ECLI:NL:RBZLY:2006:AU9713

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
10 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
285626 CV 05-3700
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet in arbeidsovereenkomst na bedreiging met mes

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 10 januari 2006, stond de geldigheid van een ontslag op staande voet centraal. De eiser, een magazijnmedewerker bij Wehkamp B.V., was op 27 juni 2005 betrokken bij een incident waarbij hij zijn collega bedreigde met een mes. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag terecht was, ondanks het lange dienstverband van de werknemer. De eiser had tijdens een discussie met zijn collega, na een schouderduw, een zakmes gepakt en daarmee gezwaaid. De rechter concludeerde dat het gedrag van de eiser gevaarlijk en ongeoorloofd was, en dat Wehkamp het recht had om de arbeidsovereenkomst te beëindigen om de veiligheid van andere werknemers te waarborgen. De eiser had eerder al waarschuwingen ontvangen voor zijn opvliegende karakter en had geen goede reden om het mes mee te nemen naar het werk. De rechter wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten van Wehkamp. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van werkgevers om de veiligheid op de werkvloer te waarborgen en de ernst van bedreigingen met geweld, zelfs als er geen lichamelijk letsel is opgetreden.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr. : 285626 CV EXPL 05-3700
datum : 10 januari 2006
Vonnis
in de zaak van:
[EISER],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
verder ook te noemen [eiser],
gemachtigde mr. M.E. Klein Overmeen, advocaat te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap WEHKAMP B.V.,
gevestigd te Zwolle,
Wehkamp partij,
verder ook te noemen Wehkamp,
gemachtigde mr. H.J. Alberts, advocaat te Zwolle.
Het verdere verloop van de procedure
Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal heeft naar aanleiding van het tussenvonnis van 25 oktober 2005 op 13 december 2005 de comparitie na antwoord plaatsgevonden. Bij brief van 15 december 2005 heeft de gemachtigde van [eiser] over de inhoud van het proces-verbaal een aantal opmerkingen gemaakt.
De zaak is naar de rolzitting van heden voor het wijzen van vonnis verwezen.
Het geschil
[eiser] heeft bij dagvaarding het volgende, kort samengevat, gevorderd:
-de verklaring voor recht dat de opzegging nietig is en dat [eiser] zijn werkzaamheden onmiddellijk moet kunnen hervatten, versterkt met een dwangsom;
-de betaling van:
a. het loon ad € 1.183,74 bruto vanaf 27 juni 2005 tot de dag dat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn beëindigd,
b. 8,5% vakantietoeslag,
c. de wettelijke verhoging over dat loon en die vakantietoeslag,
d. 15% buitengerechtelijke incassokosten,
e. de wettelijke rente over alle hiervoor genoemde posten;
-de veroordeling van Wehkamp in de proceskosten.
Wehkamp heeft, kort samengevat, primair tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiser], althans afwijzing van zijn vorderingen en subsidiair tot afwijzing van de vorderingen tot werk-hervatting en tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, met matiging van de overige vorderingen, geconcludeerd.
Vaststaande feiten
Tussen partijen staat het volgende vast.
1.1
Wehkamp exploiteert een postorderbedrijf. In Dedemsvaart heeft zij een magazijn tevens distri-butiecentrum.
1.2
[eiser], geboren op [datum], is op [datum] bij Wehkamp in dienst getreden. Zijn functie is magazijnmedewerker te Dedemsvaart. Het laatst door hem verdiende salaris bedraagt € 1.183,74 bruto per maand exclusief 8,5% vakantietoeslag.
1.3
Op 27 juni 2005 om omstreeks 13.00 uur heeft Wehkamp na een gesprek met [eiser] over een door diens collega, [N] genaamd gemeld voorval, [eiser] geschorst en naar huis gezonden. Omstreeks 16.00 uur die dag heeft Wehkamp aan [eiser] een schriftelijke verklaring voorgelegd, welke verklaring [eiser] heeft ondertekend. Wehkamp heeft [eiser] vervolgens met onmiddellijke ingang ontslagen.
1.4
De door [eiser] ondertekende verklaring luidt als volgt:
“We hadden pauze om 10.10 uur, we waren aan het praten over de motorsport. Samen met [F] [N] en [G] [O]. Ik zei dat er ook zondag motorsport in Hengelo was want dat heb ik op tv gezien samen met [B].
