ECLI:NL:RBZLY:2006:AX2262

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
29 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
114349 / HA ZA 05-1373
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boedelscheiding en verrekenverplichting in huwelijksvoorwaarden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, ging het om de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden tussen partijen, [de vrouw] en [de man], die tussen 1985 en 2003 gehuwd waren. De huwelijkse voorwaarden bepaalden dat er uitsluitend een gemeenschap van inboedel bestond en dat er een Amsterdams verrekenbeding was. De voormalige echtelijke woning was in eigendom verworven door [de vrouw] voor 1/3 en [de man] voor 2/3. Na de scheiding ontstond er een geschil over de verdeling van de woning en de verrekenverplichtingen. [de vrouw] vorderde betaling van een bedrag van EUR 67.130, terwijl [de man] in reconventie verzocht om verrekening en betaling aan [de vrouw] van EUR 22.997 en EUR 13.219,15.

De rechtbank oordeelde dat de uitdrukkelijke partijbedoeling met betrekking tot de eigendomsverhouding van de woning prevaleerde boven de verrekenverplichtingen in de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank stelde vast dat [de vrouw] niet had betwist dat de woning aan [de man] moest worden toegescheiden en dat de kosten van de levering door beide partijen gedeeld zouden worden. De rechtbank wees de vordering van [de vrouw] af en oordeelde dat de proceskosten in reconventie tussen partijen gecompenseerd zouden worden, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Uiteindelijk werd [de man] veroordeeld tot betaling aan [de vrouw] van EUR 22.997,95 en EUR 13.219,15, en werd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van de uitdrukkelijke partijbedoeling in de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden en de rol van de huwelijkse voorwaarden in de verdeling van de gemeenschap van goederen. De rechtbank concludeerde dat de verrekenregels uit het Burgerlijk Wetboek niet prevaleren boven de gemaakte afspraken in de huwelijkse voorwaarden, mits deze uitdrukkelijk zijn vastgelegd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 114349 / HA ZA 05-1373
Vonnis in verzet van 29 maart 2006
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gedaagde in het verzet,
bewindvoerder G. Hulshof,
procureur mr. J.E.A. van Beveren,
tegen
[de man],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
eiser in het verzet,
procureur mr. E.M. Thoenes-van der Veen.
Partijen zullen hierna [de vrouw] en [de man] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 december 2005
- de conclusie van antwoord in oppositie/reconventie, tevens wijziging van eis
- het proces-verbaal van comparitie van 28 februari 2006.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn tussen 1985 en 2003 gehuwd geweest onder huwelijkse voorwaarden. Krachtens de huwelijkse voorwaarden bestond tussen partijen uitsluitend een gemeenschap van inboedel alsmede een niet uitgevoerd, zogenoemd Amsterdams verrekenbeding. Op 1 februari 1989 verwierven partijen in eigendom, [de vrouw] voor 1/3 en [de man] voor 2/3 deel, de voormalige echtelijke woning.
2.2. De woning met een koopprijs van fl. 150.000,= werd voor 2/3 gedeelte hypothecair gefinancierd. 1/3 van de koopprijs van de woning werd gefinancierd uit privé-middelen van [de man] uit de overwaarde na verkoop van de echtelijke woning uit [de man]' voorafgaande huwelijk.
2.3. Over de keuze ten aanzien van de eigendomsverhouding bij de koop van de echtelijke woning hebben partijen ter comparitie het volgende verklaard:
[de man]:
"Het huis dat we kochten is destijds bewust voor tweederde op mijn naam gezet en voor eenderde op naam van mijn ex-vrouw, omdat ik fl 50.000,= eigen vermogen aanbracht voor de koop van de woning in 1989."
[de vrouw]:
"Het klopt dat er destijds bewust voor een verdeling van eenderde-tweederde is gekozen. Mijn ex-man wilde na zijn eerste echtscheiding niet opnieuw financieel het schip in gaan."
2.4. [de man] bewoont de woning met de twee kinderen van partijen.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [de vrouw] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [de man] zal veroordelen tot betaling van EUR 67.130,=.
3.2. Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van [de vrouw] toegewezen met dien verstande dat de proceskosten tussen partijen als ex-echtgenoten zijn gecompenseerd.
