ECLI:NL:RBZLY:2005:AS3935

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
07.280186-04
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en seksuele uitbuiting met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 27 januari 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ernstige misdrijven, waaronder mensenhandel, verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte, geboren op een onbekende datum en woonachtig op een onbekende locatie, werd beschuldigd van het onder dwang en bedreiging seksueel misbruiken van meerdere slachtoffers, alsook van het dwingen van deze slachtoffers tot prostitutie. De officier van justitie, mr. P. Berden, eiste een gevangenisstraf van 14 jaar, terbeschikkingstelling met verpleging en schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de slachtoffers gedurende een periode van enkele weken in 2004 hebben vastgehouden, mishandeld en gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, mede omdat deze consistent waren en ondersteund door bewijsstukken, zoals foto's en getuigenverklaringen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen van de aanklacht, en heeft de zaak heropend voor verder onderzoek naar de geestelijke toestand van de verdachte, met het oog op de mogelijkheid van terbeschikkingstelling. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in overweging genomen, evenals zijn eerdere strafblad.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Strafkamer te Lelystad
Parketnummer: 07.280186-04
Uitspraak: 27 januari 2005
S T R A F V O N N I S (tussenbeslissing)
in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende [verblijfplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaats gevonden op 10, 11 en 13 januari 2005. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door mr. H. Bakker, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. P. Berden, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 tot en met 10 ten laste
gelegde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (hoofdelijk) tot een bedrag van € 814,--, en het overige deel van die vordering
niet-ontvankelijk te verklaren;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (hoofdelijk) tot een bedrag van € 10,000,-- bij wijze van voorschot;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (hoofdelijk) tot een bedrag van € 10,000,-- bij wijze van voorschot;
- telkens toepassing van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht;
- onttrekking aan het verkeer van een stroomstootwapen, een injectienaald en flesje met inhoud welke staan vermeld in het ter terechtzitting overgelegde proces-verbaal van politie nr. 2004026245-274 hetwelk als lijst van inbeslaggenomen voorwerpen dient te worden beschouwd onder het kopje
Opel Astra kenteken [kenteken];
- verbeurdverklaring van de overige voorwerpen welke staan voormeld op voornoemde lijst onder het kopje Opel Astra kenteken [kenteken] en onder het kopje fouillering [verdachte].
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt gewijzigde tenlastelegging)
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten en heeft de tenlastelegging op enkele punten taalkundig aangevuld.
Gelet op hetgeen door verdachte en de raadsman ter verdediging is aangevoerd is aan verdachte voldoende duidelijk geweest wat hem wordt verweten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte daardoor niet in zijn verdediging is geschaad.
BEVOEGDHEID VAN DE RECHTBANK
De raadsman heeft ter zake het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde aangevoerd dat de Nederlandse rechter, gelet op de artikelen 2 tot en met 8 van het Wetboek van Strafrecht, geen rechtsmacht toekomt. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de beweerdelijke feiten gedeeltelijk zouden zijn begaan in België door een verdachte die de Belgische nationaliteit bezit jegens slachtoffers die allen ten tijde van dat beweerdelijke feit meerderjarig waren.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt, omdat de in de tenlastelegging onder 1 tot en met 3 beweerdelijke gedragingen, welke voor een gedeelte in het buitenland (België) zouden zijn aangevangen, zich zouden hebben voortgezet op het grondgebied van Nederland, op grond van welke omstandigheid het gehele beweerdelijke feit in Nederland vervolgd mag worden.
