ECLI:NL:RBZLY:2006:AY5013

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
24 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
321239 HA 06-223
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H. Canté
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstige strafbare feiten in privé-sfeer en onrust onder personeel

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 24 juli 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Roto Smeets Deventer B.V. (verzoekster) en een werknemer (verweerder). Roto Smeets heeft ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht op basis van gewijzigde omstandigheden, waaronder een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding, ernstige strafbare feiten gepleegd door de werknemer in zijn privé-sfeer, en onrust onder het personeel. De werknemer heeft het verzoek bestreden en verzocht om afwijzing ervan, met een beroep op zijn arbeidsongeschiktheid en een onterecht verband tussen het verzoek en zijn ziekte.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer, die op dat moment 27 jaar in dienst was, door de strafrechter was veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf wegens ernstige misdrijven, waaronder mishandeling en poging tot verkrachting. De rechter oordeelde dat de feiten die tot de veroordeling hebben geleid, weliswaar ernstig zijn, maar volledig in de privé-sfeer van de werknemer liggen. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever onvoldoende heeft aangetoond dat er een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding was of dat er serieuze bezorgdheid bestond over de terugkeer van de werknemer op de werkvloer.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en Roto Smeets veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de werknemer. De uitspraak benadrukt het belang van de scheiding tussen privé- en werkgerelateerde kwesties in het arbeidsrecht, en dat de werkgever niet zomaar kan afgaan op de veroordeling van de werknemer zonder voldoende bewijs van de impact op de werkrelatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Deventer
zaaknr. : 321239 HA VERZ 06-223
datum : 24 juli 2006
Beschikking op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ROTO SMEETS DEVENTER B.V.,
gevestigd te Deventer,
verzoekende partij, verder te noemen werkgever,
gemachtigde mr. M. de Ruijter, werkzaam ten kantore van de Juridische Dienst van de Stichting KVGO Dienstencentrum te 1180 AE Amstelveen, Postbus 220,
tegen
[WERKNEMER],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij, verder te noemen werknemer,
gemachtigde mr. J.S. Staijen, advocaat te 7401 HD Deventer, Postbus 6150.
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift.
De mondelinge behandeling is gehouden op 17 juli 2006.
Verschenen zijn:
- Verzoekster, bij monde van mevrouw [M] (HR consultant) en de heer [V] (hoofd drukkerij) en bijgestaan door mr. De Ruijter voornoemd,
- Verweerder, bijgestaan door mr. Staijen voornoemd.
Het geschil
Verzoekster (hierna ook: Roto Smeets) heeft verzocht om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst met verweerder wegens gewijzigde omstandigheden (een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding). Verweerder (hierna ook: [werknemer]) heeft het verzoek bestreden en verzocht om afwijzing ervan en veroordeling van Roto Smeets in de proceskosten.
De beoordeling
1.
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast:
a. [werknemer], thans [X] jaar oud, is op [datum] bij Roto Smeets in dienst getreden en thans aangesteld in de functie van C-drukker tegen een laatstelijk geldend maandsalaris van € 1.616,83 bruto per periode van vier weken en exclusief ploegentoeslag bij een 36-urige werkweek.
b. Op [datum] is [werknemer] door de politie op of direct nabij het bedrijfsterrein van Roto Smeets gearresteerd wegens de verdenking van mishandeling en (poging tot) verkrachting van zijn echtgenote alsmede enige verkeersovertredingen.
c. Op of omstreeks 9 mei 2006 is [werknemer] door de strafrechter veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, wegens tegen hem bewezen verklaarde “voorwaardelijk opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, poging tot verkrachting en een verkeersovertreding” (aldus de gemachtigde van [werknemer]).
d. Begin juli 2006 is [werknemer] op vrije voeten gesteld en heeft hij zich bij de voorman van zijn ploeg beschikbaar gesteld voor hervatting van zijn werkzaamheden.
e. Met ingang van 19 september 2005 heeft Roto Smeets de loonbetaling aan [werknemer] gestaakt wegens zijn afwezigheid van het werk.
2.
Roto Smeets heeft haar verzoek als volgt, kort samengevat, toegelicht.
Op [datum] heeft [werknemer], zo is haar gebleken, zijn echtgenote in de echtelijke woning met een mes ernstig verwond en is hij voor de gealarmeerde politie zijn huis ontvlucht en in een dollemansrit door Deventer uiteindelijk op het laadperron van haar bedrijf met veel machtsvertoon van de politie gearresteerd. Door aldus zijn werkgever bij zijn ernstige vergrijp te betrekken heeft Roto Smeets onherstelbaar het vertrouwen in [werknemer] [werknemer] als medewerker verloren. Bovendien moet hij bij zijn functievervulling regelmatig met messen werken, en dat moet thans gezien worden als een onverantwoord risico ten opzichte van zijn collega’s. Zij heeft met indiening van het onderhavige verzoek gewacht totdat het oordeel van de rechter bekend was, uit zorgvuldigheid, ter voorkoming van het verwijt overhaast te hebben gehandeld. De arrestatie van [werknemer] op haar bedrijfsterrein is natuurlijk bij het overige personeel niet onopgemerkt gebleven, en heeft tot grote onrust geleid. Terugkeer van [werknemer] in haar organisatie is daarom uitgesloten. Voor toekenning van een billijke vergoeding acht zij geen grond nu de ontstane situatie geheel aan [werknemer] is te verwijten.
3.
