RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
sector civiel recht
enkelvoudige handelskamer
Zaaknr/rolnr: 101988 / HA ZA 04-1377
Uitspraak : 27 april 2005
in de zaak, aanhangig tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ING LEASE (NEDERLAND) B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende Amsterdam,
eiseres,
procureur mr. J.A. van Wijmen,
advocaat mr. F.J. Scheltema te Hilversum,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. H.A. Bosma.
Hierna te noemen: "ING Lease" en "[gedaagde]".
De zaak is bij op 27 september 2004 uitgebrachte dagvaarding aanhangig gemaakt.
Verder hebben partijen nog de volgende processtukken gewisseld:
- een conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde];
- een conclusie van repliek tevens houdende akte tot vermindering van eis van de zijde van ING Lease;
- een conclusie van dupliek van de zijde van [gedaagde].
Ten slotte is op verzoek van partijen op het griffiedossier vonnis bepaald.
De vordering van ING Lease strekt er, na vermindering van eis, toe bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I [gedaagde] bij wijze van schadevergoeding terzake van onrechtmatige daad te veroordelen tot betaling aan ING Lease van het hierboven genoemde bedrag ad
EUR 240.969,59 althans een zodanig bedrag als de rechter in goede justitie zal vermenen te behoren, zulks nog te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag gerekend vanaf 8 dagen na de datum van dagvaarding tot en met die der algehele voldoening;
II met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding, inclusief de kosten van het in deze zaak ten laste van [gedaagde] op 13 september 2004 gelegde conservatoir beslag onroerend goed en die van de diverse overbetekeningen.
Daartegen is door [gedaagde] verweer gevoerd met conclusie ING Lease niet ontvankelijk te achten in haar vordering dan wel deze af te wijzen en ING Lease te voeroordelen in de kosten van deze procedure.
1.1 Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede gelet op de overgelegde en in zoverre onbestreden gebleven bescheiden, het volgende vast.
1.2 [gedaagde] is (indirect) bestuurder van Nachtegaal West B.V., voorheen Gewi Lease B.V. en van Gewi Lease Noord B.V. Deze vennootschappen houden zich bezig met de verhuur van motorvoertuigen.
1.3 Tussen ING en Gewi Lease is op 16 januari 1997 een "mantelovereenkomst operational vendor" (hierna: de mantelovereenkomst) gesloten. Op grond van deze overeenkomst heeft ING Lease van Gewi Lease op basis van nadien tussen hen separaat gesloten individuele "Koopovereenkomsten Operational Vendor Lease" een groot aantal aan derden te verhuren voertuigen gekocht. De desbetreffende voertuigen werden door Gewi Lease op haar eigen naam aan derden verhuurd.
1.4 De mantelovereenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:
" 4 Onverminderd de eigendomsoverdracht, vermeld in artikel 3 lid b is ING Lease bereid om de wens van de verkoper te respecteren dat huurder daarvan voorshands onkundig blijft. Dat gegeven leidt er toe dat partijen de navolgende aanvullende regeling wensen te treffen:
a. Hoewel ING Lease als eigenaresse van het object volledig bevoegd is om op ieder haar
passend tijdstip aan de huurder mededeling te doen omtrent haar rechtspositie, verplicht zij
zich hierbij tegenover de verkoper om van die bevoegdheid slechts gebruikt te maken indien,
zulks geheel te harer beoordeling, de situatie bij de verkoper en/of de huurder daartoe
aanleiding geeft.
b. Daar tegenover aanvaardt de verkoper als opdracht van ING Lease om namens haar doch op
eigen naam toe te zien op een juiste nakoming door de huurder van diens verplichtingen uit de
huurovereenkomst. In het bijzonder terzake van de verplichting van de huurder tot betaling van
de huurtermijnen. Een en ander zonder dat ING Lease te dier zake aan de verkoper een
vergoeding verschuldigd is. (...)
c. (...)
