ECLI:NL:RBZLY:2005:AV4835
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Subrogatie en groepsaansprakelijkheid in onrechtmatige daad bij brandstichting
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, ging het om een vordering van de naamloze vennootschap N.V. Interpolis Schade, de verzekeraar van een benadeelde, die regres wilde halen op een van de betrokkenen bij een brandstichting. De eiseres baseerde haar vordering op groepsaansprakelijkheid, maar de rechtbank oordeelde dat artikel 6:197a van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de rechten uit groepsaansprakelijkheid niet vatbaar zijn voor subrogatie. De rechtbank besloot de vordering niet onmiddellijk af te wijzen, omdat de gedaagde geen verweer had gevoerd op dit punt. De rechtbank gaf de eiseres de gelegenheid om haar stellingen aan te vullen.
Na aanvulling stelde de eiseres dat de gedaagde zelf een onrechtmatige daad had gepleegd, maar ook deze vordering werd afgewezen. De rechtbank overwoog dat de strafrechtelijke veroordeling van de gedaagde wegens medeplegen van het strafbare feit dat tot de schade had geleid, niet voldoende bewijs opleverde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW. De rechtbank concludeerde dat de specifieke handeling van de gedaagde, namelijk het uitlenen van een vuuraansteker, niet op zichzelf staand een onrechtmatige daad opleverde, omdat er geen oorzakelijk verband kon worden vastgesteld tussen deze handeling en de schade.
De rechtbank oordeelde verder dat de argumenten van de eiseres met betrekking tot groepsaansprakelijkheid en de toepassing van artikel 6:166 BW niet konden leiden tot een andere uitkomst, aangezien artikel 6:197 BW dwingend recht is. Uiteindelijk werd de vordering van Interpolis afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. H. Vegter op 19 oktober 2005.