BEWIJS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder
1 tot en met 10 is ten laste gelegde met dien verstande dat:
1. hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Almere en te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder, en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of een of meer van zijn mededaders met dat opzet
- die [benadeelde partij] opgesloten gehouden en bewaakt op het adres Jan van
Goyenstraat 63 te Almere en
- de (mobiele) telefoon en de tas van die [benadeelde partij] afgenomen en
- die [benadeelde partij] meermalen geslagen in het gezicht en
- die [benadeelde partij] volledig uitgekleed en die [benadeelde partij] naakt op een stoel gezet en haar handen op haar rug gebonden met handboeien en haar
mond afgeplakt met plakband en een band, met daaraan een bal, gebonden voor en/of gestopt in de mond van die [benadeelde partij] en terwijl zij vastgebonden op die stoel zat die [benadeelde partij] meermalen geslagen/gestompt in haar buik en op haar rug en
- meermalen tegen die [benadeelde partij] gezegd dat hij, verdachte, een vuurwapen had en dit vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zichtbaar gedragen en
- die [benadeelde partij] meegenomen naar een loods in Kraggenburg en
- dreigend tegen die [benadeelde partij] gezegd dat zij haar kleding moest uittrekken en
die kleding in een vuilniszak gedaan en die vuilniszak meegenomen en
- die [benadeelde partij] geslagen op de rug en het hoofd, en
- tegen die [benadeelde partij] gezegd: "Kijk, hier lopen twee honden en die zijn er speciaal voor getraind. Als jullie weglopen dan stuur ik de honden achter jullie aan", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de mond van die [benadeelde partij] gedaan en tegen die [benadeelde partij] gezegd: "als je doet wat wij vragen, is er niets aan de hand maar als je weigert mee te werken dan schiet ik je met dit pistool in je mond" in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [benadeelde partij] laten ruiken aan een (bedwelmende) vloeistof waardoor die [benadeelde partij]
draaierig werd en het bewustzijn verloor en
- de ramen en deuren van de loods in Kraggenburg afgesloten en afgesloten gehouden;
2. hij in de periode van 9 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Almere en te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of een of meer van zijn mededaders met dat opzet
- de telefoon van die [benadeelde partij] afgepakt en deze uitgezet en
- tegen die [benadeelde partij] gezegd dat zij niet mocht weglopen en dat zij niet mocht
schreeuwen omdat zij anders zou worden neergeschoten, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking waarna hij verdachte en/of een van zijn mededaders een vuurwapen, in ieder geval een dergelijk voorwerp, toonde en
- die [benadeelde partij] opgesloten gehouden en bewaakt op het adres [adres] te Almere en
- tegen die [benadeelde partij] gezegd dat zij mee moest werken omdat ze anders
doodgeschoten zou worden of aan andere mensen verkocht zou worden, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [benadeelde partij] meegenomen naar een loods te Kraggenburg en
- tegen die [benadeelde partij] gezegd dat zij zich moest uitkleden en die
kleding in een vuilniszak gedaan en die vuilniszak meegenomen en
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
zichtbaar voor die [benadeelde partij] gedragen en
- de ramen en deuren van de loods in Kraggenburg afgesloten en
afgesloten gehouden;
3. hij op 18 april 2004 in België en te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of een of meer van zijn mededaders met dat opzet
- onder valse voorwendselen die [benadeelde partij] achterin de auto laten instappen terwijl op de achterdeuren een kinderslot zat, zodat die [benadeelde partij] de auto niet meer kon verlaten en
- die [benadeelde partij], nadat hij, verdachte, of een van zijn mededaders naast haar op de achterbank was gaan zitten, vastgepakt en een been om die [benadeelde partij] heen geslagen en
- die [benadeelde partij] tegen haar wil vervoerd naar een loods in Kraggenburg en
- tegen die [benadeelde partij] gezegd dat zij al haar kleding moest uittrekken en
anders gedwongen zou worden haar kleding uit te doen, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die kleding in een vuilniszak gedaan en die vuilniszak met kleding meegenomen en in een kast gestopt en
- die [benadeelde partij] geslagen in het gezicht en tegen de oren, en
- de telefoon en geld en de sleutel en documenten van die [benadeelde partij]
afgepakt en
- tegen die [benadeelde partij] gezegd, dat zij niet mocht vluchten en dat zij anders
vermoord zou worden en dat als zij raar zou doen dat dan de honden haar
zouden opeten, in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en
- de ramen en deuren van de loods in Kraggenburg afgesloten;
4. hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Almere en te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, telkens door geweld en bedreiging met geweld
[benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij],
hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededaders telkens
- zijn/hun penis gebracht in de mond en/of de vagina van die [benadeelde partij] en
- die [benadeelde partij] de penis van een hond in haar mond doen nemen en
- die [benadeelde partij] een (opblaasbare) dildo in de mond gestopt,
en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte en/of een of meer van zijn mededaders terwijl hij, verdachte en een of meer van zijn mededaders, die [benadeelde partij] tegen haar wil heeft vastgehouden en door haar stelselmatig te bedreigen en te mishandelen een zodanige bedreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan die [benadeelde partij] zich niet kon onttrekken
- die [benadeelde partij] meermalen heeft geslagen in het gezicht en
- het hoofd van die [benadeelde partij] heeft vastgepakt en geduwd/gebracht in de
richting van de penis van verdachte en
- die [benadeelde partij] op het bed heeft gegooid en de broek van die [benadeelde partij] en
heeft uitgetrokken en de benen van die [benadeelde partij] uit elkaar heeft gedaan en
- dreigend tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat zij haar kleding moest
uittrekken en de onderbroek van die [benadeelde partij] van haar lichaam heeft gescheurd en
- die [benadeelde partij] heeft geslagen op de rug en het hoofd en
- die [benadeelde partij] heeft geslagen met een zweep op haar voeten en
