ECLI:NL:RBZLY:2005:AT6667

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
2 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
07/280282-04
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord en poging tot moord met volledige ontoerekeningsvatbaarheid en terbeschikkingstelling

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 2 juni 2005 werd berecht door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, stond de tenlastelegging van moord en poging tot moord centraal. De officier van justitie, mr. P.J.J.M. Berden, eiste dat de verdachte wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid werd ontslagen van alle rechtsvervolging en dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging werd opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een paranoïde vorm van schizofrenie, wat leidde tot de conclusie dat hij ten tijde van de feiten niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien. De rechtbank achtte de verdachte niet strafbaar en besloot hem te ontslaan van alle rechtsvervolging. Tevens werd de maatregel van terbeschikkingstelling opgelegd, met de noodzaak van verpleging, om de veiligheid van de samenleving te waarborgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een groot recidivegevaar vormde en dat alleen een hernieuwde terbeschikkingstelling met verpleging voldoende garanties bood voor een adequate behandeling van zijn geestelijke stoornis. De rechtbank gelastte ook de onttrekking aan het verkeer van een vuurwapen en munitie die in verband stonden met de gepleegde feiten. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, terwijl een andere vordering niet-ontvankelijk werd verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Meervoudige strafkamer Lelystad
Parketnummer: 07.280282-04
Uitspraak: 2 juni 2005
S T R A F V O N N I S
in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
(verdachte)
geboren op (geboorteplaats en – plaats),
(detentieadres verdachte)
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2005. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.D. Regter, advocaat te Lelystad.
De officier van justitie, mr. P.J.J.M. Berden, heeft ter terechtzitting ter zake het onder 1 en 2 ten laste gelegde gevorderd:
- verdachte wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid te ontslaan van alle rechtsvervolging;
- de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging te gelasten;
- toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen (naam benadeelde partij) en (naam benadeelde partij), alsmede oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht ten behoeve van de slachtoffers (naam benadeelde partij en naam benadeelde partij);
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 1:
Moord, strafbaar ge-steld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2:
Poging tot moord, strafbaar gesteld bij artikel 289, juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht
Met betrekking tot de persoon en de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een rapport d.d. 17 mei 2005, uitgebracht door J.P.M. Hent, psycholoog, en J.M.J.F. Offermans, psychiater, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht.
Het rapport van de deskundigen houdt als conclusie onder meer in dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten lijdende was aan een zodanige ziekelijke stoornis zijner geestvermogens, dat deze feiten – indien bewezen – hem niet kunnen worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat de deskundigen op goede gronden tot hun advies zijn gekomen en maakt het oordeel van de deskundigen tot het hare.
De rechtbank concludeert dat verdachte ten tijde van het plegen van de onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten ontoerekeningsvatbaar was en dat derhalve deze feiten de verdachte niet kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar ter zake voornoemde feiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde strafbare feiten, op de omstandigheden waaronder verdachte deze feiten heeft gepleegd en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank zal de verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging ter zake het onder 1 en 2 ten laste gelegde, op de grond dat verdachte wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid niet strafbaar wordt geacht.
De deskundigen Hent en Offermans stellen in voornoemd rapport dat bij verdachte sprake is van een paranoïde vorm van schizofrenie met paranoïde wanen, betrekkings- en grootheidswanen en akoestische hallucinaties.
Voorts wordt door beide deskundigen gesteld: “Ofschoon betrokkene vanuit zijn psychotische belevingswereld thans van mening is dat hij met het ten laste gelegde (zoon slachtoffer) en Dutchbat een enorme klap heeft toegediend, zal hem ongetwijfeld al snel blijken dat de door hem beoogde ‘doelen’, te weten een erkenning als telepaat en een schadevergoeding van de Nederlandse Staat vanwege in zijn beleving gederfde inkomsten door het ontbreken van deze erkenning tot heden, met het ten laste gelegde niet bereikt zijn. Dit zal er dan ongetwijfeld toe leiden dat betrokkene opnieuw op zoek gaat naar middelen en mogelijkheden om genoemde doelen alsnog te bereiken, temeer daar het waarschijnlijk mag worden geacht dat de stemmen van en wanen over Dutchbat in zijn hoofd zullen aanhouden – ze zijn feitelijk nooit helemaal verdwenen – en hij opnieuw niet tot een ‘akkoord’ met deze stemmen zal komen.
Deze overwegingen maken dat het recidivegevaar voor feiten als de onderhavige ten laste gelegde als zeer groot moet worden geacht. Slechts een hernieuwde terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging biedt voldoende garanties om betrokkenes ziekelijke stoornis adequaat te behandelen en te begeleiden en de risico`s voor de samenleving op korte, middellange en lange termijn zo beperkt mogelijk te houden.”
Op grond van voornoemd rapport is het de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling van verdachte, met bevel dat hij van overheidswege wordt verpleegd, eist.
De rechtbank is van oordeel dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde vuurwapen en munitie dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat het voorwerpen betreft met behulp van welke de feiten zijn begaan en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel d.d. 28 april 2005 uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst.
De rechtbank heeft, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gelet op de artikelen 36b, 36c, 36f, 37b en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partijen
De benadeelde partij (naam benadeelde partij) heeft zich voor aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van (materiële en immateriële) schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 19.222,--.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij (naam benadeelde partij) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de bewezen verklaarde feiten. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 19.222,--, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij (naam benadeelde partij), die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij (naam benadeelde partij) is naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal, gelet op het bepaalde in artikel 36f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en het feit dat verdachte ter zake de bewezen verklaarde feiten niet zal worden veroordeeld, maar zal worden ontslagen van rechtsvervolging, oplegging van de door de officier van justitie gevorderde maatregel als bedoeld in voornoemd artikel achterwege laten (Hoge Raad 25 januari 2005).
BESLISSING
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank verklaart de verdachte ter zake het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
De rechtbank gelast dat verdachte terbeschikking wordt gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer een revolver met munitie (zes patronen/hulzen).
Benadeelde partijen
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (naam benadeelde partij), (adres benadeelde partij), van een bedrag van € 19.222,-- (zegge: negentienduizendtweehonderdtweeëntwintig euro), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (naam benadeelde partij) in zijn vordering niet-ontvankelijk is en zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. G. Blomsma en S. Kuypers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Ruitenbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juni 2005, zijnde mrs. Nieuwenhuis en Kuypers buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.