[G] was er ook bij en zeurde maar door hierover, volgens hem kon dat nl. niet in Hengelo zijn geweest. De discussie ging verder.
We liepen na afloop van de pauze weer terug om aan het werk te gaan. Toen raakte mijn schouder de schouder van [F]. [F] riep “Je moet me niet aanraken”. Ik raakte hem helemaal niet aan. Ik pakte per ongeluk mijn mes en ben voor [F] gaan staan en heb er mee gezwaaid. Het is een Zwitsers zakmes. Ik werd kwaad en uit frustratie heb ik mijn mes gepakt. Ik zei tijdens het zwaaien dat hij niet moest zeuren en dat hij moest ophouden. Ik geeft toe dat ik expres mijn mes heb gepakt, uitgeklapt en voor hem ben gaan staan om [F] bang te maken. Daarna liepen we beiden weg en ben ik weer aan het werk gegaan. (..) Dit mes neem ik nooit mee naar het werk, alleen vandaag”.
1.5
Wehkamp heeft bij brief van 27 juni 2005 het aan [eiser] gegeven ontslag als volgt be-vestigd:
“(..) Wij hebben vandaag met u gesproken over het incident welke hedenochtend heeft plaatsgevonden. (..).
Naar aanleiding van het feit dat u uw zakmes heeft gepakt en uw collega hiermee heeft bedreigd, hebben wij u in dit gesprek meegedeeld dat u met onmiddellijke ingang bent geschorst.
Wij hebben u aangegeven dat wij ons zullen gaan beraden op verdere sancties.
Wij hebben ons inmiddels beraden en de uitkomst hiervan is dat wij de arbeidsovereenkomst met u onverwijld opzeggen om dringende redenen die gelegen zijn in de feiten en omstandigheden die in bijgevoegde verklaring zijn opgenomen. Uit de feiten en om-standigheden blijkt immers dat u uw collega, de heer [N] op ernstige wijze heeft bedreigd. De betreffende collega heeft de bedreiging als zeer angstig ervaren.
U zult begrijpen dat wij ten gevolge van uw handelwijze het vertrouwen in u hebben verloren en dat wij u niet meer tussen onze medewerkers te werk durven te stellen, zeker niet, nu getroffen collega heeft uitgesproken bang te zijn om het werken met u te hervatten.
Bij deze brief was de onder sub 1.4 aangehaalde verklaring gevoegd.
1.6
Wehkamps werknemer [N] heeft op 27 juni 2005 een verklaring ondertekend die luidt als volgt:
“Tijdens de ochtendpauze op 27 juni 2005 waren we koffie aan het drinken. Ik had een gesprek met [G] [O], het gesprek ging over de TT van zaterdag. [P] [eiser] praatte door ons gesprek heen en zei dat er ook motorrace in Hengelo was geweest. Hierover ontstond een discussie.
Na de koffie gingen we weer aan het werk. Iedereen liep richting de Parcelsorter, maar ik ging naar het pickgebied samen met [P]. Toen gaf [P] mij een schouderduw. Ik duwde terug. [P] zei: “jij hebt ook altijd een grote bek en [F] ook”. Daarna ging [P] voor mij staan en pakte het mes uit zijn broekzak, klapte het open en begon er mee te zwaaien. Ook zei hij: “ik ben niet bang voor jou”. Het was een zakmes. Ik heb me afgeweerd en ik heb daarbij schrammen opgelopen, op mijn rechterarm ter hoogte van mijn elleboog.
Ik ben erg geschrokken en ben teruggelopen en ik riep: “hou op”. [P] was nog aan het praten /schreeuwen en liep opgewonden weg en kwam Jeannine Nijland tegen.
Er waren geen anderen medewerkers bij dit incident aanwezig.
Ik ben daarna direct naar [V] gegaan en ik heb mijn verhaal verteld. Ik voel me absoluut niet meer veilig. Ik ben bang dat hij straks weer met een mes achter mij staat.”
1.7
Wehkamp heeft op 28 juni 2005 van de rechterarm van [N] kleurenfoto’s gemaakt. [N] heeft zich vanwege de schrammen aan zijn onderarm niet onder doktersbehandeling laten stellen. Hij heeft evenmin aangifte van het voorval bij de politie gedaan.
1.8
Bij brief van 27 juni 2005 heeft [eiser] tegen het aan hem gegeven ontslag op staande voet geprotesteerd, welk protest bij brief van 20 juli 2005 is herhaald door zijn gemachtigde.