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de mond van die [benadeelde partij] heeft gedaan en vervolgens heeft gezegd: "Als je doet wat wij vragen is er niets aan de hand maar als je weigert mee te werken dan schiet ik je met dit pistool in je mond", in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft gedrukt in de nek van die [benadeelde partij]
en aldus voor die [benadeelde partij] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
5. hij in de periode van 15 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, telkens door geweld en bedreiging met geweld
[benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededaders telkens
- zijn/hun penis gebracht in de mond en/of de anus van die [benadeelde partij] en
- die [benadeelde partij] de penis van een hond in haar mond doen nemen en doen houden,
en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte en/of een of meer van zijn mededaders terwijl hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededaders die [benadeelde partij] tegen haar wil heeft vastgehouden en door die [benadeelde partij] stelselmatig te bedreigen en te mishandelen een zodanige bedreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan die [benadeelde partij] zich niet kon onttrekken
- tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat zij haar kleding moest uittrekken en
- die [benadeelde partij] heeft geslagen tegen het lichaam en
- die [benadeelde partij] meermalen heeft geslagen met een zweep op haar voeten en op het lichaam en
- een vuurwapen, in ieder geval een dergelijk voorwerp, zichtbaar gedragen
en getoond aan die [benadeelde partij] en
- tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat zij hem, verdachte en/of een of meer
van zijn mededaders, moest zuigen omdat zij anders een hond zouden
halen die met haar zou neuken, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
en aldus voor die [benadeelde partij] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
6. hij op 18 april 2004 te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, telkens door geweld of en bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende verdachte en een of meer van zijn mededaders telkens
- zijn/hun penis geduwd/gebracht in de mond en de anus van die [benadeelde partij] en
- die [benadeelde partij] de penis van een hond in haar mond doen nemen en doen houden en
- tenen in de mond van die [benadeelde partij] gebracht
en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte en/of een of meer van zijn mededaders
- tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat wanneer zij zich niet uit zou
kleden, ze haar zouden dwingen om haar kleding uit te doen, in ieder geval
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat als zij raar deed, dat de honden
haar dan op zouden eten, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [benadeelde partij] meermalen heeft geslagen tegen het hoofd en
- die [benadeelde partij] meermalen heeft geslagen met een stok op haar borsten en
op het lichaam en
- het hoofd van die [benadeelde partij] heeft geduwd in de richting van de penis van
de hond
en aldus voor die [benadeelde partij] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
7. hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 18 april 2004 te Almere en te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder, en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
anderen, genaamd [benadeelde partij] en [benadeelde pa[benadeelde partij] en [benadeelde partij], door geweld of één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
en
hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 18 april 2004 te Brussel tezamen en in vereniging met anderen,
anderen, genaamd [benadeelde partij] en [benadeelde partij] en [benadeelde partij], heeft aangeworven of medegenomen met het oogmerk die personen in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
hebbende hij verdachte en/of een of meer van zijn mededaders
- die [benadeelde partij] en die [benadeelde partij] en/of die [benadeelde partij] tegen hun wil opgesloten en/of
bewaakt en
- die [benadeelde partij] en die [benadeelde partij] en die [benadeelde partij] mishandeld en
- foto's gemaakt van die [benadeelde partij] en die [benadeelde partij] en die [benadeelde partij] terwijl
voornoemden ontbloot waren en zich in verschillende seksuele posities
bevonden en
- die foto's geplaatst en/of vervaardigd om te plaatsen op verschillende
internetsites en chatboxen om die [benadeelde partij] en die [benadeelde partij] en/of die [benadeelde partij] als escorts/prostituees aan te bieden en
- advertenties op het internet geplaatst waarbij die [benadeelde partij] en die [benadeelde partij] werden aangeboden voor het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling en
- meermalen afspraken gemaakt met klanten over/voor het verrichten van
seksuele handelingen, door die [benadeelde partij] en/of die [benadeelde partij], tegen betaling en
- die [benadeelde partij] en/of die [benadeelde partij] meermalen meegenomen naar klanten teneinde daar met die klanten betaalde sex te hebben en
- die [benadeelde partij] meermalen tegen betaling seksuele handelingen laten verrichten met een of meer klanten en
- die [benadeelde partij] opgemeten met de bedoeling sm-artikelen op maat voor haar te laten maken en
- contacten gelegd met derden met de bedoeling die [benadeelde partij] en/of die [benadeelde partij] en/of die [benadeelde partij] te doen gebruiken voor het maken van films waarbij sex zou plaatsvinden tussen een of meer van genoemde personen en/of dieren en/of waarbij ledematen van genoemde personen zouden worden afgesneden en/of waarbij een of meer van de genoemde personen van het leven zouden worden beroofd;
8. hij in de periode van 01 februari 2004 tot en met 19 april 2004 te Almere en elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisati[medeverdachte]d werd d[medeverdachte][medeverd[medeverdachte] en/of een andere persoon, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk mensenhandel en diefstal;
9. hij op 14 maart 2004 te Etten-Leur tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Nokia), een aantal DVD's en een digitale camera (merk Trust), toebehorende aan [benadeelde partij];
10. hij op 20 maart 2004 te Ruurlo tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motor (merk BMW, type R 1100 Gs), een kentekenbewijs behorende bij voornoemde motor, een horloge, een Playstation, een digitale camera en andere goederen, toebehorende aan [benadeelde partij].