3.3. [de man] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat hij zal worden ontheven van de tegen hem uitgesproken veroordeling, met veroordeling van [de vrouw] in de kosten van het verzet.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5. [de man] vordert - samengevat - verdeling/verrekening krachtens de huwelijkse voorwaarden van partijen en veroordeling van [de man] tot betaling aan [de vrouw] van EUR 22.997,= en EUR 13.219,15 wegens overbedeling/verrekening en (althans zo begrijpt de rechtbank de uitdrukkelijke bedoeling van [de man] en zo zal de rechtbank de vordering gewijzigd lezen) tegen betaling van eerdergenoemd bedrag ad EUR 22.997,= aan [de vrouw], toescheiding van de voormalige echtelijke woning aan hem.
3.6. [de vrouw] voert verweer tegen de vordering van [de man] tot betaling aan haar van een bedrag ad EUR 22.997,=. [de vrouw] stelt dat de overwaarde van de woning bij helfte moet worden gedeeld, omdat de zogenoemde verrekenregels uit het Burgerlijk Wetboek (BW) voorgaan boven de door partijen gekozen eigendomsverhouding in de koopakte van de woning.
3.7. [de vrouw] refereert zich voor wat betreft de vordering van [de man] tot betaling aan haar van het bedrag ad EUR 13.219,15.
3.8. Na wijziging van eis vordert [de vrouw] verdeling van de inboedel conform de overgelegde boedellijst en veroordeling van [de man] in de kosten van de procedure.
4. Het geschil en de beoordeling
in conventie
4.1. Het verzet kan geacht worden tijdig en op de juiste wijze te zijn ingesteld, nu het tegendeel gesteld noch gebleken is, zodat [de man] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.2. Tegen het verweer van [de man] heeft [de vrouw] niets aangevoerd, reden waarom de rechtbank het verstekvonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de vordering in conventie van [de vrouw] zal afwijzen. Gelet op de relatie tussen partijen als ex-echtgenoten zal de rechtbank de proceskosten tussen partijen compenseren, in die zin dat iedere partij zowel in de verstekprocedure als in de verzetprocedure de eigen kosten draagt.
in reconventie
4.3. Partijen houdt verdeeld de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden.
Tevens verschillen zij van mening over de afwikkeling van de eenvoudige gemeenschap met betrekking tot de inboedel.
4.4. De inboedel
Onbetwist is gebleven de stelling van [de man] ter comparitie dat [de vrouw] al meer dan 3 jaar lang geen gebruik heeft gemaakt van de door [de man] keer op keer aan [de vrouw] geboden mogelijkheid om zaken van de inboedel op te halen. Gegeven deze niet betwiste feitenconstellatie zal de rechtbank de vordering van [de vrouw] afwijzen.
4.5. De stelling van [de vrouw] ter comparitie dat het haar steeds ontbrak aan opslagruimte voor inboedel, laat immers onverlet dat niet valt in te zien waarom [de vrouw] de achterliggende jaren niet heeft gezocht naar mogelijkheden om inboedel (tijdelijk) op te slaan.
Dat [de vrouw], anders dan haar gewijzigde vordering, kennelijk niet werkelijk hecht aan afgifte van door haar specifiek aangegeven inboedelzaken, blijkt tenslotte uit haar stelling ter zitting, dat zij thans de voorkeur geeft aan een door [de man] te betalen bedrag ad EUR 6.000,= als vergoeding wegens onderbedeling. Ook die stelling, waartegen [de man] zich gemotiveerd heeft verweerd, leidt niet tot een ander oordeel, nu [de vrouw] geen onderbouwing voor de hoogte van deze vergoeding naar voren heeft gebracht.
Een en ander laat onverlet dat partijen in onderling overleg desgewenst alsnog afspraken kunnen maken over een regeling waarbij [de vrouw] (persoonlijke) zaken ontvangt.
4.6. Afwikkeling huwelijkse voorwaarden
[de vrouw] heeft niet betwist dat de voormalig echtelijke woning aan [de man] moet worden toegescheiden en dat de kosten verbonden aan de levering van de woning aan [de man] door partijen bij helfte zullen worden gedragen. De rechtbank zal aldus beslissen.