5a In het geval ING Lease aanleiding vindt om aan huurder de mededeling te doen uitgaan,
genoemd in artikel 4 lid a zal zij die mededeling tevens vergezeld doen gaan van het bericht aan de huurder dat zij, ING Lease, eigenaresse is van het object en geldt als opvolgend verhuurder, zulks onder de gelijktijdige instructie aan de huurder om te rekenen vanaf de datum van die mededeling de termijnbetaling voortaan rechtstreeks over te maken op de door ING Lease aan te leveren rekening.
(...)
7 De rechtsverhouding ter zake van de huur/verhuur van het object is uitputtend geregeld in de
huurovereenkomst en bijbehorende stukken. Verkoper vrijwaart ING Lease voor gemaakte en/of te maken aanvullende en/of afwijkende afspraken tussen verkoper en huurder. Dit geldt ook voor eventueel door verkoper met de huurder overeengekomen opties tot tussentijdse beëindiging dan wel tussentijdse vervanging hoe ook genaamd.
8 De koopovereenkomst vermeldt steeds het bedrag dat de huurder per datum van ondertekening
van de koopovereenkomst nog verschuldigd is, waar nodig aangevuld met een specificatie daarvan. (...)
9 Terzake van ieder tussen partijen te sluiten koopovereenkomst geldt voorts steeds de hierna te
melden regeling, tenzij in de koopovereenkomst is vermeld dat de toepasselijkheid van deze regeling tussen partijen is uitgesloten.
a. Verkoper doet reeds nu vooralsdan aan ING Lease het onherroepelijke en onvoorwaardelijke
aanbod om het object na afloop van de vaste huurperiode of bij tussentijdse beëindiging van de
huurovereenkomst terug te kopen in de staat en toestand waarin het object zich op dat tijdstip
bevindt;
b. Aanvaarding van dit aanbod dient door ING Lease steeds binnen drie maanden na genoemd
tijdstip te geschieden en wel door een schriftelijke mededeling dienaangaande aan de verkoper;
c. De koopovereenkomst vermeldt voorts het bedrag waarvoor verkoper het object zal
terugkopen per einde van de huurperiode en voorts de bedragen die gelden op de diverse
tijdstippen van tussentijdse beëindiging. (...)
d 1. In het geval ING Lease de mededeling, bedoeld in artikel 4 lid a aan de huurder heeft doen
uitgaan, geschiedt de levering door een schriftelijke mededeling van ING Lease aan de huurder
van het object van welke mededeling aan de verkoper een kopie zal worden verzonden.
d 2. In het geval ING Lease een zodanige mededeling aan de huurder niet heeft doen uitgaan,
geschiedt de levering door een tweezijdige verklaring van partijen ertoe strekkende dat
verkoper, tot dan toe houdster van ING Lease, weer in het bezit van het object wordt gesteld."
1.5 In de op grond van de manteloverenkomst separaat gesloten koopovereenkomsten was onder meer het volgende bepaald:
"5 De levering van het object aan ING Lease geschiedt conform artikel 3b van de MOVL, waardoor verkoper houdster wordt voor ING Lease als eigenaresse."
Voorts vermeldden de contracten hoeveel huurtermijnen de huurder per contractsdatum nog verschuldigd is, hoeveel de huurprijs bedraagt en hoeveel de koopprijs bij het einde van de huurperiode bedraagt.
1.6 De overeenkomst tussen ING Lease en Gewi Lease is per 1 januari 2002 beëindigd. Partijen kwamen in dat kader overeen dat Gewi Lease alle voertuigen terugkocht van ING Lease, waarvan de huurovereenkomst in 2002 zou expireren. De overige voertuigen, die waarvan het huurcontract na 31 december 2002 doorliep, zou Gewi Lease vooralsnog in beheer houden.