Van het onder 1 tot en met 10 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank heeft het, niettegenstaande de toepasselijkheid van artikel 365a Wetboek van Strafvordering, aangewezen geacht reeds thans inzicht te geven in haar overwegingen die geleid hebben tot de bewezenverklaring.
De rechtbank merkt op dat zij bij de bewijsbeslissing grote betekenis heeft toegekend aan de verklaringen van de aangeefsters, te weten [benadeelde partijen] hierna te noemen respectievelijk [benadeelde partij], [benadeelde partij] en [benadeelde partij]. De rechtbank heeft vastgesteld dat hun verklaringen veel overeenkomsten met elkaar vertonen, ook ten aanzien van details. Dat dit geldt voor de verklaringen van [benadeelde partij] en [benadeelde partij] is verklaarbaar doordat zij gelijktijdig in de woning aan de [adres] te Almere (verder aan te duiden als: in Almere) en in de loods aan [adres] te Kraggenburg (verder: de loods) hebben verbleven en ook gezamenlijk zijn gevlucht. Dat hun verklaringen zoveel overeenkomsten vertonen zou ook kunnen zijn ingegeven doordat zij veel met elkaar hebben gesproken over hetgeen hun is overkomen. Dat geldt echter niet voor de verklaringen van [benadeelde partij]. Er is geen enkele aanwijzing dat zij [benadeelde partij] en [benadeelde partij] kent of dat zij na haar vertrek uit de loods te Kraggenburg met hen heeft gesproken. De opvallende gelijkenissen in de respectieve verklaringen ziet de rechtbank derhalve als een aanwijzing voor de betrouwbaarheid van hun verklaringen. De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat hetgeen hun feitelijk is overkomen grotendeels bevestigd wordt in de verklaringen van de verdachten en door foto’s die in de loods zijn genomen en foto’s van [benadeelde partij] en [benadeelde partij] in de woning te Almere. De rechtbank wijst er overigens op dat de foto’s als zodanig geen rol hebben gespeeld bij de vraag of hetgeen aangeefsters is overkomen al dan niet vrijwillig is geweest.
Door de raadsman is aangevoerd dat het de verdediging niet mogelijk is geweest [benadeelde partij] te ondervragen. De raadsman wijt dat aan het veronachtzamen van de verplichtingen neergelegd in de richtlijn van het College van Procureurs-Generaal d.d. 01-10-2000, de “Aanwijzing aanpak mensenhandel en andere vormen van uitbuiting in de prostitutie”.
De rechtbank kan de raadsman hierin niet volgen. De richtlijn bevat geen enkele bepaling die de vrijheid van het slachtoffer van mensenhandel beperkt, in die zin dat het haar niet zou vrij staan te vertrekken indien zij dat wenst, noch enige verplichting om op dat moment aan te geven wat haar bestemming is. Er is geen enkele grond voor de veronderstelling dat het vertrek van [benadeelde partij] is ingegeven doordat ten aanzien van haar enige verplichting uit de richtlijn niet is nagekomen. De rechtbank volgt de raadsman evenmin in zijn stelling dat de verklaringen van [benadeelde partij] buiten beschouwing dienen te blijven onder toepassing van artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat er voldoende steunbewijs voor hetgeen zij heeft verklaard is te vinden zoals boven reeds is overwogen.
Met betrekking tot de tenlastegelegde feiten heeft de rechtbank bewezen verklaard de wederrechtelijke vrijheidsberoving van alle drie de aangeefsters. De rechtbank heeft daarbij niet bewezen verklaard dat de aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] met geweld in de auto zijn geduwd. De rechtbank mist de overtuiging daartoe. Hoewel [benadeelde partij] nadrukkelijk betwist als zodanig werkzaam te zijn (geweest), bij de politie te Brussel staan beide aangeefsters bekend als prostituees. Daarbij komt dat de verdachten over de gang van zaken bij de gestelde ontvoeringen consistent verklaren en dat de medeverdachte [medeverdachte] aangeeft dat de werkwijze hieruit bestond dat de vrouwen onder valse voorwendselen, namelijk met de belofte van veel geld te kunnen verdienen in Nederland, dan wel een royale vergoeding voor een nachtje in een hotel, werden overgehaald mee te gaan. Dit was de werkwijze in het geval van twee eerdere pogingen vrouwen uit Antwerpen over te halen mee te komen en ook bij [benadeelde partij]. Dat neemt niet weg dat, naar het oordeel van de rechtbank, de vrijheidsberoving van aangeefster [benadeelde partij] wel reeds in België is aangevangen. Zo heeft [benadeelde partij] verklaard dat zij ongerust werd nadat haar was gebleken dat er in een andere richting werd gereden dan die van het voorgehouden Brusselse hotel en dat vervolgens, net buiten Brussel [medeverdachte] bij haar achterin de auto kwam zitten en zijn been over haar heen sloeg. Voorts heeft verdachte en overigens ook zijn medeverdachten, verklaard dat de auto, een Opel Astra, die werd gebruikt voor het vervoer van de vrouwen uit Brussel, was voorzien van portieren met kindersloten, die aan de binnenkant van de auto niet konden worden geopend. Ook [benadeelde partij] verklaart over het detail dat [medeverdachte] zijn been over haar heen slaat, zodat ze niet weg kon. In haar geval heeft de rechtbank echter niet kunnen vaststellen of de onvrijwilligheid al in België is ingetreden.
