4.1
Het spoedeisend belang staat voldoende vast nu niet aannemelijk is geworden dat [eiser] een inkomen geniet.
4.2
Partijen zijn het er over eens dat de arbeidsovereenkomst vanaf 1 december 2004 een overeenkomst voor onbepaalde tijd is. Dat volgt trouwens ook uit artikel 7: 668a BW. De overeenkomst die op 1 december 2004 is ingegaan betreft de vierde achtereenvolgende arbeidsovereenkomst.
4.3
De loonvordering van [eiser] over de periode 16 januari 2005 tot 29 juni 2005 - datum hersteldmelding - berust op artikel 7: 629 BW, nu vaststaat dat [eiser] gedurende deze periode ten gevolge van het ongeval arbeidsongeschikt was. Met ingang van 29 juni 2005 is [eiser] volgens zijn onweersproken stelling arbeidsgeschikt verklaard zodat de loonvordering vanaf die datum op artikel 7: 628 BW berust.
4.4
Isala heeft wel gelijk dat de arbeidsverhouding tussen partijen vanaf 1 december 2004 wordt beheerst door het 0-uren-contract, maar op grond van artikel 7: 610b BW wordt, indien een arbeidsovereenkomst tenminste drie maanden heeft geduurd, de bedongen arbeid in enige maand vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden. Blijkens de wetsgeschiedenis beoogt dit artikel houvast te bieden in (onder meer) situaties waarin de feitelijke omvang van de arbeid zich structureel op een hoger niveau bevindt dan de oorspronkelijk overeengekomen arbeidsduur. De vraag is daarom of ondanks de tekst van het 0-uren-contract en ondanks het zuivere oproepkarakter van dat contract sprake is van structureel - en dus niet van incidenteel, passend bij een oproep-contract - verrichte arbeid. Indien die vraag positief wordt beantwoord dan wordt de bedongen arbeid in beginsel - het betreft een rechtsvermoeden - aan de hand van bedoelde maatstaf vastgesteld.
4.5
De kantonrechter acht in dit verband de volgende, vaststaande omstandigheden van belang:
-in december 2004 en in januari 2005 heeft [eiser] een behoorlijk aantal uren gewerkt: 84 uren respectievelijk (tot de 16e januari) 77 uren;
-hoewel het project decentralisatie broodmaaltijden in augustus 2004 is geïmplementeerd en Isala stelt dat sedertdien sprake is van een verminderd werkaanbod, heeft [eiser] blijkens de overgelegde loonstroken zijn werkzaamheden voor Isala gewoon voortgezet, ook al is het totaal aantal gewerkte uren per maand - voor zover bekend - verminderd, onder meer door het wegvallen van de vaste 10 uren per week;
-de functieomschrijving in het min-max-contract wijkt wel af van de functieomschrijving in het 0-uren-contract (keuken assistent schoonmaak/onderhoud respectievelijk oproep medewerker afwas en transport), maar in de praktijk is [eiser] ook na 1 december 2004 (vrijwel) hetzelfde werk op dezelfde werkplek (namelijk in de afwaskeuken) blijven verrichten;
-de ter terechtzitting aanwezige direct leidinggevende van [eiser], de heer [direct leidinggevende], heeft desgevraagd onder meer verklaard dat indien [eiser] niet arbeidsongeschikt zou zijn geworden, hij tot maart 2005 op dezelfde voet als voorheen zou zijn opgeroepen en dat [eiser] vanaf maart 2005 voor 4 tot 8 uren per week te werk zou zijn gesteld. Doordat [eiser] ten gevolge van het ongeval was uitgevallen, hebben andere parttimers meer moeten werken, aldus [direct leidinggevende].
4.6
Isala heeft benadrukt dat een duidelijk onderscheid moet worden gemaakt in de situatie vóór 1 december 2004 en die erna, maar feitelijk verschillen die situaties niet wezenlijk van elkaar: [eiser] deed vrijwel hetzelfde werk en dat telkens op een structureel hoger niveau dan was overeengekomen, te weten minimaal 10 uren en - na 1 december 2004 - minimaal 0 uren per week. Voor die situatie is artikel 7: 610b BW nu juist bedoeld.
