ECLI:NL:RBZLY:2005:AT4823

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
266911 HA VERz 05-128
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verduistering door werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 27 april 2005 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Moes Bouwbedrijf West B.V. en de werknemer, aangeduid als [verweerder]. De verzoekende partij, vertegenwoordigd door mw. mr. A.C. Beijderwellen-Wittekoek, heeft gesteld dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering. De werknemer was in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren, maar heeft dit nagelaten. Hij heeft in brieven van 21 en 26 april 2005 aangegeven om persoonlijke redenen geen bewijs te willen leveren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de stelling van Moes voorshands bewezen is, wat betekent dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan gedrag dat een dringende reden voor ontslag oplevert, zoals bedoeld in artikel 7:685 BW. De rechter heeft daarbij rekening gehouden met de leeftijd van de werknemer, de duur van het dienstverband en zijn tot dan toe vlekkeloze staat van dienst, maar heeft geconcludeerd dat deze omstandigheden geen aanleiding geven om van de dringende reden af te zien.

De kantonrechter heeft het ontbindingsverzoek van Moes toegewezen en de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 27 april 2005. Tevens is besloten dat de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mr. W.F. Boele en is openbaar uitgesproken in de zitting van dezelfde datum.

Uitspraak

E C H T B A N K Z W O L L E – L E L Y S T A D
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr.: 266911 HA VERZ 05-128
datum : 27 april 2005
BESCHIKKING
OP EEN VERZOEK TOT ONTBINDING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST
in de zaak van:
de besloten vennootschap MOES BOUWBEDRIJF WEST B.V.,
gevestigd te Almere en kantoorhoudende te Zwolle,
verzoekende partij, verder te noemen: “Moes”,
gemachtigde mw. mr. A.C. Beijderwellen-Wittekoek, advocaat te Zwolle,
tegen
[VERWEERDER],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij, verder te noemen: “[verweerder]”,
gemachtigden mrs. M.W.G. Versendaal en D. Warnink, advocaten te Kampen.
Het verdere verloop van de procedure
Eerder is in deze zaak een tussenbeschikking gegeven die op 6 april 2005 is uitgesproken.
Ingevolge deze beschikking is een verhoor van getuigen bepaald, dat echter geen doorgang heeft gevonden, nadat [verweerder] alsnog bij brieven van 21 en 26 april 2005 heeft bericht dat hij
-samengevat- om hem moverende redenen niet het van hem verlangde tegenbewijs zal leveren.
De verdere beoordeling
1.
Bij voormelde beschikking is [verweerder] ambtshalve in de gelegenheid gesteld het tegenbewijs te leveren tegen de voorshands aangenomen stelling van Moes dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering door feiten en omstandigheden aannemelijk te maken waaruit kan blijken dat hij in opdracht van en met medeweten van de directie althans van één of meer directieleden van Moes een “zwart geldcircuit” heeft opgezet én dat de in dat kader aan Moes onttrokken gelden vervolgens door hem in contante vorm aan de directie althans aan één of meer directieleden van Moes zijn overhandigd.
2.
[verweerder] heeft daarna om hem moverende reden ervan afgezien om getuigen te horen. Hij heeft voorts desgevraagd op 26 april 2005 bericht geen ander -schriftelijk- bewijs te willen leveren.
3.
Een en ander betekent dat dient te worden vastgehouden aan voormelde voorshands bewezen stelling van Moes, waaruit volgt dat er vanuit moet worden gegaan dat [verweerder] zich schuldig heeft gemaakt aan gedrag dat een dringende reden oplevert in de zin van artikel 7:685 BW.
4.
In de leeftijd van [verweerder], de duur van het dienstverband, de door hem gestelde vlekkeloze staat van dienst, de ernstige gevolgen van een onmiddellijk ontslag of de overige persoonlijke omstandigheden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang bezien, schuilt geen aanleiding om van het aannemen van die dringende reden af te zien. Het ontbindingsverzoek van Moes wordt derhalve toegewezen, in die zin dat per heden voor zoveel nodig de ontbinding zal worden uitgesproken.
5.
In de omstandigheden van het geval wordt aanleiding gevonden voor compensatie van de proceskosten op na te melden wijze.
De beslissing
De kantonrechter:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, voor zover deze nog mocht blijken te bestaan, en bepaalt dat deze eindigt op heden, 27 april 2005.
- compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 27 april 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.