ECLI:NL:RBZLY:2005:AU2492

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
31 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-674
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.N. Dobben-Bartels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de schuldsaneringsregeling en de vraag naar verlenging in verband met schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 31 maart 2005 uitspraak gedaan over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares. De rechtbank oordeelde dat een verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling, in het licht van een te ontvangen schadevergoeding van € 2.500,00, niet redelijk en billijk was. De schuldenares was eerder in 2003 in de schuldsaneringsregeling geplaatst, waarbij de Gemeenschappelijke Kredietbank Drenthe als bewindvoerder was aangesteld. Tijdens de zitting op 10 maart 2005 zijn zowel de schuldenares als de bewindvoerder gehoord over de beëindiging van de regeling. De bewindvoerder rapporteerde dat de schuldenares haar verplichtingen was nagekomen en dat er geen bezwaren van schuldeisers waren tegen de beëindiging.

De rechtbank heeft zich vervolgens gebogen over de vraag of de schadevergoeding aanleiding gaf om de looptijd van de regeling te verlengen. De rechtbank overwoog dat de schadevergoeding niet op korte termijn verwacht kon worden en dat de schuldenares, gezien haar arbeidsongeschiktheid, niet in staat was om voor haar schuldeisers te sparen. De rechtbank concludeerde dat de schuldsaneringsregeling beëindigd moest worden, omdat het boedelactief onvoldoende was om aan schuldeisers uitkeringen te doen. De rechtbank bepaalde dat de regeling zou eindigen op de dag dat de uitspraak in kracht van gewijsde zou gaan.

Daarnaast heeft de rechtbank het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op € 955,00 exclusief BTW, en de verschotten op € 592,12. De rechtbank heeft ook overwogen dat de bijzondere kosten van de schuldenares, zoals reiskosten voor ziekenhuisbezoek, niet in de afdracht aan de boedelrekening waren meegenomen, wat van belang was voor de beoordeling van de schuldsaneringsregeling. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen, zonder dat er aanleiding was voor een verlenging.

