RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel
Meervoudige handelskamer
Zaaknr/rolnr: 103329 / HA ZA 04-1547
Uitspraak: 11 januari 2006
in de zaak, aanhangig tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ING Lease (Nederland) B.V.,
gevestigd te Amsterdam Zuidoost,
eiseres,
procureur: mr. R.K.E. Buysrogge,
advocaat : mr. F.J. Scheltema
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Nachtegaal West B.V.,
gevestigd te Emmeloord,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Gewi Holding B.V.,
gevestigd te Emmeloord,
gedaagden,
procureur H.A. Bosma.
In navolging van partijen zal de rechtbank ter afzonderlijke aanduiding van Nachtegaal West de naam Gewi Lease. Daarnaast worden Nachtegaal West en Gewi Holding hierna gezamenlijk aangeduid als Gewi c.s.
De zaak is bij op 2 november 2004 uitgebrachte dagvaarding aanhangig gemaakt. Partijen zijn verschenen, waarna de volgende processtukken zijn gewisseld:
- een conclusie van antwoord van de zijde van Gewi c.s.;
- een conclusie van repliek tevens akte vermindering van eis van de zijde van ING;
- een conclusie van dupliek van de zijde van Gewi c.s.;
- een akte houdende producties van de zijde van ING;
- een akte van de zijde van Gewi c.s.
Vervolgens hebben partijen hun standpunten doen bepleiten. De pleitnotities zijn als gedingstuk overgelegd.
Tenslotte is op basis van het griffiedossier vonnis bepaald.
De vordering van ING strekt er, na vermindering van eis, toe dat de rechtbank bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
1. Gewi c.s., des dat de één betalende de andere daarvoor zal zijn gekweten, hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan ING van het in de dagvaarding gespecificeerde bedrag ad EUR 539.435,93, althans een zodanig bedrag als uw rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, zulks nog te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom ad EUR 523.645,03 gerekend vanaf 8 dagen na de datum van dagvaarding tot en met die der algehele voldoening;
2. Gewi c.s. zal veroordelen in de kosten van het geding, inclusief de kosten van het in deze zaak ten laste van Gewi op 21 oktober 2004 gelegde conservatoir beslag onroerend goed en die van de diverse overbetekeningen.
Tegen deze vordering hebben Gewi c.s. verweer gevoerd met conclusie dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad ING niet ontvankelijk zal achten in haar vordering dan wel haar vordering af te wijzen en haar de veroordelen in de proceskosten.
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist - mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden - het volgende vast.
1.1. Tussen NMB (de rechtsvoorganger van ING) en Gewi Lease is op 4 januari 1990 een overeenkomst van geldlening tot stand gekomen. Bij een 'Akte hoofdelijk medeschuldenaarschap' heeft Gewi Holding zich aansprakelijk gesteld voor alle huidige en toekomstige schulden van Gewi Lease aan NMB.
1.2. Tussen ING en Gewi Lease is op 16 januari 1997 een Mantelovereenkomst Operational Vendor Lease gesloten betreffende de periode 1997 tot en met 2001. Op grond daarvan kocht Gewi Lease voertuigen (auto's) die zij verhuurde aan derden. Eveneens op grond van de Mantelovereenkomst verkocht Gewi Lease vervolgens die voertuigen aan ING. Daartoe sloten ING en Gewi Lease 'Koopovereenkomsten Operational Vendor Lease'. De bepalingen van de Mantelovereenkomst maken integraal deel uit van de koopovereenkomsten. De Mantelovereenkomst omvat een onherroepelijk en onvoorwaardelijk aanbod door Gewi Lease om de voertuigen bij het einde van de huur terug te kopen tegen een in de koopovereenkomst vastgestelde prijs.
1.3. Per 1 januari 2002 werden in de samenwerking tussen partijen geen nieuwe voertuigen gekocht of verhuurd. ING verkocht aan Gewi Lease terug alle voertuigen waarvan de huurovereenkomsten afliepen vóór of op 31 december 2002. De ter zake verschuldigde koopprijs is door Gewi Lease aan ING betaald met uitzondering van de b.t.w. daarover. Partijen verschilden van mening over de hoogte van de verschuldigde b.t.w. Op 10 oktober 2002 zond ING facturen voor totaal EUR 189.895,80 aan nog te betalen b.t.w. Bij vonnis d.d. 26 november 2003 is Gewi Lease door de rechtbank Groningen veroordeeld om aan ING het hiervoor genoemde bedrag van EUR 189.895,80, vermeerderd met rente en kosten, te voldoen. In het totaal een bedrag van EUR 230.420,44.