De rechtbank heeft ten aanzien van [benadeelde partij] niet kunnen vaststellen dat de onvrijwilligheid in de auto is ingetreden.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] wederrechtelijk van hun vrijheid zijn beroofd geweest te Almere. De rechtbank sluit niet uit dat de onvrijwilligheid van hun verblijf niet op alle momenten als even drukkend door hen is ervaren en dat er zelfs momenten van ontspanning zijn geweest, hetgeen kan vreklaren de schijnbare vrolijkheid op sommige foto’s in het dossier van [benadeelde partij] en [benadeelde partij], die in de woning in Almere zijn gemaakt.
Voor de rechtbank doet dat echter in onvoldoende mate af aan haar oordeel. Voor de onvrijwilligheid van het verblijf van de aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] te Almere neemt de rechtbank de verklaringen van de aangeefsters in aanmerking. Uit de verklaring van [benadeelde partij] blijkt dat haar telefoon is afgenomen. Haar vriend [vriend] heeft frequent geprobeerd haar te bereiken. Hij heeft hierover verklaard dat hij vervolgens werd gebeld en bedreigd met de bedoeling dat hij verder geen contact meer zou opnemen met [benadeelde partij]. Ook het feit dat zowel [benadeelde partij] als [benadeelde partij] zijn gemeld als zijnde vermist, strookt niet met vrijwilligheid van hun verblijf in Almere. Voorts heeft [benadeelde partij] verklaard dat zij, nadat zij haar mogelijkheden om het pand te verlaten had verkend, ernstig is geslagen door de verdachte. Ook medeverdachten [medeverdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte] verklaren over een heftige ruzie tussen verdachte en [benadeelde partij] en dat zij hebben gehoord dat [benadeelde partij] is geslagen. [benadeelde partij] heeft voorts verklaard dat zij naakt op een stoel is gezet, de armen geboeid op de rug en een bal in haar mond, vastgebonden met een band om haar hoofd. Hiervan bevindt zich een foto in het dossier. Ook bevindt zich in het dossier een weergave van een chatgesprek van 13 april 2004 waarover [medeverdachte] heeft verklaard dat hij daaraan onder de chatnaam Lussie heeft deelgenomen en dat zijn gesprekspartner zijn broer, verdachte, was. Verdachte geeft daarin opdracht ervoor te zorgen dat “ze niet naar buiten kunnen” en meldt vervolgens dat beide deuren nu op slot kunnen. [medeverdachte] heeft daarop gereageerd dat het O.K. is. Uit datzelfde gesprek blijkt dat het [benadeelde partij] niet was toegestaan telefoongesprekken te voeren in een andere dan de Engelse taal. Hieruit leidt de rechtbank af dat ook dit een middel voor verdachte was aangeefsters onder controle te houden. Medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] geven toe dat [benadeelde partij] en [benadeelde partij], door haar respectievelijk Dori en Judith genoemd, onvrijwillig in hun woning hebben verbleven, zij het dat [medeverdachte] aangeeft dat dit enkel aan het eind van hun verblijf gold.
De rechtbank heeft ook bewezen verklaard dat [benadeelde partij] tijdens haar verblijf in Almere door verdachte zowel oraal als vaginaal is verkracht. Dit wordt niet alleen door [benadeelde partij] verklaard, maar ook bevestigd door [medeverdachte].
De rechtbank acht voorts bewezen dat de aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] tegen hun wil gedwongen zijn geweest tot seks met derden tegen betaling. Er zijn foto’s van hen met aanprijzing op het internet aangetroffen, foto’s die in de woning in Almere zijn gemaakt.
Verdachte heeft toegegeven dat hij, samen met [medeverdachte] [benadeelde partij] tot tweemaal toe heeft afgeleverd bij een klant en dat voor haar diensten is betaald. De tweede klant zou om 2 vrouwen hebben gevraagd, zodat ook [benadeelde partij] is mee geweest. De klant heeft uiteindelijk van 1 vrouw gebruik gemaakt. Dat deze contacten vrijwillig zijn geweest acht de rechtbank niet aannemelijk, gelet op de verklaringen van de aangeefsters.
