ECLI:NL:RBZLY:2006:AV3063

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
1 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
291244 CV 05-11791
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van onredelijke algemene voorwaarden door consument in geschil met mobiele telefoonaanbieder

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 1 maart 2006, stond de eisende partij, Vodafone Libertel N.V., tegenover de gedaagde partij, [gedaagde]. Vodafone vorderde betaling van € 864,88 van de gedaagde, ter zake van hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde betwistte de vordering en vorderde op zijn beurt de veroordeling van Vodafone in de proceskosten. De kantonrechter, mr. C.H. de Haan, heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de inleidende dagvaarding voldeed aan de eisen van artikel 111 Rv. De kantonrechter oordeelde dat er een overeenkomst tot stand was gekomen tussen partijen, waarbij Vodafone diensten aan de gedaagde had geleverd. De gedaagde had aanvankelijk ontkend dat er een overeenkomst was, maar erkende deze later na overlegging van het contract door Vodafone.

De kantonrechter constateerde dat de gedaagde een machtiging tot automatische incasso had verstrekt, waaruit bleek dat Vodafone bedragen had geïncasseerd. De gedaagde had echter geen bewijs van betaling overgelegd en had de reguliere factuurbedragen niet weersproken. De kantonrechter oordeelde dat de verplichting tot betaling van vaste periodieke kosten en toeslagen, zoals opgenomen in de algemene voorwaarden van Vodafone, niet voldeed na de ontbinding van de overeenkomst. Dit artikel werd als onredelijk bezwarend beschouwd, voor zover het de gedaagde verplichtte om ook na de ontbinding van de overeenkomst te betalen.

De zaak werd verwezen naar de rolzitting om Vodafone in de gelegenheid te stellen een berekening van de gederfde winst over te leggen, waarbij de gedaagde daarop mocht reageren. Iedere verdere beslissing werd aangehouden, wat de voortgang van de procedure betreft.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Lelystad
Zaaknr. : 291244 CV EXPL 05-11791
Datum : 1 maart 2006
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap VODAFONE LIBERTEL N.V.,
gevestigd te Heerlen,
eisende partij,
verder ook te noemen Vodafone,
gemachtigde Van Arkel gerechtsdeurwaarders te Leiden,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
verder ook te noemen [gedaagde],
gemachtigde mr. J.R. Bügel, advocaat te Dronten.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding
- het antwoord van de gedaagde partij
- de nadere toelichting van partijen.
Het geschil
Vodafone vordert van [gedaagde] betaling van € 864,88 ter zake van hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten alsmede de veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
[gedaagde] betwist de vordering en vordert de veroordeling van Vodafone in de proceskosten.
De beoordeling
1.
De kantonrechter is van oordeel dat de inleidende dagvaarding voldoet aan het bepaalde in artikel 111 Rv. nu de dagvaarding (onder meer) de eis en de gronden daarvan bevat. Vodafone heeft in de dagvaarding immers gesteld dat tussen partijen een overeenkomst is gesloten ter zake van de levering van mobiele telecommunicatiediensten aan [gedaagde] en dat [gedaagde] met de betaling van de uit dien hoofde verschuldigde bedragen in gebreke is gebleven. Het op dit punt door [gedaagde] gevoerde verweer wordt daarom verworpen.
2.
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord (ook) ontkend dat tussen hem en Vodafone een overeenkomst tot stand is gekomen en dat Vodafone in verband daarmee aan hem diensten heeft geleverd. Die ontkenning was kennelijk tegen beter weten in omdat [gedaagde], nadat Vodafone het contract met bijlagen had overgelegd, bij conclusie van dupliek de overeenkomst terstond heeft erkend en de door Vodafone gestelde, door hem verrichte betalingen, niet heeft betwist. Daaruit volgt dat Vodafone krachtens een overeenkomst wel degelijk diensten aan [gedaagde] heeft geleverd waarvoor [gedaagde] heeft betaald.
3.
Tussen partijen staat als onweersproken ook vast dat [gedaagde] aan Vodafone een machtiging tot automatische incasso heeft verstrekt op grond waarvan Vodafone de door [gedaagde] verschuldigde bedragen tot en met december 2003 (zeven keer) heeft geïncasseerd. [gedaagde] heeft de stelling van Vodafone dat de automatische incasso nadien stagneerde omdat bedragen gestorneerd werden niet weersproken, zodat ook dit vaststaat. [gedaagde] heeft van die storno’s kennisgenomen dan wel kennis kunnen nemen omdat afgeboekte, later gestorneerde bedragen ook via de (papieren dan wel elektronische) rekeningafschriften van de betaler bekend worden gemaakt. [gedaagde] had vervolgens zelf voor betaling kunnen en moeten zorgdragen hetgeen hij blijkbaar heeft nagelaten nu [gedaagde] geen enkel bewijs van betaling heeft overgelegd.
4.
[gedaagde] heeft de reguliere factuurbedragen ad € 45,39, € 53,68 en € 46,56 als zodanig niet weersproken zodat die bedragen vaststaan.
Uit de toelichting van Vodafone bij repliek sub 9 blijkt dat de factuur van 8 april 2004 ad
€ 530,43 de na de ontbinding van de overeenkomst in rekening gebrachte resterende abonnementsgelden betreft. De eerdere abonnementsgelden zullen, zo neemt de kantonrechter aan, in de (drie onbetaald) gebleven reguliere facturen zijn begrepen.
5.
Op grond van artikel 12 lid 3 van de toepasselijke algemene voorwaarden is de contractant ingeval van (tijdelijke) buiten gebruikstelling van de aansluiting voor de duur van de overeenkomst verplicht tot betaling van de vaste periodieke kosten en toeslagen.
Die verplichting verdraagt zich naar het oordeel van de kantonrechter wel met een (tijdelijke) buiten gebruikstelling van de aansluiting, welke buiten gebruikstelling als een opschorting van de verplichtingen van Vodafone kan worden getypeerd, maar niet met de ontbinding van de overeenkomst. Door die ontbinding eindigt immers de overeenkomst. Ter zake van de ontbinding van de overeenkomst kan Vodafone aanspraak maken op betaling van schadevergoeding, in dit geval bestaande uit gederfde winst en niet, zoals Vodafone heeft betoogd, gederfde omzet. Aannemelijk is dat Vodafone zich door de ontbinding van de overeenkomst kosten heeft bespaard. Zij behoeft de aansluiting als zodanig immers niet langer in stand te laten.
Het beroep van [gedaagde] op vernietiging van artikel 12 lid 3 omdat dit artikel onredelijke bezwarend is treft dan ook doel, voor zover dit artikel [gedaagde] ertoe verplicht ook na de ontbinding van de overeenkomst de vaste periodieke kosten en toeslagen te betalen.
6.
De zaak zal naar de rolzitting worden verwezen ten einde Vodafone in de gelegenheid te stellen een berekening van de door de tekortkoming van [gedaagde] gederfde winst over te leggen.
[gedaagde] zal daarop mogen reageren.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De kantonrechter:
- verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 29 maart 2006 te 11.00 uur voor uitlating aan de zijde van Vodafone waarop [gedaagde] later mag reageren;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 1 maart 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.