1.7 In de loop van 2002 en 2003 ontstond een vordering van ING Lease op Gewi Lease uit hoofde van de BTW over de door Gewi Lease van ING Lease teruggekochte voertuigen en van de huurpenningen betreffende de voertuigen die niet waren teruggekocht (en waarvan de huurpenningen door Gewi werden geïncasseerd onder de verplichting ze aan ING Lease af te dragen).
1.8 Op 23 april 2003 heeft ING Lease Gewi Lease gedagvaard voor de rechtbank te Groningen tot betaling van een bedrag van EUR 189.895,80, vermeerderd met rente en kosten, terzake van de restant koopsom. De rechtbank te Groningen heeft deze vordering bij vonnis van 26 november 2003 toegewezen.
1.9 In mei 2003 bedroeg de achterstand uit hoofde van af te dragen huurpenningen ruim
EUR 270.000,00, exclusief rente.
1.10 In een brief van 23 mei 2003 heeft ING Lease de huurders van de auto's een brief geschreven, waarin zij aangaf dat zij op grond van een overeenkomst met Gewi Lease eigenaar was van de door de huurder gehuurde auto, dat de huurovereenkomst beheerd was door Gewi Lease, maar dat ING Lease het beheer onderbracht bij haar zustermaatschappij Noord Lease en dat de huurder nog slechts rechtsgeldig aan Noord Lease kon betalen.
1.11 In een brief van 4 juni 2003 aan de huurders schreef [gedaagde], namens Gewi Lease:
"Het zou mogelijk kunnen zijn dat u recentelijk een schrijven van ING Lease Nederland inzake Gewi Lease BV heeft mogen ontvangen.
Indien u bent aangeschreven, u heeft nog niet gereageerd en u wenst alsnog te reageren op deze brief, adviseer ik u dit als volgt te doen:
U kunt ING Lease het beste mededelen dat u geen gehoor geeft aan hun verzoek aangezien u geen overeenkomst met Gewi Lease heeft (u heeft een lease-overeenkomst met Gewi Lease Noord Nederland BV) en dat daardoor ING Lease Nederland zich het beste tot Gewi Lease BV kan wenden. (...)"
1.12 ING Lease heeft na 23 mei 2003 geen betalingen meer van Gewi Lease ontvangen uit hoofde van af te dragen huurpenningen. Het aanschrijven van de huurders leidde evenmin tot substantiële betalingen, omdat ING Lease er slechts in slaagde een beperkt aantal huurders te achterhalen. Veel huurovereenkomsten bleken te zijn voortgezet met andere huurders. Er waren voertuigen verkocht. De huurders die wel konden worden achterhaald, reageerden niet, weigerden aan ING Lease te betalen, of stelden zich op het standpunt een huurovereenkomst met Gewi Lease Noord te hebben.
1.13 Tot 23 mei 2003 heeft Gewi Lease 9 voertuigen aan derden verkocht, na 23 mei 2003 waren dat er 13 tot aan april 2004. In april en augustus 2004 zijn 12 voertuigen door Gewi Lease op naam van Gewi Lease Noord gesteld.
1.14 In een brief van 20 april 2004 aan de deurwaarder die het vonnis van 26 november 2003 probeerde te executeren schreef de accountant van Gewi Lease dat Gewi Lease over 2003 een verlies van ruim EUR600.000,00 had geleden. In die brief deed de accountant ING Lease het voorstel de zaak af te doen tegen betaling van een bedrag van EUR 20.000,00, om op die manier een faillissement van ING Lease te voorkomen.
1.15 ING Lease heeft conservatoir derdenbeslag gelegd onder Gewi Lease Noord. Een door ING Lease aanhangig gemaakte verklaringsprocedure resulteerde in een vonnis van de rechtbank Groningen d.d. 1 december 2004, waarbij Gewi Lease Noord werd veroordeeld tot betaling aan ING Lease van een bedrag van EUR 226.964,35 (het bedrag dat Gewi inmiddels aan ING Lease verschuldigd was uit hoofde van het genoemde vonnis van 26 november 2003) met rente en kosten, omdat Gewi Lease Noord geen toereikende verklaring had afgelegd na het gelegde derdenbeslag.