Het bezoek aan de loods te Kraggenburg wordt door de aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] ook beschreven als bezoek aan een klant. Echter al snel in de loods blijkt dat het hier niet gaat om een doorsnee escort-contact. Over wat er feitelijk in de loods is gebeurd kan de rechtbank kort zijn. Hetgeen aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] hierover en [benadeelde partij] over haar verblijf in de loods verklaren wordt grotendeels bevestigd door de verdachten, terwijl ook de reeds genoemde foto’s hun verhalen in feitelijke zin volledig ondersteunen. De vraag is wel of hetgeen in de loods is gebeurd hun instemming had en of aangeefsters de loods hebben kunnen verlaten op ieder door hen gewenst moment. De rechtbank beseft dat er op seksueel gebied gedragingen zijn die bij menig mens de wenkbrauwen doen fronsen, maar dat levert op zich geen strafbaar feit op indien de gedragingen plaatsvinden met wederzijdse instemming, hoe extreem en bizar die gedragingen wellicht ook zijn. Dat is voor hetgeen zich in de bewuste loods heeft afgespeeld niet anders. Deze gedragingen zijn dan ook enkel strafrechtelijk relevant indien deze tegen de wil van de betrokkene hebben plaatsgevonden.
Aangeefsters zelf laten hierover in hun verklaringen geen enkele twijfel bestaan: hun verblijf in de loods en alles wat hen daar is overkomen was tegen hun wil.
[benadeelde partij] verklaart zelf dat ze heeft moeten huilen en ook [medeverdachte] zegt dat hij [benadeelde partij] heeft zien huilen en dat hij angst op haar gezicht heeft gezien. Ook [medeverdachte] heeft dat gezien en heeft bovendien [benadeelde partij] horen smeken. [medeverdachte] hoort haar zelfs om hulp roepen en volgens hem was het niet vrijwillig wat [benadeelde partij] en [benadeelde partij] hebben moeten ondergaan. [medeverdachte] heeft in haar laatste verklaring bij de politie toegegeven dat het verblijf van aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] onvrijwillig is geweest.
Ook [benadeelde partij] is duidelijk in haar verklaring. Zij heeft, aldus verdachte zich eerst willen uitkleden nadat ze is geslagen. Medeverdachte [medeverdachte] verklaart hierover dat [benadeelde partij] wordt geslagen, niet als onderdeel van een SM-spel, maar puur met de bedoeling om te zorgen dat [benadeelde partij] doet wat de mannen haar vragen. Ook verbaast [medeverdachte] zich over het feit dat verdachte en [medeverdachte] geld, dat toebehoort aan [benadeelde partij], verdelen.
Verdachte verklaart overigens dat [benadeelde partij] niet heeft geweten dat ze een hond zou moeten pijpen en dat er foto’s zou worden gemaakt.
Tenslotte heeft de rechtbank met het oog op de beoordeling van de onvrijwilligheid van betekenis geacht dat aangeefsters alle drie zijn gevlucht, de aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] uit een auto toen die stilstond voor een stoplicht en [benadeelde partij], die uiteindelijk, nadat [medeverdachte] in slaap was gevallen, in naakte toestand de loods te Kraggenburg is ontvlucht.
De onmogelijkheid van vertrek wordt ook bevestigd door [medeverdachte] die stelt dat ook hij en [medeverdachte] de loods niet mochten verlaten. Medeverdachte [medeverdachte] is nog stelliger, zij verklaart dat de loods op slot zat. Aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] zeggen zelf dat ze niet durfden te ontsnappen omdat medeverdachte [medeverdachte] in het bezit was van een vuurwapen, hetgeen verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] bevestigen.
Medeverdachte [medeverdachte] stelt ten aanzien van [benadeelde partij] dat zij niet weg kon omdat de kleren van [benadeelde partij] weg waren. Verdachte zelf verklaart hierover dat, nadat hij de loods is binnengereden, deze werd afgesloten met een elektronisch rolluik.
Voor aangeefster [benadeelde partij] geldt bovendien, blijkens haar eigen verklaring dat is gedreigd met de honden als zij weg zou lopen.