1.4. Voor de niet door Gewi Lease teruggekochte voertuigen zijn de huurovereenkomsten na 31 december 2001 voortgezet op de bestaande wijze waarbij Gewi Lease de huurtermijnen incasseerde ten behoeve van ING.
1.5. In de loop van 2002 voldeed Gewi Lease de door haar aan ING te betalen huurtermijnen niet geheel. In januari 2003 heeft Gewi Lease een bedrag van EUR 155.066,45 aan ING betaald. Sinds 28 mei 2003 heeft ING nagenoeg geen betalingen meer van Gewi Lease ontvangen.
1.6. Bij brief d.d. 28 mei 2003 heeft ING de huurders meegedeeld dat zij de eigendom van de voertuigen had verkregen en dat de huurpenningen uitsluitend nog bevrijdend aan haar konden worden betaald. Daarbij kon ING slechts een beperkt aantal huurders achterhalen.
1.7. Artikel 4 van de Mantelovereenkomst bepaalt:
"Onverminderd de eigendomsoverdracht, vermeld in artikel 3 lid b is ING bereid om de wens van de verkoper te respecteren dat de huurder daarvan voorshands onkundig blijft. Dat gegeven van de verkoper te respecteren dat de huurder daarvan voorshands onkundig blijft. Dat gegeven leidt er toe dat partijen de navolgende aanvullende regeling wensen te treffen:
a. Hoewel ING als eigenaresse van het object volledig bevoegd is om op ieder haar passend tijdstip aan de huurder mededeling te doen omtrent haar rechtspositie, verplicht zij zich hierbij tegenover de verkoper om van die bevoegdheid slechts gebruik te maken indien, zulks geheel te harer beoordeling, de situatie bij koper en/of de huurder daartoe aanleiding geeft.
b. Daar tegenover aanvaardt de verkoper als opdracht van ING Lease om namens haar doch op eigen naam toe te zien op een juiste nakoming door de verhuurder van diens verplichtingen uit de huurovereenkomst. In het bijzonder terzake van de verplichtingen van de huurder tot betaling van de huurtermijnen. Een en ander zonder dat ING Lease te dier zake aan de verkoper een vergoeding verschuldigd is. In het geval de verkoper mocht menen dat er aanleiding is om de huurder in rechte aan te spreken dan wel een beroep te doen op de ontbindingsclausule in de huurovereenkomst, zal verkoper daartoe niet overgaan dan na voorafgaand overleg met en toestemming van ING Lease.
Zodanig overleg en zodanige goedkeuring zijdens ING Lease is eveneens vereist indien zich een situatie voordoet waarin de huurovereenkomst enigerlei verplichting op de verkoper legt bij de uitvoering daarvan.
c. De verkoper verbindt zich om desgevraagd aan ING Lease schriftelijke verantwoording af te leggen omtrent de door de huurder verrichte betalingen."
1.8. Artikel 5a van de Mantelovereenkomst bepaalt:
"In het geval ING aanleiding vindt om aan de huurder de mededeling te doen uitgaan, genoemd in artikel 4 lid a zal zij die mededeling tevens vergezeld doen gaan van het bericht aan de huurder dat zij, ING, eigenaresse is van het object en geldt als opvolgende verhuurder, zulks onder gelijktijdige instructie aan de huurder om te rekenen vanaf de datum van die mededeling de termijnbetalingen voortaan rechtstreeks over te maken op de door ING aan te geven rekening."
1.9. Artikel 7 van de Mantelovereenkomst bepaalt:
"De rechtsverhouding terzake van de huur/verhuur van het object is uitputtend geregeld in de huurovereenkomst en bijbehorende stukken. Verkoper vrijwaart ING voor gemaakte en/of te maken aanvullende en/of afwijkende afspraken tussen verkoper en de verhuurder. Dit geldt ook voor eventueel door verkoper met de huurder overeengekomen opties tot tussentijdse beëindigingen danwel tussentijdse vervanging hoe ook genaamd."
1.10. Gewi Lease heeft op 4 juni 2003 aan haar huurders een brief geschreven met onder meer de volgende inhoud:
"U kunt de ING het beste mededelen dat u geen gehoor geeft aan hun verzoek aangezien u geen overeenkomst Gewi Lease BV heeft (u heeft een lease-overeenkomst met Gewi Lease Noord Nederland BV) en dat daardoor ING Nederland zich het beste tot Gewi Lease BV kan wenden."