1.16 In een vonnis van 8 oktober 2004 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Groningen Gewi Lease Noord en Nachtegaal West veroordeeld tot afgifte van 33 in het vonnis aangeduide voertuigen, dan wel met betrekking tot deze voertuigen aan te geven waar deze zich (kunnen) bevinden.
1.17 ING Lease heeft, na verkregen verlof, conservatoir beslag ten laste van [gedaagde] gelegd op een aantal onroerende zaken.
2 Standpunten van partijen
2.1 ING Lease stelt dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar gehandeld heeft door, terwijl hij op de hoogte was van de sterk verslechterende financiële situatie van Gewi Lease, te bewerkstelligen dat de huurpenningen die Gewi Lease toekwamen werden overgeheveld naar Gewi Lease Noord, door de mededeling van ING Lease aan diverse huurders te frustreren en door aan ING Lease in eigendom toebehorende voertuigen op naam te stellen van Gewi Lease Noord of van derden, zonder er op zijn minst op toe te zien dat de opbrengsten aan ING Lease ten goede kwamen. Dit handelen valt [gedaagde], meent ING Lease, persoonlijk te verwijten, zodat hij jegens haar aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade, EUR240.969,59.
2.2 [gedaagde] betwist dat hij persoonlijk onrechtmatig jegens ING Lease gehandeld heeft. Hij wijst er op dat ING Lease zelf bij de beëindiging van de overeenkomst onzorgvuldig gehandeld heeft en nadien niet adequaat is opgetreden. Er is dan ook sprake van eigen schuld bij ING Lease. Verder betwist [gedaagde] de omvang van de door ING Lease gestelde schade.
3 Beoordeling van het geschil
aansprakelijkheid
3.1 De rechtbank stelt voorop dat [gedaagde] heeft gehandeld in zijn hoedanigheid van (indirect) bestuurder van Gewi Lease en Gewi Lease Noord. Indien Gewi Lease en Gewi Lease Noord onrechtmatig, of in strijd met een contractuele verplichting jegens ING Lease gehandeld hebben, leidt dat op zichzelf nog niet tot aansprakelijkheid van [gedaagde] in privé. [gedaagde] is alleen aansprakelijk jegens ING Lease indien hem ook een persoonlijk verwijt valt te maken voor zijn handelen namens Gewi Lease en Gewi Lease Noord. De rechtbank zal nagaan of die situatie zich voordoet.
3.2 Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] als indirect bestuurder het beleid bepaalde van Gewi Lease en Gewi Lease Noord en dat hij tevens nauw betrokken was bij de dagelijkse gang van zaken en de bedrijfsvoering van deze vennootschappen. Tevens staat tussen partijen vast dat [gedaagde] persoonlijk betrokken is geweest bij het sluiten van de mantelovereenkomst tussen Gewi Lease en ING Lease, dat hij met ING Lease contact heeft onderhouden betreffende de uitvoering en de afwikkeling van deze overeenkomst en dat hij betrokken is geweest bij de onderhandelingen en gesprekken die hebben plaatsgevonden nadat problemen tussen partijen en betalingsachterstanden waren ontstaan.
3.3 Op grond van het bovenstaande kan er ook van worden uitgegaan dat [gedaagde] de inhoud van de mantelovereenkomst kende en derhalve wist welke rechten en verplichtingen uit deze overeenkomst voor Gewi Lease voortvloeiden. Tevens kan er van worden uitgegaan dat hij op de hoogte was van het feit dat ING Lease een forse vordering op Gewi Lease had, die in de loop van 2002 en 2003 steeds verder toenam.