Met betrekking tot feit 7 gaat het erom dat aangeefsters door verdachte en een of meer van zijn medeverdachten in België zijn aangeworven en/of meegenomen met het oogmerk hen in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen voor prostitutie. Verdachte verklaart daarover dat hem was aangeraden om vrouwen voor zijn escort-bedrijf te zoeken in Brussel Noord en dat hij moest uitkijken naar donkere vrouwen. Uit zijn eigen verklaringen en die van zijn medeverdachten blijkt dat hij met het doel om vrouwen voor het escortbedrijf te werven in ieder geval twee keer naar Antwerpen is geweest en ook aangeefsters heeft geworven en meegenomen . Dat in ieder geval [benadeelde partij] seks met derden tegen betaling heeft gehad, blijkt ook uit de verklaringen van verdachte zelf. Voorts blijkt uit de verklaringen van aangeefsters en meerdere verdachten dat er (vergevorderde) plannen bestonden aangeefsters beschikbaar te stellen voor opnames van een pornografische film, waaraan ook een paard te pas zou komen en waarvoor betalingen zouden worden ontvangen. Hiervoor worden bedragen genoemd van 8000 en 25.000 euro. Dat laatste bedrag zou dan betrekking hebben op films waarbij de vrouwen het leven zouden laten. Dat er zelfs al een afspraak is, blijkt ook uit de al eerder genoemde chat van 13 april 2004, waaraan verdachte heeft deelgenomen.
Onder feit 8 wordt verdachte verweten deel uit gemaakt te hebben van een criminele organisatie. Het moet daarbij gaan om feitelijke deelneming aan een gestructureerd samenwerkingsverband dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De rechtbank heeft in dit kader de omschrijving mensenhandel opgevat als een feitelijke omschrijving van die misdrijven. De term mensenhandel is als zodanig geen juridische kwalificatie, maar duidelijk is wel dat hier bedoeld is een misdrijf in de zin van artikel 250a Wetboek van Strafrecht. De door de raadsman aangehaalde richtlijn van de Procureurs-Generaal spreekt ook over mensenhandel. De rechtbank heeft niet aangenomen dat wederrechtelijke vrijheidsberoving en verkrachting tot het oogmerk van de organisatie hebben behoord, maar dat zulks als middel is aangewend om tot het uiteindelijke doel te geraken. De structuur van de organisatie is voldoende duidelijk. Uit alle verklaringen komt verdachte naar voren als de initiator van alle plannen, maar zoals hij zelf verklaart, alles gebeurde in overleg met zijn broer, [medeverdachte]. Daarnaast speelden ook de medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] een rol in het geheel. Zo zijn zij mee geweest naar België om vrouwen op te halen en zijn er blijkens de verklaring van verdachte [medeverdachte], duidelijke afspraken over de diefstallen tijdens de SM-contacten: de meisjes, waarmee zijn bedoeld [medeverdachte], [naam] en zijzelf, zouden de klanten bezighouden en de jongens, waamee zijn bedoeld verdachte en zijn broer [medeverdachte], zouden dan goederen uit de woning stelen. Ook medeverdachte [medeverdachte] verklaart dat de SM-contacten een dekmantel vormden voor het plegen van diefstallen. Uit het feit dat deze afspraken zijn gemaakt en ook uitgevoerd, blijkt reeds dat het niet enkel om een toevallige situatie ging.
Met betrekking tot de diefstallen is aangevoerd dat er weliswaar geweld is gepleegd maar dat dit geweld gewenst was, dan wel geen rol heeft gespeeld in het kader van de diefstal.
De rechtbank is gekomen tot vrijspraak van verdachte ter zake van geweld, zowel ten aanzien van feit 9 als feit 10. Het ten laste gelegde blinddoeken en boeien, alsmede het injecteren is immers door het slachtoffer gewild. Dat geldt niet voor het stompen en/of slaan, maar de rechtbank heeft ten aanzien hiervan geen relatie kunnen vaststellen met de bewezen verklaarde diefstal.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 1, 2 en 3 telkens:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden, strafbaar gesteld bij artikel 282 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 4, 5 en 6 telkens:
Medeplegen van verkrachting, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 242 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 7:
Een ander door geweld of een andere feitelijkheid dwingen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 250a lid 1 sub 1° in verband met artikel 250a lid 2 sub 1°, van het Wetboek van Strafrecht,
en
een persoon aanwerven, met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 250a lid 1 sub 2° in verband met artikel 250a lid 2 sub 1°, van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 8:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven,
strafbaar gesteld bij artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 9 en 10 telkens:
Diefstal door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
HEROPENING VAN HET ONDERZOEK
De rechtbank kan in deze zaak thans nog niet tot een einduitspraak komen. Tijdens de beraadslaging is namelijk gebleken dat ten aanzien van de persoon van verdachte het onderzoek niet volledig is geweest, zodat het onderzoek wat dit punt betreft heropend moet worden.
De officier van justitie eist naast oplegging van gevangenisstraf eveneens oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Ingevolge het bepaalde in artikel 37a lid 1 en 3, juncto artikel 37 leden 2 en 3 van het Wetboek van Strafrecht is hiervoor in ieder geval vereist, dat vastgesteld wordt dat verdachte tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten leed aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en dat de bewezen verklaarde feiten geheel of in enigerlei mate onder invloed hiervan zijn gepleegd. Ook is in beginsel nodig schriftelijk advies van tenminste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die verdachte hebben onderzocht.
