ECLI:NL:RBZLY:2005:AT5028

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
3 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
07/440009-05
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel na diefstal met braak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 3 mei 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen uit voertuigen. De verdachte was op 13 januari 2005 in Deventer betrokken bij de diefstal van een autoradio uit een VW Polo, en in de periode van 5 tot 6 januari 2005 had hij ook een autoradio uit een Suzuki Wagon R gestolen. Daarnaast was er een derde tenlastelegging van diefstal uit een Opel Vectra op 6 januari 2005. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de voertuigen had verschaft door middel van braak, wat hem schuldig maakte aan diefstal volgens artikel 310 juncto 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Tijdens de rechtszitting op 19 april 2005 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van twee jaar geëist, waarbij de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) geplaatst zou worden. De rechtbank heeft kennisgenomen van een rapportageverzoek van de reclassering, waaruit bleek dat de verdachte niet had meegewerkt aan de rapportage. De verdachte verklaarde dat hij geen vertrouwen had in de hulpverlening, wat zijn houding ten opzichte van de ISD-maatregel beïnvloedde.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, gezien zijn lange strafblad en de ernst van de feiten, een gevaar vormde voor de veiligheid van goederen. Daarom werd de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, met een tussentijdse beoordeling na zes maanden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tweede en derde tenlastelegging, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen waren. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38m, 38n en 38s van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Meervoudige strafkamer te Zwolle
Parketnummer: 07.440009-05
Uitspraak: 3 mei 2005
S T R A F V O N N I S
in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en – plaats],
[detentieadres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2005. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. S.T.C. van der Werf, heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte terzake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde voor de duur van twee jaren in een inrichting voor stelselmatige daders wordt geplaatst.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 januari 2005 in de gemeente Deventer [straatnaam 1] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (VW Polo) heeft weggenomen een autoradio cd-speler (merk Pioneer), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 5 januari 2005 tot en met 6 januari 2005 in de gemeente Deventer [straatnaam 2] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (Suzuki Wagon R) heeft weggenomen een autoradio cd/mp3 speler (merk Lenco), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 06 januari 2005 in de gemeente Deventer [straatnaam 3] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (merk Opel Vectra) heeft weggenomen een radio/cd-speler (merk Sony), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
BEWIJS
De verdediging heeft met betrekking tot het door de officier van justitie ter terechtzitting overgelegde deskundigenrapport betreffende DNA-onderzoek aangevoerd dat dit niet bruikbaar is.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. In het deskundigenrapport van het NFI d.d. 5 april 2005, door de officier van justitie ter terechtzitting overgelegd, wordt melding gemaakt van het feit dat het DNA-profiel van verdachte vergeleken is met de in de DNA-databank aanwezige profielen. Bij deze vergelijking is één overeenkomstig DNA-profiel gevonden dat is verkregen van sporenmateriaal uit een andere zaak dan de onderhavige zaken. De “match” die gevonden is ziet derhalve op een ander feit dan de ten laste gelegde feiten en heeft aldus voor het bewijs in de onderhavige zaak geen enkele betekenis.
De verdachte dient van het onder 2 en 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 13 januari 2005 in de gemeente Deventer [straatnaam 1] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (VW Polo) heeft weggenomen een autoradio cd-speler (merk Pioneer), toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
Van het onder 1 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het onder 1 bewezene levert op:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto 311 van het Wetboek van Strafrecht
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank overweegt omtrent de door de officier van justitie gevorderde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) het volgende.
Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 14 januari 2005 blijkt dat verdachte sinds 1986 veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. In de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane diefstal op 13 januari 2005 is verdachte regelmatig - veel meer dan driemaal - onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf of taakstraf voor het plegen van misdrijven.
De rechtbank heeft kennis genomen van de retourzending van het rapportageverzoek d.d. 29 maart 2005 van mevrouw C. Haak, reclasseringswerker bij Tactus instelling voor verslavingszorg. Uit deze brief van Tactus blijkt dat aan verdachte tijdens zijn verblijf op het politiebureau is meegedeeld dat hij een kandidaat is voor de ISD-maatregel en dat verdachte geweigerd heeft mee te werken aan het opmaken van rapportage omtrent zijn persoon.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij niet mee wilde werken omdat mevrouw Haak hem in een eerder stadium niet wilde helpen en hem nu ineens in verband met een ISD-maatregel wel te woord wil staan.
Gelet op het grote aantal misdrijven waarvoor verdachte is veroordeeld en gelet op de huidige houding van verdachte ten opzichte van de hulpverlening is de rechtbank van oordeel dat niet valt te verwachten dat verdachte stopt met het plegen van strafbare feiten, zodat de veiligheid van goederen eist dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt opgelegd.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen voor de duur van twee jaren. Vanwege het ontbreken van een hulpverleningstraject en vanwege de duur van de maatregel zal de rechtbank bepalen dat na zes maanden een tussentijdse beoordeling als bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht plaatsvindt om de noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te beoordelen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 38m, 38n en 38s van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar.
De rechtbank bepaalt daarbij dat uiterlijk zes maanden na aanvang van de maatregel een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden omtrent de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel en bepaalt dat de officier van justitie uiterlijk veertien dagen vóór dat tijdstip de rechtbank bericht zal doen toekomen als bedoeld in artikel 38s, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Aldus gewezen door mr. W.P.M. Elderman, voorzitter, mrs. C. Kleinrensink en H. Heins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2005.