3.4 Uit de mantelovereenkomst volgt dat ING Lease eigenaar was van de voertuigen die door Gewi Lease op eigen naam aan derden werden verhuurd. De voertuigen waren in het kader van de mantelovereenkomst door Gewi Lease aan ING Lease verkocht. In het kader van de beëindiging van de mantelovereenkomst waren alleen de voertuigen waarvan het leasecontract in 2002 zou expireren door Gewi Lease van ING Lease terugverkocht. Voor de overige voertuigen gold dat ze eigendom bleven van ING Lease.
De mantelovereenkomst bepaalt in artikel 9 op welke wijze de eigendom van de in het contract begrepen voertuigen overgaat van ING Lease naar Gewi Lease. Uit deze bepaling volgt in ieder geval dat daartoe een verklaring van ING Lease vereist is, inhoudende dat zij het aanbod van Gewi Lease tot koop van het voertuig tegen de reeds van tevoren overeengekomen prijs aanvaardt. Zolang een dergelijke verklaring niet is afgegeven door ING Lease, gaat de eigendom niet over, blijft ING Lease eigenaar van het desbetreffende voertuig en kan Gewi Lease er niet vrijelijk over beschikken. Verder volgt uit artikel 7 van de mantelovereenkomst dat het Gewi Lease niet vrijstaat om zonder toestemming van ING Lease met betrekking tot de voertuigen andere of nieuwe lease-overeenkomsten aan te gaan, dan wel een ander dan Gewi Lease als verhuurder in de plaats van Gewi Lease te stellen. Dat Gewi Lease er, zoals zij stelt, belang bij had om een voertuig na het einde van een huurovereenkomst opnieuw te verhuren, moge zo zijn. Dat ontsloeg Gewi Lease echter niet van de verplichting om voor het aangaan van een nieuw contract de instemming van ING Lease, de eigenaar van het voertuig, te verkrijgen.
Indien [gedaagde] heeft willen betogen dat partijen in de praktijk van de regeling in artikel 7 en 9 afweken, heeft hij zijn stellingen in dezen onvoldoende onderbouwd, nog daargelaten dat het enkele feit dat een bepaling uit een contract (gedurende enige tijd) niet (geheel) wordt nagekomen niet betekent dat aan de desbetreffende bepaling geen betekenis meer toekomt.
Ook de stelling van [gedaagde] dat de mantelovereenkomst haar betekenis verloor toen besloten was dat partijen uiteen zouden gaan, faalt. Tussen partijen staat immers vast dat Gewi Lease ook na 1 januari 2002 nog het beheer hield over een aantal voertuigen van ING Lease. Gesteld noch gebleken is dat toen tussen partijen omtrent het beheer van die voertuigen geheel nieuwe afspraken zijn gemaakt. Los daarvan ligt het niet voor de hand dat het Gewi Lease na 1 januari 2002 opeens wel vrij zou staan om met betrekking tot de desbetreffende voertuigen, die eigendom bleven van ING Lease, zonder voorafgaande instemming van ING Lease allerlei transacties aan te gaan.
3.5 Het staat vast dat Gewi Lease na 23 mei 2003, toen ING Lease de haar bekende huurders aanschreef, 25 voertuigen heeft verkocht aan derden, althans op naam heeft gesteld van Gewi Lease Noord. Gesteld noch gebleken is dat Gewi Lease de eigendom van deze voertuigen (overeenkomstig de regeling van artikel 9 van de mantelovereenkomst) had verkregen alvorens de voertuigen aan een derde werden verkocht dan wel op naam van een derde werden gesteld. Wel staat vast dat de verkoopopbrengst van de door Gewi Lease (zonder toestemming van ING Lease) verkochte voertuigen niet aan ING Lease ten goede is gekomen. Gewi Lease heeft de verkoopopbrengst niet aan ING Lease afgedragen.
Het gevolg van een en ander was dat ING Lease ofwel de eigendom van deze voertuigen verloor (ervan uitgaande dat de kopers te goeder trouw waren, en zich op artikel 3: 86 BW konden beroepen), ofwel zich veel moeite moest getroosten om haar eigendomsrecht betreffende deze voertuigen geldend te kunnen maken.