In deze zaak kon een dergelijk advies niet verstrekt worden, omdat verdachte weigerde mee te werken aan een gedragskundig onderzoek. In zo een geval - zo schrijft de wet voor - doet de rechter die oplegging van terbeschikkingstelling overweegt zich zoveel mogelijk een ander advies of rapport overleggen omtrent de wenselijkheid of noodzakelijkheid van een terbeschikkingstelling.
Gelet op de ernst en de aard van de bewezen verklaarde feiten, de hoofdrol die verdachte daarbij gespeeld heeft en de onaangedaan lijkende houding van verdachte bij de bespreking van de feiten ter terechtzitting, houdt de rechtbank ernstig rekening met het bestaan bij verdachte van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens onder invloed waarvan de bewezenverklaarde feiten zijn begaan. De rechtbank vraagt zich daarbij eveneens af of de veiligheid van anderen dan wel de veiligheid van personen niet in het geding komt, indien verdachte geen maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd.
De rechtbank heeft hierbij ook gelet op het uittreksel uit het Belgische strafregister, waaruit volgt dat verdachte op 16 december 1987 door de Jeugdrechtbank te Kortrijk (België) de maatregel van internering is opgelegd ter zake van diverse strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld of bedreiging. De rechtbank maakt uit een zich bij de stukken bevindend gedeelte van een verslag “Internering doorgelicht” van de Koning Boudewijnstichting en de Commissie tot bescherming van de maatschappij te Gent op, dat deze maatregel opgelegd kan worden indien er sprake is van ontoerekenings-vatbaarheid als gevolg van krankzinnigheid, een ernstige staat van geestesstoornis of een zwakzinnigheid die het onmogelijk maakt voor de verdachte om zijn daden te controleren. De verdediging heeft dit ook niet bestreden.
De rechtbank wenst dan ook omtrent de geestvermogens van verdachte alsmede omtrent de wenselijkheid of noodzakelijkheid van een terbeschikkingstelling nader te worden voorgelicht.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat aan het onderhavige dossier worden toegevoegd:
- de aan voormelde beslissing van de Jeugdrechtbank te Kortrijk ten grondslag gelegen hebbende stukken, met name rapportages of adviezen van gedragsdeskundigen, op grond waarvan de Jeugdrechtbank tot haar beslissing is gekomen om verdachte te interneren;
- stukken waaruit kan volgen of en zo ja welke behandeling verdachte tijdens zijn internering heeft gehad en met welk resultaat;
- de stukken, met name rapportages of adviezen van gedragsdeskundigen, die ten grondslag gelegen hebben aan de beslissing tot beëindiging of niet verlenging van de internering.
De rechtbank acht het voorts noodzakelijk dat deze stukken in handen zullen worden gesteld van de deskundigen A.T. Spangenberg, psycholoog en J.M.J.F. Offermans, psychiater, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht, waar verdachte enige tijd is geobserveerd, teneinde de volgende vragen te beantwoorden.
a. Is aan de hand van die stukken en hetgeen omtrent verdachte bekend is geworden gedurende zijn observatieperiode in het Pieter Baan Centrum, bezien in het licht van hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, aannemelijk en zo ja in welke mate, dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat de bewezen verklaarde feiten geheel of in enigerlei mate onder invloed hiervan zijn gepleegd? In hoeverre is verdachte ontoerekeningsvatbaar te achten?
b. Is naar de mening van de beide deskundigen een terbeschikkingstelling al dan niet met dwangverpleging wenselijk of noodzakelijk?
BESLISSING
De rechtbank heropent het onderzoek ter terechtzitting en schorst dit terstond voor onbepaalde tijd.
De uiterste termijn waarbinnen het onderzoek ter terechtzitting moet worden hervat, wordt gesteld op 3 maanden, om de klemmende reden dat - naar
nu reeds is te voorzien – voormelde rapportage door de deskundigen
niet binnen één maand gereed zal zijn.
De rechtbank stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken te Lelystad teneinde bij de Belgische justitie bovenbedoelde stukken te doen opvragen en aan het dossier toe te voegen en vervolgens door de deskundigen A.T. Spangenberg en J.M.F.J. Offermans, een multidisciplinair rapport te doen opmaken zoals hiervoor is omschreven,
en voorts al datgene te doen wat door de rechter-commissaris in het belang van het onderzoek wenselijk en/of noodzakelijk wordt geacht.
De rechtbank beveelt de oproeping van verdachte, de raadsman en de benadeelde partijen tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat.
Aldus gewezen door mr. S.E. Bins-van Waegeningh, voorzitter, mrs. G. Blomsma en G.J.J.M. Essink, rechters, in tegenwoordigheid van M. Smit als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2005.
Mr. Bins-van Waegeningh voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.