ECLI:NL:RBZLY:2005:AS6437
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid en kredietovereenkomst in aandelenlease tussen Dexia en gedaagde
In deze zaak vorderde Dexia Bank Nederland N.V. betaling van een bedrag van € 4.296,33 van de gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering bestond uit een hoofdsom van € 3.512,16, buitengerechtelijke incassokosten van € 648,00 en contractuele rente van € 136,17, berekend tot en met 10 december 2003. De gedaagde betwistte de eis van Dexia. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een aandelenlease-overeenkomst had gesloten met Dexia, nadat hij telefonisch was benaderd door de bank. De gedaagde had een contract ondertekend dat hem verplichtte gedurende 36 maanden een bedrag van € 46,35 te betalen, met een totale looptijd van 10 jaren.
De kantonrechter heeft zich ambtshalve geconfronteerd met de vraag of de Wet op het Consumentenkrediet (WCK) van toepassing was op de overeenkomst. De rechter concludeerde dat de WCK niet van toepassing was, omdat de overeenkomst niet voldeed aan de definitie van een krediettransactie zoals bedoeld in de WCK. De kantonrechter oordeelde dat de aandelenlease geen roerende zaak is, maar een vermogensrecht, en dat de WCK zich niet uitstrekt tot dergelijke transacties.
De kantonrechter heeft verder overwogen dat de wetgever bij de totstandkoming van de WCK geen rekening heeft gehouden met effectenlease en dat de wet duidelijk en ondubbelzinnig is. De rechter concludeerde dat de gedaagde de vordering van Dexia niet kon weerleggen en dat de gedaagde de gevorderde hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten moest betalen. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van Dexia. Het vonnis werd uitgesproken op 10 februari 2005 door de kantonrechter in Deventer.