4.7. Uitgaande van de tussen partijen vaststaande financiële waarden van de voormalige echtelijke woning, het hypothecair spaarsaldo, de beide hypotheken, de roodstanden op een tweetal Raborekeningen en de door [de vrouw] reeds ontvangen verrekenbedragen, heeft [de vrouw], naar het oordeel van de rechtbank, zoals door [de man] bepleit, aanvullend aanspraak op betaling door [de man] van een bedrag ad EUR 22.997,95 krachtens verrekening wegens toescheiding van de voormalige echtelijke woning aan [de man].
4.8. De rechtbank overweegt in dat verband dat niet juist is de algemene stelling van [de vrouw] dat de verrekenregels uit boek 1 BW voorgaan boven de akte huwelijksvoorwaarden. De artikelen 1:132 tot en met 1:145 BW zijn immers alle van regelend recht, met uitzondering van een beperkt aantal leden van genoemde artikelen, namelijk alleen die artikelleden waarvan blijkens de wettekst niet kan worden afgeweken. Deze artikelleden leggen voor de beoordeling van het onderhavige geschil echter geen gewicht in de schaal.
4.9. Daartegenover is evenzeer onjuist de stelling van [de man], dat de door partijen tijdens huwelijk in eigendom verworven woning als zodanig, geen verrekenplichtige belegging zou zijn, maar zou behoren tot een eenvoudige gemeenschap (titel 7 Boek 3 BW) vanwege de door partijen gekozen eigendomsverhouding, waarbij [de man] voor 2/3 en [de vrouw] voor 1/3 eigenaar werd. Die stelling zou alleen dan juist zijn, indien partijen op huwelijkse voorwaarden zonder Amsterdams verrekenbeding gehuwd zouden zijn geweest (de zogenoemde koude uitsluiting).
4.10. De rechtbank ziet evenwel in de blijkens de koopakte van de woning door partijen bewust gekozen eigendomsverhouding, welke eigendomsverhouding exact correspondeert met door [de man] uit privé-middelen ingebrachte gelden voor de koop van de woning, mede gegeven bovengenoemde verklaringen van partijen ter zitting, aanleiding vast te stellen dat het klaarblijkelijk de uitdrukkelijke bedoeling van partijen is geweest, dat indien partijen ooit zouden scheiden, de verdeling van de overwaarde van de te verkopen echtelijke woning zou corresponderen met ieders inbreng van privé-middelen, en derhalve voor 1/3 deel aan [de vrouw] zou toevallen en voor 2/3 deel aan [de man].
4.11. Aldus hebben partijen, voor zover het de echtelijke woning aangaat uitdrukkelijk gekozen voor een andere verrekenverplichting dan bij helfte, zoals neergelegd in artikel 5 van hun huwelijksvoorwaarden.
Het zou naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn aan deze uitdrukkelijke partijbedoeling voorbij te gaan, met name in de onderhavige situatie waarin dat ertoe zou kunnen leiden dat [de man], die met beide kinderen in de voormalig echtelijke woning is blijven wonen, aldus genoopt zou worden deze om financiële redenen te verlaten.
In zoverre bestaat in onderhavig geval gelijkenis met de rechtspraak, gepubliceerd in RFR 2004, 5 en 2005, 6.
4.12. Tussen partijen is niet in geschil dat voor verrekening in aanmerking komt conform artikel 5 huwelijksvoorwaarden, overeenkomstig het gestelde in punt 1.4 van de verzetdagvaarding van [de man], het door [de man] aan [de vrouw] te betalen bedrag ad EUR 13.219,15.
4.13. Proceskosten
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. vernietigt het door deze rechtbank op 24 augustus 2005 onder zaaknummer / rolnummer 107024/HAZA 05-355 gewezen verstekvonnis, en alsnog rechtdoende wijst de vordering af,
5.2. compenseert de kosten van deze procedure waaronder die van de verstekprocedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
5.3. beveelt [de vrouw] binnen 3 weken na heden medewerking te verlenen aan de levering aan [de man] van de onroerende zaak [adres] te [plaats],
5.4. veroordeelt [de man] wegens verrekening tot betaling aan [de vrouw] van EUR 22.997,95 en EUR 13.219,15,
5.5. bepaalt dat partijen elk gehouden zijn om de helft van de kosten, verbonden aan de uitvoering van deze verdeling, te voldoen,
5.6. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2006.