ECLI:NL:RBZLY:2005:AT6456

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
31 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
261444 CV 05-217
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en advocaatkosten na mishandeling

In deze kantonzaak vorderden eisers, vertegenwoordigd door mr. E.P. Dorenbosch, van gedaagde, vertegenwoordigd door mr. C.F. Verbrugge, betaling van € 3.500,42, bestaande uit een hoofdsom van € 3.043,85 en buitengerechtelijke incassokosten van € 456,57. De vordering was gebaseerd op schadevergoeding na een mishandeling die op 28 mei 2002 door gedaagde was gepleegd. Gedaagde was verzekerd bij N.V. Noordhollandsche van 1816, Algemene Verzekeringsmaatschappij, en het geschil betrof voornamelijk de redelijkheid van de advocaatkosten die door eisers waren gemaakt. De kantonrechter oordeelde dat de kosten van rechtsbijstand, die € 2.951,67 bedroegen, buitensporig waren in verhouding tot de schade van € 1.400,00 die door de verzekeringsmaatschappij was erkend. De kantonrechter matigde de vordering tot een totaalbedrag van € 1.092,17, inclusief BTW, en wees de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E - L E L Y S T A D
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr. : 261444 CV EXPL 05-217
datum : 31 mei 2005
Vonnis in de zaak van:
[EISER 1.],
en
[EISER 2.],
in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van
[BELANGHEBBENDE],
allen wonende te [woonplaats],
eisende partij,
verder ook te noemen [eisers],
gemachtigde: mr. E.P. Dorenbosch te 7550 AB Hengelo, postbus 56,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
verder ook te noemen [gedaagde],
gemachtigde: mr. C.F. Verbrugge,
rolgemachtigde: A. Agterhuis, postbus 244, 8000 AE Zwolle.
Het verloop van de procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
-de dagvaarding
-het antwoord van [gedaagde]
-de nadere toelichtingen van partijen.
Het geschil
[eisers] vordert van [gedaagde] betaling van € 3.500,42 bestaande uit € 3.043,85 hoofdsom en € 456,57 buitengerechtelijke incassokosten.
[gedaagde] bestrijdt deze vordering.
De beoordeling
1.
Vaststaat dat [eisers] ten gevolge van een door [gedaagde] jegens hem op 28 mei 2002 gepleegde mishandeling schade heeft geleden. [gedaagde] is tegen wettelijke aansprakelijkheid bij N.V. Noordhollandsche van 1816, Algemene Verzekeringsmaatschappij (verder: de verzekeringsmaatschappij), verzekerd. Feitelijk bestaat het geschil tussen deze verzekeringsmaatschappij en (mr. Dorenbosch, de advocaat van) [eisers].
Niet in discussie is dat [eisers] op redelijke gronden mr. Dorenbosch heeft ingeschakeld, maar wel of de daaruit voortvloeiende kosten (12 uren à € 190,00 exclusief kantoor- en medi-sche kosten en BTW) redelijk zijn.
2.
Uit de overgelegde, onweersproken gebleven stukken kan het volgende worden afgeleid.
[gedaagde] is door mr. Dorenbosch bij brief van 10 juli 2002 aansprakelijk gesteld.
Bij brief van 15 oktober 2002 aan [gedaagde] heeft mr. Dorenbosch de schade per die datum begroot op € 1.272,00 exclusief de kosten van rechtsbijstand. In diens brief van 26 maart 2003 aan de verzekeringsmaatschappij is de schade door hem begroot op € 1.645,80 (waarvan € 1.000,00 smartengeld) exclusief rente en kosten.
Nadat [gedaagde] aanvullende informatie aan zijn verzekeringsmaatschappij had verstrekt, is diens aansprakelijkheid bij brief van 12 augustus 2003 door de verzekeringsmaatschappij erkend. Tegelijk zijn de materiële schadeposten genoemd in de brief van 26 maart 2003 als ver-schuldigd erkend. In plaats van € 1.000,00 smartengeld stelde de verzekeringsmaatschappij een bedrag van € 500,00 voor, welk aanbod bij brief van 16 september 2003 is verhoogd tot
€ 750,00. De totale schade exclusief de kosten van rechtsbijstand kwam daardoor uit op een bedrag van (afgerond) € 1.400,00, welk bedrag [eisers] heeft geaccepteerd. Nadien is een vaststellingsovereenkomst opgesteld waarna, na verkregen toestemming van de kantonrechter, de betaling door de verzekeringsmaatschappij medio december 2003 heeft plaatsgevonden.