1.11. Bij exploit van dagvaarding d.d. 2 november 2004 heeft ING Gewi c.s. in gebreke gesteld van betaling van het bedrag van EUR 591.635,90 tegen 10 november 2004.
2. Standpunten van partijen
2.1. ING stelt dat Gewi Lease op grond van de contractuele rechtsverhouding tussen partijen gehouden is om de huurtermijnen die zij heeft ontvangen van de huurders van de voertuigen te betalen aan ING. Vermeerderd met de bedongen rente en verminderd met de verkoopopbrengst van door ING teruggenomen voertuigen is Gewi Lease een bedrag verschuldigd van EUR 539.435,93 te vermeerderen met de wettelijke rente over EUR 523.645,03 gerekend vanaf 8 dagen vanaf de dag van dagvaarding. Door dit na te laten is Gewi Lease toerekenbaar te kort geschoten jegens ING.
2.2. Gewi Lease heeft bij pleidooi erkent aan ING nog schuldig te zijn een bedrag van ongeveer EUR 190.000,-- wegens b.t.w. en EUR 255.000,-- wegens afkoopsommen. Deze bedragen zijn exclusief de rente en kosten. ING heeft het gevorderde bedrag echter niet exact gespecificeerd. De overgelegde kasstroomoverzichten zijn daartoe onvoldoende. Bovendien is Gewi Holding niet hoofdelijk aansprakelijk voor de vordering van ING. De 'akte van hoofdelijk medeschuldenaarschap' waarop ING zich beroept behoorde bij een geldlening tussen NMB (de rechtsvoorganger van ING) en Gewi Lease. Door het aangaan van de mantelovereenkomst zijn alle voorgaande leningen afgelost en zijn alle voorliggende overeenkomsten vervallen. Daaronder begrepen de hoofdelijkheid van Gewi Holding.
3. Beoordeling van het geschil
3.1. Tussen partijen bestaat sinds 16 januari 1997 een contractuele verhouding waarbij ING de door Gewi Lease aan de huurders geleasde voertuigen financiert. Gewi Lease kocht de betreffende voertuigen en verhuurde die aan de huurders. De voertuigen werden vervolgens door Gewi Lease aan ING verkocht. Van die verkoop werden de huurders onkundig gelaten. Ook over de gewijzigde inhoud van hun contractuele relatie per 1 januari 2002 bestaat tussen partijen geen discussie. Er werden geen nieuwe voertuigen meer door Gewi Lease aan ING verkocht. Daarnaast kocht Gewi Lease alle voertuigen, waarvan de huurovereenkomsten zouden expireren vóór of op 31 december 2002, terug van ING.
3.2. ING baseert haar vordering op de stelling dat zij verhuurster was en op die grond recht had op betaling van de huurpenningen. De discussie aangaande de b.t.w. over de terugkoopsom maakt geen onderdeel uit van het onderhavige geschil.
3.3. Partijen gaan er beiden vanuit dat door de koopovereenkomsten ING eigenaar is geworden van de voertuigen en daarmee in de positie van verhuurster is getreden. De door partijen gestelde wijze van eigendomsverkrijging zou echter inbreuk maken op het gesloten stelsel van eigendomsverkrijging. De stellingen van partijen komen er op neer dat ING meent eigenaar te zijn geworden van de voertuigen middels een levering traditio longa manu. Zie in dit verband de stelling van ING in haar conclusie van repliek (punt 4): "ING Lease kocht daarbij van Gewi Lease en kreeg vervolgens van haar geleverd de door Gewi Lease aan derden, zijnde de huurders, ter beschikking gestelde voertuigen". De voertuigen bevonden zich derhalve ten tijde van de beoogde levering onder de huurders die op dat moment houders waren voor Gewi Lease.
3.4. Door een levering traditio longa manu gaat de eigendom pas over op de overnemer doordat de houder die overdracht erkent, dan wel doordat een mededeling van de overdracht aan de houder wordt gedaan. Een erkenning van de overdracht door de huurders is gesteld noch gebleken. Een mededeling van de overdracht werd eerst op 28 mei 2003 door ING gedaan. Het vorenstaande brengt met zich dat de voertuigen die Gewi Lease tot 1 januari 2002 in eigendom verkreeg geen eigendom werden van ING. De terugverkoop van een deel van de voertuigen door ING aan Gewi Lease na 1 januari 2002 moet dan ook gezien worden als het terugkomen op de eerdere verkoop aan ING van die voertuigen. ING kon immers niet voldoen aan de verplichting tot (terug)levering van de eigendom van de betreffende voertuigen nu Gewi Lease de eigendom van die voertuigen nimmer verloren had.