[werknemer] heeft verzocht het verzoek af te wijzen en daartoe het volgende – ook kort samengevat – aangevoerd.
Het is juist dat hij zijn echtgenote op 29 augustus 2005 in overspannen toestand (hij was toen wegens overspannenheidsklachten ook arbeidsongeschikt) met een mes heeft verwond, gepoogd heeft haar te verkrachten en dat hij vervolgens voor de politie op de vlucht is geslagen en daarbij diverse verkeersovertredingen heeft begaan, om uiteindelijk op een parkeerhaven direct voor het bedrijfsterrein van Roto Smeets te worden gearresteerd. Het is ook juist dat hij door de strafrechter recentelijk is veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en dat hij enkele dagen voorafgaande aan de zitting in deze zaak op vrije voeten is gesteld. Deze problematiek was een rechtstreeks gevolg van ernstig uit de hand gelopen relatieproblemen, die inmiddels zijn opgelost. Hij heeft zich op zaterdag 15 juli 2006 telefonisch bij de voorman van zijn werkploeg gemeld voor werkhervatting. Overigens is hij na zijn ziekmelding voorafgaande aan 29 augustus 2005 niet hersteld bevonden en dus ook thans nog (rechtens) arbeidsongeschikt. Hij zal, behoudens een andersluidend oordeel van de bedrijfsarts, bij terugkeer eerst moeten reïntegreren. Volgens [werknemer] wil Roto Smeets van hem af omdat hij ziek is, dan wel omdat zij bezig is haar bedrijf te reorganiseren waarbij zij haar personeelsbestand wil inkrimpen. Het verzoek houdt aldus verband met zijn arbeidsongeschiktheid van dit moment zodat het verzoek dient te worden afgewezen. Hij heeft gedurende de 28 jaren van zijn dienstverband altijd naar tevredenheid gefunctioneerd en is daarvoor, zo heeft hij aangevoerd, ter gelegenheid van zijn 25-jarig ambtsjubileum nog gecomplimenteerd. Hij is op [datum] in overspannen toestand op de vlucht geslagen en naar het bedrijf van Roto Smeets gereden omdat zijn zoon, die ook in dienst is van Roto Smeets, daar op het laadperron aan het werk was. Terugkeer op de werkvloer is volgens hem geen probleem. Via zijn zoon heeft hij begrepen dat er geen onrust over zijn terugkeer bij zijn collega’s bestaat. Sommige van die collega’s hebben hem zelfs tijdens zijn detentie opgezocht en/of kaartjes met goede wensen gestuurd.
4.
Het beroep van [werknemer] op een verboden verband tussen het verzoek en zijn arbeidsongeschiktheid wordt verworpen. [werknemer] beroept zich immers op een arbeidsongeschiktheid als gevolg van een ziekmelding voorafgaande aan [datum]. Niet is gesteld of gebleken dat hij sedertdien door een arts is onderzocht, laat staan of hij daarbij nog steeds arbeidsongeschikt is bevonden. Integendeel: [werknemer] heeft ter zitting doen verklaren dat zijn handelen op 29 augustus 2005 een gevolg was van zijn toenmalige overspannenheid als gevolg van relatieproblemen, en dat die problemen thans zijn opgelost. Bij die stand van zaken bestaat ten aanzien van het antwoord op de vraag of [werknemer] thans arbeidsongeschikt is in ieder geval zoveel twijfel dat een toetsing volgens de slotzin van het eerste lid van artikel 7:685 BW niet aan de orde kan zijn.
5.
Het gaat in deze zaak om een ontbindingsverzoek tegen een [X]-jarige werknemer met een (tot [datum]) onberispelijke staat van dienst bij zijn werkgever gedurende 27 jaar. De feiten waarvoor [werknemer] door de strafrechter is veroordeeld zijn weliswaar ernstig doch liggen volledig in de privé-sfeer. [werknemer] is daarvoor bovendien reeds gestraft door de strafrechter. De enkele omstandigheid dat [werknemer] op de vlucht voor de politie naar het bedrijfsterrein van Roto Smeets is gereden en daarop of in de directe nabijheid daarvan uiteindelijk is gearresteerd is onvoldoende om te aanvaarden dat hij op een arbeidsrechtelijk relevante wijze zijn werkplek in zijn strafbare handelingen heeft betrokken. De feiten waarvoor [werknemer] is veroordeeld dragen overduidelijk de kenmerken van de door hem gestelde (en door Roto Smeets niet weersproken) kortsluitingshandeling naar aanleiding van relationele problemen. Die feiten zijn daarom niet minder ernstig, maar brengen wel mee dat – vooral nu zij, voorzover bekend, op zichzelf staan – voor herhaling, en dan ook nog op de werkvloer, niet op voorhand reeds serieuze bezorgdheid gerechtvaardigd is. Roto Smeets heeft ook (zeker tegenover de gemotiveerde betwisting ervan door [werknemer]) onvoldoende aannemelijk gemaakt dat onder haar personeel sprake is van een zo grote onrust over een eventuele terugkeer van [werknemer] op de werkvloer dat daarin een reden voor toewijzing van het verzoek zou zijn te vinden.
6.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen. Roto Smeets wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
De beslissing
De kantonrechter:
- Wijst het verzoek af;
- veroordeelt Roto Smeets in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [werknemer] vastgesteld op € 400,00 voor salaris gemachtigde.
Aldus gegeven door mr. A.H. Canté, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 24 juli 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.