3.6 De financiële situatie van Gewi Lease is, in ieder geval sedert 2002, weinig rooskleurig. In 2003 werd een verlies van EUR 600.000,00 geleden en begin 2004 kon de vennootschap slechts een bedrag van EUR 20.000,00 aanbieden ter finale kwijting van een vordering van ING Lease, die op dat moment een veelvoud van dat bedrag bedroeg.
Onder die omstandigheden kan er van worden uitgegaan dat schade die in 2003 en 2004 door Gewi Lease werd toegebracht aan ING Lease niet door Gewi Lease aan ING Lease vergoed zou kunnen worden. [gedaagde] was daar, als (indirect) bestuurder en beleidsbepaler van Gewi Lease van op de hoogte. Hij wist ook (c.q. behoorde te weten) dat wanneer huurcontracten werden ondergebracht bij Gewi Lease Noord de inkomsten van Gewi Lease -en daarmee haar mogelijkheden om te voldoen aan haar lopende verplichtingen jegens derden, zoals ING Lease- nog (verder) zouden verminderen. In dit kader is van belang dat gesteld noch gebleken is dat Gewi Lease Noord de door haar uit de overgenomen lease-overeenkomsten ontvangen leasevergoedingen doorbetaalde aan Gewi Lease, dan wel dat Gewi Lease Noord Gewi Lease een vergoeding betaald heeft voor het overnemen van de huurcontracten en voertuigen. Indien al een vergoeding betaald is, heeft Gewi Lease deze vergoeding in elk geval niet doorbetaald aan ING Lease.
3.7 Uit de onder 3.2 tot en met 3.6 vermelde omstandigheden volgt dat [gedaagde] als feitelijk leidinggevende van Gewi Lease, die betrokken was bij de dagelijkse gang van zaken (rechtsoverweging 3.2) en die op de hoogte was van de verplichtingen van Gewi Lease jegens ING Lease (rechtsoverweging 3.3), heeft bewerkstelligd dat Gewi Lease in strijd met deze verplichtingen (rechtsoverweging 3.4) voertuigen zonder toestemming van ING Lease heeft verkocht aan derden, de tenaamstelling van voertuigen heeft gewijzigd en wijzigingen heeft doorgevoerd in de huurovereenkomsten betreffende deze voertuigen (rechtsoverweging 3.5). Het was [gedaagde] bekend dat ING Lease door de transacties betreffende de voertuigen schade leed en dat Gewi Lease voor deze schade geen (althans nauwelijks) verhaal zou bieden (rechtsoverweging 3.6).
Onder deze omstandigheden geldt dat [gedaagde], ondanks het feit dat hij namens Gewi Lease handelde, jegens ING Lease persoonlijk verwijtbaar gehandeld heeft. Waar [gedaagde] zich de hem kenbare belangen van ING Lease -uiteraard tot op zekere hoogte- had moeten aantrekken, heeft hij deze belangen juist welbewust en stelselmatig geschonden door leiding te geven en mede te werken aan de schending van de contractuele verplichtingen van Gewi Lease jegens ING Lease.
3.8 De slotsom is dat [gedaagde] onrechtmatig jegens ING Lease gehandeld heeft. Om die reden kan de vraag of [gedaagde] ook onrechtmatig jegens ING Lease gehandeld heeft door de in rechtsoverweging 1.11 aangehaalde brief te schrijven onbeantwoord blijven.
eigen schuld
3.9 [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat ING Lease bij de beëindiging van de overeenkomst onzorgvuldig te werk is gegaan. Daargelaten dat ING Lease deze stelling van [gedaagde] gemotiveerd heeft weersproken, indien ING Lease bij de beëindiging van de overeenkomst met Gewi Lease zou hebben gehandeld, rechtvaardigt dat het plegen van een onrechtmatige daad door [gedaagde] niet. Het is in dat geval aan Gewi Lease, en niet aan [gedaagde], om in een procedure tegen ING Lease voor haar belangen op te komen.