Bij brief van 17 december 2003 heeft mr. Dorenbosch zijn declaratie, uitkomend op een to-taalbedrag van € 3.043,85 (waarvan € 2.951,67 kosten rechtsbijstand) aan de verzekerings-maatschappij doen toekomen. Vervolgens hebben de verzekeringsmaatschappij en mr. Dorenbosch gecorrespondeerd over de hoogte van deze kosten. Bij brief van 9 februari 2004 heeft de verzekeringsmaatschappij een bedrag van € 1.250,00 voorgesteld, welk voorstel bij gebreke van acceptatie inmiddels is vervallen.
3.
Uit voornoemde stukken maar ook uit de onweersproken gebleven en daarom vaststaande feiten en omstandigheden volgt dat:
a. het een relatief eenvoudige schadekwestie betrof,
b. mr. Dorenbosch zich als specialist op het gebied van letselschade afficheert zodat mag worden aangenomen dat hij in staat was op een doelmatige wijze het dossier af te wikkelen;
c. de aansprakelijkheid zelf geen punt van discussie is geweest;
d. de discussie omtrent de omvang van de schade zich heeft beperkt tot het smartengeld, welke discussie overigens vrij snel is afgerond;
e. het overeengekomen schadebedrag dicht in de buurt ligt van de door mr. Dorenbosch opge-stelde begrotingen (in zijn brieven van 15 oktober 2002 en 26 maart 2003);
f. de schade € 1.400,00 bedraagt.
Op grond van deze factoren acht de kantonrechter een bedrag van € 2.951,67 ter zake van kosten rechtsbijstand buitensporig.
In dit verband merkte de kantonrechter ten overvloede nog op dat [gedaagde] ten onrechte uit het arrest van de Hoge Raad 11 juli 2003, NJ 2005-50 afleidt, dat de Hoge Raad een redelijke verhouding tussen de hoogte van de schade enerzijds en de omvang van de buitengerechtelijke kosten anderzijds heeft gerelativeerd door ook dan een vergoeding van de in artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW bedoelde kosten mogelijk te achten indien (nog) niet is gebleken dat ten gevolge van het onrechtmatig handelen (het veroorzaken van een aanrijding)
(letsel-)schade is geleden. Het arrest gaat namelijk niet over die verhouding, terwijl de Hoge Raad de dubbele (tweede) redelijkheidstoets --waarvan die verhouding onderdeel kan uitmaken-- ook in het door hem berechte geval uitdrukkelijk heeft gehandhaafd (zie rov. 3.5.4 slot).
Voorts: in zijn arrest van 9 december 1994, NJ 1995-250 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het oordeel van de rechtbank, dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten dienen te worden gematigd omdat de gevorderde kosten in verhouding tot de omvang van de schade excessief zijn, niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. In het onderhavige geval bedragen de kosten van rechtsbijstand maar liefst het dubbele van de schade.
4.
[eisers] heeft geen afdoende verklaring gegeven waarom het redelijk is dat ondanks de on-der 3 genoemde factoren in totaal 12 uren zijn besteed. De in dit verband door [eisers] genoemde oorzaken (onder meer de vraag of [eisers] zich diende te voegen in de strafzaak, de contacten met de ouders van [gedaagde] omtrent de strafzaak en de aansprakelijkstelling, de omstandigheid dat het slachtoffer minderjarig is, blijvend letsel heeft en grote behoefte had aan informatie en advies) acht de kantonrechter niet bijzonder en overtuigen hem niet.
5.
De kantonrechter zal de vordering, gelet op alle omstandigheden van het geval, matigen tot een bedrag van € 1.000,00 inclusief BTW, te vermeerderen met de kosten van de medische informatie, in totaal € 92,17, zodat toewijsbaar is € 1.092,17.
Nu vaststaat dat de verzekeringsmaatschappij betaling van zelfs meer dan dit bedrag vooraf-gaand aan de procedure heeft aangeboden, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De kantonrechter ziet onvoldoende aanleiding [eisers] in de proceskosten te veroordelen, hetgeen [gedaagde] heeft bepleit. Hierbij speelt onder meer een rol dat de gemachtigde van [gedaagde] bij de verzekeringsmaatschappij werk-zaam is, zodat niet aannemelijk is dat [gedaagde] een honorarium aan zijn gemachtigde is ver-schuldigd.
Wel zal, nu [eisers] het onder rov. 2 genoemde voorstel van de verzekeringsmaatschappij had behoren te accepteren, de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad
€ 456,57 worden afgewezen.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen
€ 1.092,17 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 december 2004 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- compenseert de proceskosten aldus dat elke partij de eigen kosten draagt;
- verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. C.H. de Haan, kantonrechter te Zwolle en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 mei 2005 in aanwezigheid van de griffier.