3.5. Met betrekking tot de voertuigen, die Gewi Lease niet per 1 januari 2002 terugkocht van ING, geldt dat ING de eigendom eerst verwierf door haar brief van 28 mei 2003 aan de huurders dan wel zoveel later als de huurders deze brief ontvingen. Tot dat moment was ING geen eigenaar van de voertuigen en daarmee ook geen verhuurster. Er was immers geen overgang van rechtswege van de huurovereenkomsten en van een contractsovergang op grond van artikel 6:159 BW was evenmin sprake nu van de daartoe vereiste medewerking door de huurders gesteld noch gebleken is. Door de eigendomsovergang per 28 mei 2003 werd ING eigenaar en op grond van artikel 7:226 BW tevens verhuurster.
3.6. Nu de rechtbank gehouden is ambtshalve de rechtsgronden van de vordering aan te vullen overweegt zij het volgende. Tot 28 mei 2003 was ING geen verhuurster van de voertuigen en kon zij niet op die grond betaling verlangen. De overeenkomst tussen partijen dient echter niet op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg daarvan uitgelegd te worden. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Partijen hebben kennelijk bedoeld dat Gewi Lease door haar als verhuurster ontvangen huurpenningen zou doorbetalen aan ING. Het is deze verbintenis waarvan ING nakoming kan vorderen. Een redelijke uitleg van de overeenkomst brengt echter tevens met zich dat deze verbintenis een einde neemt op het moment dat Gewi Lease haar positie van verhuurster verliest.
3.7. ING stelt dat zij slechts een deel van de huurders heeft kunnen achterhalen. Daarmee ontstaat een tweedeling. Voor de huurders die ING heeft kunnen achterhalen en aan wie zij mededeling heeft gedaan van de overdracht, heeft ING als verhuurster te gelden. Betreffende deze huurders kan ING van Gewi Lease geen 'doorbetaling' van de huurpenningen meer vorderen. Dat neemt niet weg dat Gewi Lease onrechtmatig kan hebben gehandeld door aan die huurders conform r.o. 1.* van dit vonnis mededeling te doen en hen daarmee te bewegen om de huurpenningen niet aan ING te voldoen. Ingeval deze handelwijze een onrechtmatige daad oplevert jegens ING, kan Gewi Lease schadeplichtig zijn voor de daardoor door ING gemiste huurpenningen of overige schade. Het is daarbij aan ING om te stellen en zonodig te bewijzen aan welke huurders zij op welk moment mededeling heeft gedaan en dat en waarom het aan Gewi Lease te wijten is dat de huurpenningen vervolgens niet aan ING werden voldaan.
3.8. Voor de huurders die ING niet heeft kunnen achterhalen geldt dat zij nog steeds een huurovereenkomst hebben met Gewi Lease dan wel dat het Gewi Lease, op grond van haar overeenkomst met ING, niet vrij stond deze huurovereenkomsten over te doen gaan op anderen. In beide gevallen is Gewi Lease op grond van haar overeenkomst met ING gehouden tot betaling aan ING van de huurpenningen die zij ontving dan wel had kunnen ontvangen. Het is aan ING om, eventueel aan de hand van de individuele koopovereenkomsten, gespecificeerd per voertuig aan te tonen welke bedragen zij te vorderen heeft van Gewi Lease.
3.9. Gezien het vorenstaande zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen hun stellingen aan te passen en de schade nader te onderbouwen, danwel deze te betwisten. Daartoe zal de rechtbank de zaak verwijzen naar de rol voor het nemen van een nadere conclusie aan de zijde van ING. Gewi Lease zal daarop de gelegenheid krijgen tot antwoorden.
3.10. Voor het overige zal de rechtbank iedere beslissing aanhouden.
De rechtbank verwijst de zaak naar de rol van woensdag 8 februari 2006, ambsthalve peremptoir voor een nadere conclusie van de zijde van ING.
Voor het overige houdt de rechtbank iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.W. Houthof, G. van Rijssen en G.P. Loman en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.