Uitspraak

beëindiging schuldsanering
insolventienummer: 03/674 R
nummer verklaring: ZWO0210301074
uitspraakdatum: 31 maart 2005
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
ENKELVOUDIGE KAMER
Bij vonnis van deze kamer van 30 september 2003 is de definitieve schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenares]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats]
Hierbij is tot bewindvoerder benoemd Gemeenschappelijke Kredietbank Drenthe te Assen.
De schuldenares en de bewindvoerder zijn opgeroepen teneinde met betrekking tot de beëindiging van de schuldsaneringsregeling te worden gehoord ter terechtzitting van 10 maart 2005. De schuldenares is aldaar verschenen alsmede voor de bewindvoerder mw. J.R.L. Ottenhof.
In deze zaak is een saneringsplan vastgesteld.
De bewindvoerder heeft schriftelijk verslag uitgebracht ten aanzien van de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Het verslag houdt onder meer in dat de schuldenares haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is nagekomen, zodat de schuldsaneringsregeling met een schone lei kan worden afgesloten. Geen van de schuldeisers heeft redenen aangevoerd om tot een ander oordeel te komen. Zodanige redenen zijn ook overigens niet gebleken.
Bij brief van 27 oktober 2004 heeft de bewindvoerder mededeling gedaan van een tweetal strafzaken betreffende mishandeling van schuldenares, waarin de veroordeelden zijn veroordeeld tot een schadevergoeding jegens de schuldenares van € 2.500,00 en € 10.000,00. Bij brief van 7 maart 2005 heeft de bewindvoerder bericht dat terzake van eerstbedoelde veroordeling een betalingsregeling is gestart van
€ 50,00 per maand alsmede dat met betrekking tot de andere veroordeling beroep in cassatie in ingesteld.
De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of het vorenstaande ertoe moet leiden dat het saneringsplan wordt gewijzigd in dier voege dat de looptijd van de schuldsaneringsregeling wordt verlengd met het oog op de door de schuldenares te ontvangen schadevergoeding.
Allereerst overweegt de rechtbank dat voornoemde vraag zich met name moet toespitsen op de veroordeling tot de schadevergoeding van € 2.500,00, aangezien redelijkerwijs niet op afzienbare termijn een beslissing op het cassatieberoep is te verwachten, nog ervan afgezien in hoeverre, gelet op de omstandigheid dat deze veroordeling kennelijk bij verstek heeft plaatsgevonden alsmede gelet op de verklaring van de schuldenares omtrent de aanleidingvormende gebeurtenis, de verwachting van een schadevergoeding tot de genoemde hoogte reëel is te achten. Bij de beoordeling zal de rechtbank zich dan ook tot eerstgenoemde schadevergoeding beperken.
De schuldenares heeft ter terechtzitting verklaard de schadevergoeding, waarvan de uitbetaling is gestart, te willen behouden ter compensatie van de door haar gemaakte kosten die het gevolg zijn (geweest) van de fysieke mishandeling. Deze kosten zijn volgens een nadere opgave van de schuldenares gelegen in reiskosten vanwege ziekenhuisbezoek en audiologisch centrum, kosten opvang dochter, extra telefoonkosten en kosten van huishoudelijk hulp. De kosten zoals opgegeven gaan de hoogte van de toegekende schadevergoeding te boven.
De rechtbank verstaat het standpunt van de schuldenares aldus dat zij zich niet kan vinden in wijziging van het saneringsplan inhoudende een verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling.
Daargelaten de aard van de schadevergoeding die aan de schuldenares is toegekend, overweegt de rechtbank het volgende.
Bij het saneringsplan is een looptijd van één jaar bepaald aangezien de schuldenares met het oog op haar volledige arbeidsongeschiktheid en een niet te verwachten verandering daarvan niet in staat is geacht voor haar schuldeisers te sparen. De schuldsaneringsregeling zoals die tot dusver van toepassing is geweest, leidt niet tot enige uitkering aan de schuldeisers. Niet te verwachten is dat deze spaarcapaciteit van de schuldenares wijziging zal ondergaan.
De rechtbank kan het saneringsplan wijzigen op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid het saneringsplan niet ongewijzigd kan blijven.
In dit licht bezien, staat ter beoordeling of de lopende betalingsregeling voor de toegekende schadevergoeding van € 50,00 per maand tot een zodanige verhoging van de spaarcapaciteit zal leiden, dat met het oog op de belangen van de schuldeisers een langere looptijd van de schuldsaneringsregeling redelijk en billijk zou zijn.
De rechtbank acht zulks niet het geval. In aanmerking genomen dat verlenging van de looptijd een voortzetting van het bewindvoerderssalaris meebrengt, stelt de rechtbank vast dat de lopende betalingsregeling betekent dat per maand slechts een betrekkelijk gering bedrag voor de schuldeisers kan worden gespaard, terwijl deze betalingsregeling een verlenging van de looptijd met vier jaren zou vergen.
Onder de omstandigheden van dit geval acht de rechtbank voor een overeenkomstige wijziging c.q. verzwaring van de verplichtingen van de schuldenares, afgezet tegen het daarmee voor de schuldeisers te verwezenlijken belang, onvoldoende gronden aanwezig.
Bij het voorgaande heeft de rechtbank mede in ogenschouw genomen dat met de thans aangegeven bijzondere kosten (met name reiskosten voor ziekenhuisbezoek) +tijdens de schuldsaneringsregeling bij de afdracht aan de boedelrekening geen rekening is gehouden, terwijl in beginsel bij het bepalen van de beslagvrije voet daarvoor een correctie had kunnen worden overwogen.
Het vorenstaande brengt mee dat de schuldsaneringsregeling zal worden beëindigd.
Nu het boedelactief ontoereikend is om aan enige schuldeiser een uitkering te doen, ziet de rechtbank aanleiding om, in afwijking van artikel 356, tweede lid, van de Faillissementswet, te bepalen dat de schuldsaneringsregeling zal eindigen met ingang van de dag waarop deze uitspraak in kracht van gewijsde zal zijn gegaan.
De rechtbank zal het salaris en de verschotten van de bewindvoerder vaststellen.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt vast dat de schuldenares niet in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling met ingang van de dag waarop
deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan;
- stelt het bedrag van het salaris vast op € 955,00 exclusief BTW (zijnde € 1.136,45 inclusief BTW) en de verschotten op € 592,12, zijnde € 64,80 aan reiskosten en € 527,32 aan publicatiekosten inclusief BTW.
Gewezen door mr. J.N. Dobben-Bartels, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.