4.7
Vaststaat dat de arbeidsovereenkomst gerekend vanaf 1 december 2004 tenminste drie maanden heeft geduurd, nu die overeenkomst voor onbepaalde tijd geldt en niet is gesteld of gebleken dat die overeenkomst is beëindigd. Voor wat betreft de in artikel 7:610b BW bedoelde referteperiode brengt, gelet op de feitelijke continuering van het dienstverband na 1 december 2004, een redelijke wetstoepassing mee dat mede acht wordt geslagen op de periode die aan de huidige arbeidsovereenkomst voorafgaat, dus de periode vóór 1 december 2004.
4.8
De kantonrechter acht het redelijk uit te gaan van het gemiddeld aantal gewerkte uren over de periode 1 september 2004 tot en met 15 januari 2005, omdat Isala onweersproken heeft gesteld dat in de maand augustus 2004 haar broodmaaltijdenproject was geïmplementeerd en vastgesteld kan worden dat het aantal gewerkte uren nadien is afgenomen. Over de periode september tot en met november 2004 bedroeg het vaste aantal arbeidsuren per week 10, dat is per jaar 520 en dus per maand gemiddeld (afgerond) 43. Het aantal meeruren bedroeg in deze periode, voor zover dat aan de hand van de salarisstroken kan worden vastgesteld, gemiddeld 48 per maand (september 62 uren + november 34 uren gedeeld door 2).
In december 2004 heeft [eiser] 84 uren gewerkt en tot half januari 2005 77 uren zodat het totaal aantal arbeidsuren over de periode 1 september 2004 tot en met 15 januari 2005 434 bedraagt. Dit aantal gedeeld door 4½ maand levert een gemiddeld aantal uren van afgerond 96 per maand op.
Gedurende deze periode bedroeg de onregelmatigheidstoeslag gemiddeld € 90,87 bruto per maand. Vaststaat dat het bruto uursalaris € 10,51 bedraagt zodat de bruto salarisaanspraak van [eiser] tot een bedrag van € 1.099,83 per maand (exclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering) dient te worden toegewezen (96 x € 10,51 + € 90,87).
4.9
Over de periode 16 januari 2005 tot 29 juni 2005 is Isala het loon op grond van artikel 7: 629 BW verschuldigd, nu [eiser] ten gevolge van ziekte de hiervoor berekende bedongen arbeid niet heeft kunnen verrichten.
Na diens hersteldmelding heeft Isala [eiser], hoewel hij onweersproken heeft gesteld dat hij zich bij Isala voor werkhervatting heeft gemeld behoudens - naar vaststaat - één keer niet opgeroepen (die ene keer was [eiser] wegens een bruiloft verhinderd) om zijn werkzaamheden te verrichten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die de loonaanspraak van [eiser] over de periode na 29 juni 2005 afsnijden. Indien Isala na maart 2005 [eiser] nog maar beperkt (voor 4 à 8 uren per week) hadden kunnen inzetten zoals de heer [direct leidinggevende] heeft verklaard, dan had Isala de arbeidsovereenkomst tijdig (al dan niet partieel) moeten beëindigen.
Op 29 juni 2005 was de periode van zes maanden bedoeld in artikel 7:628 lid 5 BW, gerekend vanaf 1 december 2004, reeds verstreken zodat artikel 4 van het 0-uren-contract in dit verband geen rol van betekenis meer kan spelen.
4.1
De wettelijke verhoging over de inmiddels opeisbare loontermijnen zal op een percentage van 15 worden vastgesteld. De aard van deze procedure verzet zich niet zonder meer tegen de toewijzing van dit onderdeel van de vordering, terwijl het praktisch is dit onderdeel direct af te doen. De wettelijke rente is toewijsbaar met ingang van de dag waarop het loon betaald had behoren te worden.
Isala heeft wel om loonmatiging verzocht maar geen feiten of omstandigheden aangevoerd die dit verzoek kunnen ondersteunen, zodat het verzoek zal worden gepasseerd.
4.11
Isala dient als verliezende partij in de proceskosten te worden veroordeeld. Er bestaat geen aanleiding daarbij af te wijken van de gebruikelijke tarieven.