1.9
Het mes heeft een lemmet van ongeveer 10 centimeter lengte en eenmaal opengeklapt blijft het lemmet vanzelf in die positie staan.
1.1
Bij beschikking van 21 september 2005 is de arbeidsovereenkomst, voor zover die nog mocht bestaan, ontbonden wegens een verandering in de omstandigheden, waarbij aan [eiser] een vergoeding van € 10.000 is toegekend indien de arbeidsovereenkomst door die beschikking mocht eindigen.
Het standpunt van [eiser]
[eiser] legt aan zijn vordering, kort samengevat, het volgende ten grondslag.
2.1
Op 27 juni 2005 voelde [eiser] zich door [N] bedreigd toen deze met zijn schouder tegen hem aanliep en daarbij zei: "je moet me niet aanraken". Vanwege het fysiek en verbaal intimiderend en bedreigend gedrag van [N] heeft [eiser] zijn zakmes gepakt en daarmee gezwaaid om [N] van zich af te houden. Daarbij is geen stekende beweging gemaakt en [N] is niet bedreigd. Toen [eiser] zag dat [N] het niet langer op hem had gemunt, is [eiser] aan het werk gegaan.
2.2
De (hiervoor geciteerde) verklaring van [N] is onjuist. [eiser] heeft [N] niet met het mes geraakt. De verwondingen op diens arm zijn door een andere oorzaak, te weten door de scherpe randen van de dozen waarmee in het magazijn wordt gewerkt, ontstaan.
Het was op 27 juni 2005 voor het eerst dat [eiser] het mes, in verband met zijn werk-zaamheden in het magazijn, van huis had meegenomen.
2.3
[eiser] heeft dezelfde dag nog zowel aan [N] als aan zijn leidinggevenden zijn excuses aangeboden.
Toen [eiser] ten overstaan van zijn leidinggevenden een verklaring omtrent het voorval aflegde was hij zenuwachtig en overdonderend. Hij voelde zich onder druk gezet door de aanwezigheid van het aantal leidinggevenden. [eiser] heeft zijn verklaring ondertekend in de hoop dat daarmee alles goed zou komen. Hem is niet de gelegenheid geboden de verklaring eerst mee naar huis te nemen en de volgende dag er op terug te komen.
2.4
[eiser] heeft altijd naar behoren gefunctioneerd. Hij is nooit eerder bij een vergelijkbaar incident betrokken geweest.
[eiser] heeft in het verleden bij zijn leidinggevende [V] over [N] geklaagd. [eiser] werd geadviseerd [N] te ontwijken.
2.5
De gevolgen van het ontslag grijpen diep in. [eiser] is [X] jaar oud, deels arbeidsongeschikt en heeft geen opleiding genoten. Zijn kansen op de arbeidsmarkt zijn dan ook zeer slecht. [eiser] moet leven van het inkomen van zijn echtgenote en van leningen.
Het standpunt van Wehkamp
Wehkamp heeft, kort samengevat, het volgende verweer gevoerd.
3.1
[eiser] is op 27 juni 2005 voor [N] gaan staan, heeft zijn mes gepakt, dat mes geopend en heeft met het mes in de richting van [N] gezwaaid en hem daarbij toege-voegd dat hij, [eiser], niet bang voor hem was. [N] is daarbij aan zijn onderarm geraakt. [N] heeft zich hierna bij zijn leidinggevende, [V], gemeld en ver-slag van het voorval gedaan. Deze heeft vervolgens met [eiser] gesproken die het incident erkende. Het mes is aan [V] afgegeven. Om 13.00 uur die dag heeft een gesprek plaatsgevonden tussen enerzijds [eiser] en anderzijds [Y], [V] en [X]. De tijdens dit gesprek gemaakte notities zijn uitgewerkt in een schriftelijke verklaring welke [eiser] diezelfde dag tussen 16.00 uur en 16.30 uur --overigens niet in het bijzijn van alle drie leidinggevenden-- heeft ondertekend. Van enige druk was geen sprake.
3.2
In de het magazijn zijn stanleymessen aanwezig die ten behoeve van de werkzaamheden kunnen worden gebruikt. Het incident kon vanwege de ernst ervan niet met een waarschuwing of een schorsing worden afgedaan. Wehkamp staat in voor de veiligheid van haar personeel en kan niet toestaan dat de ene werknemer de ander met een mes bedreigd. Direct na het incident heeft [eiser] tegen een andere collega ([O]) gezegd dat deze zijn mond moest houden omdat hij anders maatregelen zou nemen.