3.10 Ook de stelling van [gedaagde] dat bij ING Lease sprake is van eigen schuld faalt. [gedaagde] heeft in dit kader allereerst aangevoerd dat ING Lease niet adequaat heeft gehandeld door de voertuigen niet meteen onder zich te nemen. [gedaagde] miskent echter dat partijen bij de beëindiging van de overeenkomst hebben afgesproken dat Gewi Lease het beheer zou blijven voeren over de voertuigen die niet door haar van ING Lease werden overgenomen. Indien ING Lease deze voertuigen desalniettemin onder zich zou hebben genomen, zou zij in strijd met deze afspraak hebben gehandeld.
Vervolgens heeft [gedaagde] in dit kader aangevoerd dat ING Lease de schuld van Gewi Lease heeft laten oplopen. Wat daar ook van zij, [gedaagde] gaat er aan voorbij dat de vordering van ING Lease niet strekt tot betaling door Gewi Lease van de af te dragen huurtermijnen -het verwijt van het laten oplopen van de schuld zou in die context nog te plaatsen zijn- maar tot vergoeding van schade die ING lease heeft geleden door het onrechtmatige handelen van [gedaagde].
schade
3.11 ING Lease heeft haar schade berekend door per voertuig dat na mei 2003 buiten haar macht is geraakt vast te stellen hoe hoog de resterende huurwaarde op het moment van de verkoop of onttrekking vermeerderd met de eindwaarde bedroeg. Zij heeft voor de bepaling van deze bedragen aansluiting gezocht bij de bedragen die in de diverse huurcontracten aan huur en eindwaarde vermeld staan. ING Lease heeft gesteld dat zij het saldo van deze beide bedragen per voertuig is misgelopen en dat haar schade gelijk is aan het misgelopen bedrag. De som van de restant huurwaarde en de eindwaarde van alle betrokken voertuigen bedraagt, heeft ING Lease gesteld, EUR 240.969,59.
[gedaagde] heeft deze wijze van schadeberekening niet gemotiveerd betwist. Hij heeft slechts gesteld dat ING Lease hem niet van de juiste gegevens betreffende de schadeberekening heeft voorzien. De rechtbank passeert deze stelling. ING Lease heeft in de dagvaarding per auto aangegeven welk schadebedrag zij vordert en op welke wijze het schadebedrag is opgebouwd. Op basis van deze opgave kon [gedaagde] met behulp van de huurcontracten, die ook in het geding zijn gebracht, vaststellen of ING Lease de juiste bedragen berekend had. Aanvullende gegevens waren daarvoor niet nodig.
In de conclusie van repliek heeft ING Lease haar vordering verminderd in verband met het feit dat zij inmiddels enkele voertuigen onder zich had gekregen. [gedaagde] heeft de (aangepaste) opgave door ING Lease van de voertuigen die zij niet onder zich had, niet weersproken, zodat de rechtbank van de juistheid daarvan heeft uit te gaan.
3.12 De slotsom is dat [gedaagde] de gemotiveerde stellingen van ING Lease over de omvang van de schade onvoldoende heeft weersproken. De rechtbank zal dan ook uitgaan van de door ING Lease gestelde schade.
conclusie
3.13 De vordering van ING Lease is toewijsbaar tot het gevorderde bedrag. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten.
De rechtbank veroordeelt [gedaagde] om aan ING Lease te betalen een bedrag van
EUR 240.969,59, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2004 tot aan het tijdstip van voldoening van de vordering.
[gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten. Deze kosten worden, voor zover tot op heden aan de zijde van [gedaagde] gevallen, bepaald op EUR 10.806,65, de kosten van het gelegde conservatoire beslag daaronder begrepen.
Deze veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Hek en in het openbaar uitgesproken op woensdag 27 april 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.