5 juni 2004 uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b,14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 100 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
Aldus gewezen door mr. Schimmel, voorzitter, mrs. Wemes en Spiering-Van der Maden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Ter Haar als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2006.
Mr. Wemes en mr. Spiering-Van der Maden zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.