Vanaf 1999 is één keer melding gemaakt van letsel ontstaan bij de uitvoering van de werkzaamheden in het magazijn (een mes schoot uit).
3.3
Op 12 november 2004 is naar aanleiding van klachten van zijn collega’s tijdens een periodiek gesprek tussen [eiser] en zijn leidinggevende, zijn opvliegend karakter en gebrek aan zelfbeheersing besproken.
In oktober 2000 is [eiser] enige tijd geschorst geweest omdat zonder goede grond spullen van Wehkamp in het bezit van [eiser] waren aangetroffen. Sedert februari 2002 is het [eiser] wegens meerdere schades verboden gebruik te maken van rijdend materieel van Wehkamp.
3.4
[eiser] heeft na zijn ontslag voor een andere onderneming werkzaamheden verricht.
In geval van toewijzing dienen de vorderingen te worden gematigd. Buitengerechtelijke in-cassokosten zijn noch overeengekomen noch gemaakt.
De beoordeling
1.
De als een vordering tot tewerkstelling op te vatten verklaring voor recht [eiser] onmiddellijk zijn werkzaamheden te laten hervatten, versterkt met een dwangsom, zal in elk geval moeten worden afgewezen wegens de ingaande 15 oktober 2005 uitgesproken ontbinding (voor zover vereist) van de arbeidsovereenkomst.
2.
Voor wat betreft het voorval op 27 juni 2005 staat, op grond van de stellingen van partijen en het verhandelde ter comparitie, in elk geval vast dat op de ochtend van die dag, na afloop van de pauze om ongeveer 10.30 uur, [N] aan [eiser], of andersom, een schouderduw heeft gegeven. Beiden hebben verklaard (verklaring [N] 27 juni 2005) respectievelijk gesteld (dagvaarding sub 3.7 en 3.29 en pleitnota sub 2.2) dat de ánder een schou-derduw heeft gegeven.
[eiser] heeft in elk geval na die schouderduw zijn (eigen) mes gepakt, het ongeveer 10 centimeter lange lemmet uitgeklapt, en met dat mes --dat hij daarbij onderhands, met het lemmet naar voren, heeft vastgehouden-- vervolgens heen en weer gezwaaid. Toen hij
--volgens zijn eigen verklaring, dagvaarding sub 3.8-- zag dat [N] het niet meer op hem had gemunt is [eiser] aan het werk gegaan.
Ter gelegenheid van de comparitie heeft [eiser] voorgedaan op welke wijze hij het mes destijds in zijn hand had en hoe hij daarmee heeft gezwaaid.
3.
Tijdens de comparitie is gebleken dat (overigens vriendschappelijk bedoeld) lichamelijk contact tussen de magazijnmedewerkers wel vaker voorkwam, zoals elkaar duwen, vastpakken, vasthouden en dergelijke. Daaruit volgt dat het geven van een schouderduw als zodanig wel paste in de cultuur zoals die in het magazijn heerste en het is met het oog daarop niet goed voorstelbaar dat een schouderduw --verondersteld dat het [N] was die die duw gaf-- zodanig dreigend op [eiser] is overgekomen dat [eiser] zich (zelfs) genoodzaakt zag zijn mes te trekken en daarmee (dreigend) te zwaaien.
Ook zijn stelling dat [N] hem heeft gezegd: “je moet me niet aanraken” (sub 3.7 dagvaarding), al dan niet in combinatie met een door deze gegeven schouderduw, rechtvaardigt de sterke reactie van [eiser] niet en kan bezwaarlijk als een serieuze bedreiging worden gezien.
De stelling van [eiser] dat hij “om [N] van zich af te houden” (sub 3.8 dag-vaarding) het mes heeft getrokken berust niet op feiten, omdat [eiser] desgevraagd ter comparitie heeft verklaard dat [N] hem niet (op welke wijze dan ook) dreigde te mishandelen of aan te vallen.
Gesteld noch gebleken is dat indien al aangenomen zou moeten worden dat [N] zich wél jegens [eiser] fysiek en/of verbaal dreigend heeft opgesteld, [eiser] in redelijkheid geen andere mogelijkheid had dan zijn mes te trekken. Met name is niet gesteld of gebleken dat [eiser] niet kon weglopen. [eiser] had kennelijk tijd en gelegenheid het mes in zijn hand te nemen en het lemmet vervolgens uit te klappen.
