ECLI:NL:RBZLY:2005:AU0722

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
28 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
270903 CV 05-1199
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H. Canté
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van abonnementsbijdragen voor radio- en tv-signalen wegens slordige procedurele gang

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap UPC Nederland B.V. betaling van abonnementsbijdragen voor de levering van radio- en tv-signalen, gebaseerd op een overeenkomst uit 1997. De gedaagde, die in 1999 verhuisde, stelde dat hij zijn abonnement schriftelijk had opgezegd en dat hij gedurende vier jaar niets meer had gehoord van UPC, totdat hij in maart 2004 door een incassogemachtigde werd aangemaand voor achterstallige betalingen. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat de bedragen in de aanmaningen varieerden zonder duidelijke specificatie.

De kantonrechter constateerde dat de incassogemachtigde van UPC slordig had gehandeld door steeds wisselende bedragen te vermelden zonder enige specificatie, wat begrijpelijk maakte dat de gedaagde niet overtuigd was van de vordering. Bovendien was de dagvaarding volgens de kantonrechter obscuur en voldeed deze niet aan de wettelijke vereisten, omdat het verweer van de gedaagde niet was opgenomen. De kantonrechter merkte op dat de dagvaarding onterecht stelde dat de gedaagde geen verweer had gevoerd, terwijl er bewijs was van een eerdere communicatie van de gedaagde aan de gemachtigde van UPC.

Uiteindelijk concludeerde de kantonrechter dat UPC er niet in was geslaagd haar vordering voldoende aannemelijk te maken. De vordering werd afgewezen en UPC werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden begroot. De uitspraak vond plaats op 28 juli 2005 in de openbare terechtzitting, onder leiding van kantonrechter mr. A.H. Canté.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E – L E L Y S T A D
sector kanton – locatie Deventer
Zaaknr.: 270903 CV 05-1199
datum : 28 juli 2005
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap UPC NEDERLAND B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde A. Agterhuis, gerechtsdeurwaarder te Zwolle,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
procederend in persoon.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding
- het antwoord van de gedaagde partij
- de nadere toelichting van partijen.
Het geschil
Eiseres vordert betaling van abonnementsbijdragen voor geleverde signalen voor de ontvangst van radio en tv. Gedaagde heeft de vordering gemotiveerd betwist.
De beoordeling
1.
Eiseres baseert haar vordering op een overeenkomst met gedaagde inzake de (door-)levering van radio en tv- signalen uit 1997 (hierna: de overeenkomst). Krachtens die overeenkomst was, aldus eiseres gedaagde aan haar een periodiek te vervallen abonnementsbijdrage verschuldigd. Omdat die bijdrage op zeker ogenblik niet meer werd voldaan is de doorgifte van het signaal stopgezet.
2.
Gedaagde heeft de overeenkomst met eiseres uit 1997 erkend, doch toegelicht dat hij toen in Amsterdam woonde. Eind 1999 is hij verhuisd en heeft hij zijn abonnement met eiseres schriftelijk opgezegd. Hij heeft vervolgens gedurende in ieder geval vier jaren en drie maanden niets meer gehoord, totdat hij bij brief van 9 maart 2004 door de incassogemachtigde van eiseres werd aangemaand tot betaling van achterstallige bedragen, die overigens in daarop volgende aanschrijvingen steeds varieerden zonder dat voor de samenstelling van de vordering een specificatie werd gegeven.
3.
Bij repliek heeft eiseres haar vordering gehandhaafd, stellende nooit een opzegging van gedaagde te hebben ontvangen, doch overigens nagelaten in te gaan op de bij antwoord opgeworpen vragen van gedaagde.
4.
De kantonrechter constateert aan de hand van de door gedaagde overgelegde stukken dat de incasso-gemachtigde van eiseres in de buitengerechtelijke fase buitengewoon slordig heeft gewerkt door steeds wisselende bedragen zonder begin van specificatie te vermelden, waardoor op zichzelf al alleszins begrijpelijk is dat gedaagde daardoor niet werd overtuigd. Voorts heeft de kantonrechter moeten vaststellen dat eiseres in de procedure gebruik heeft gemaakt van een dagvaarding die de kwalificatie “obscuur libel” ternauwernood ontgaat, laat staan dat daarin bijvoorbeeld het haar bekende verweer van gedaagde is vermeld, zoals wettelijk voorgeschreven. Integendeel, daarin is in strijd met de werkelijkheid (vide de bij antwoord overgelegde, en door eiseres niet bestreden brief van gedaagde aan eiseresses gemachtigde van 29 maart 2004) verklaard dat gedaagde geen verweer zou hebben gevoerd. Daarnaast vermeldt de dagvaarding een betaling zijdens gedaagde, die, na verweer van gedaagde, opeens een correctie van een ten onrechte niet toegepaste verrekening blijkt te zijn. Voorts blijkt eiseres niet bij machte om haar vordering bij repliek op een enigszins begrijpelijke wijze te specificeren, waar zij volstaat met overlegging van een niet nader toegelichte uitdraai die als vroegste datum 27 juni 2002 kent, terwijl in het licht van het verweer de relevante periode in januari 2000 begint, en die uitdraai overigens voor een buitenstaander niet inzichtelijk is.
5.
De conclusie uit het voorgaande moet zijn dat eiseres er niet in is geslaagd haar vordering voldoende aannemelijk te maken, zodat die wordt afgewezen. Zij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering van eiseres af;
- veroordeelt eiseres in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van gedaagde begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. A.H. Canté, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 28 juli 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.