4.
De kantonrechter acht ook van belang dat [eiser], hoewel hij was gewaarschuwd voor zijn --ook volgens de verklaring van zijn zus van 30 juni 2005-- opvliegend karakter en gebrek aan zelfbeheersing en zijn relatie met [N] naar zijn zeggen al slecht was, het mes --dat een behoorlijk omvang heeft-- naar zijn werk heeft meegenomen. Zijn wetenschap omtrent zijn aard en karakter had hem daarvan juist dienen te weerhouden.
Zijn stelling dat hij het mes in verband met zijn werkzaamheden in het magazijn nodig had wordt gelogenstraft door het feit dat in het magazijn stanleymessen aanwezig zijn. Daar komt bij dat die stelling van [eiser] ook ongeloofwaardig is omdat [eiser] al jarenlang in het magazijn werkzaam is en het in dit licht bezien onduidelijk is om welke reden hij het mes --naar zijn zeggen-- voor het eerst op 27 juni 2005 heeft meegenomen.
5.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, waarbij --veronderstellenderwijs-- is uitgegaan van de juistheid van stellingen van [eiser] ten aanzien van hetgeen op 27 juni 2005 is voorge-vallen, volgt dat het gedrag van [eiser] gevaarlijk, ongeoorloofd, ongerechtvaardigd, en in strijd was met hetgeen een goed werknemer betaamt. De door hem op 27 juni 2005 ondertekende verklaring is daarbij buiten beschouwing gelaten, zodat de vraag of die verkla-ring al dan niet onder (ongeoorloofde) druk is afgelegd onbesproken kan blijven en zijn stel-ling dienaangaande geen nader onderzoek behoeft.
6.
Terecht heeft Wehkamp gesteld dat zij het tot haar taak rekent de veiligheid van haar personeelsleden zoveel mogelijk te waarborgen. Begrijpelijk is dat Wehkamp met het oog op die veiligheid niet het risico wil nemen dat zich een herhaling voordoet, wellicht met een minder goede afloop. In dit verband mag een rol spelen dat [eiser] eerder, in een gesprek op 12 november 2004, voor zijn opvliegende karakter zelfs moest worden gewaarschuwd.
De kantonrechter acht het antwoord op de vraag of [eiser] [N] nu wel of niet heeft verwond bij de beoordeling van de vraag of een dringende reden aanwezig was niet van belang. De bedreiging met het mes was (voldoende) ernstig en de ernst van de misdraging zal slechts toenemen indien in rechte komt vast te staan dat [eiser] [N] aan zijn arm heeft verwond.
Bij deze stand van zaken is een verder onderzoek naar de precieze toedracht van het voorval, waarover de verklaringen van [eiser] en [N] deels uiteenlopen, ook niet nodig.
7.
Gelet op de ernst van de misdraging van [eiser], waarbij hij het risico dat hij [N] (tenminste) zou verwonden kennelijk op de koop toe heeft genomen, heeft Wehkamp [eiser] terecht op staande voet ontslagen.
Dat [eiser] vanwege zijn leeftijd en gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid een weinig florissante positie op de arbeidsmarkt heeft --hetgeen de kantonrechter wel wil aannemen-- en dat hij vanaf 1971 voor Wehkamp werkzaam is en dat zich nimmer soortgelijke voorvallen hebben voorgedaan, legt in dit verband onvoldoende gewicht in de schaal. [eiser] heeft zonder redelijke grond een grens vér overschreden en daarbij een (groot) risico genomen, nu het van algemene bekendheid is dat het aldus gebruiken van een mes tot ernstige verwondingen kan leiden. Dat het voorval zonder (ernstige) lichamelijke gevolgen is geëindigd zal zeker niet alleen aan [eiser] te danken zijn, maar ook aan de opstelling van [N].
Overigens zijn de eerdere, door Wehkamp vermelde voorvallen (schorsing wegens onrechtmatig bezit van spullen van Wehkamp en het verbod betreffende het gebruik van rijdend materieel) van een geheel andere orde en die worden daarom buiten beschouwing gelaten.
8.
De vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen.
[eiser] dient als verliezende partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Wehkamp tot op heden begroot op € 500,00 voor salaris gemachtigde.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terecht-zitting van 10 januari 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.