ECLI:NL:RBZLY:2005:AS3934

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
07.230111-04
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zaken van gedwongen seksuele handelingen en vrijheidsberoving met meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 27 januari 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ernstige misdrijven, waaronder gedwongen seksuele handelingen en vrijheidsberoving. De verdachte werd ervan beschuldigd in de periode van 4 april 2004 tot en met 18 april 2004, samen met anderen, meerdere slachtoffers te hebben gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de slachtoffers, waaronder [benadeelde partij], onder dwang en bedreiging in een loods in Kraggenburg zijn gehouden, waar zij zijn mishandeld en gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, mede omdat deze consistent waren en ondersteund door bewijsstukken, zoals foto's en chatgesprekken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving en verkrachting, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Strafkamer te Lelystad
Parketnummer: 07.230111-04
Uitspraak: 27 januari 2005
S T R A F V O N N I S
in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
verblijvende [verblijfplaats]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaats gevonden op 10, 11 en 13 januari 2005. De verdachte is verschenen 10 en 11 januari 2005, bijgestaan door mr. R.A. van der Horst, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. P. Berden, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 tot en met 10 ten laste
gelegde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (hoofdelijk) tot een bedrag van € 814,--, en het overige deel van die vordering
niet-ontvankelijk te verklaren;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (hoofdelijk) tot een bedrag van € 10,000,-- bij wijze van voorschot;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (hoofdelijk) tot een bedrag van € 10,000,-- bij wijze van voorschot;
- telkens toepassing van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht;
- onttrekking aan het verkeer van 4 patronen welke staan vermeld in het ter terechtzitting overgelegde proces-verbaal van politie nr. 2004026245-274 hetwelk als lijst van inbeslaggenomen voorwerpen dient te worden beschouwd onder het kopje [pv naam];
- verbeurdverklaring van de overige voorwerpen welke staan voormeld op voornoemde lijst onder het kopje [pv naam] te Almere.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt gewijzigde tenlastelegging)
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten en heeft de tenlastelegging op enkele punten taalkundig aangevuld.
Gelet op hetgeen door verdachte en de raadsman ter verdediging is aangevoerd is aan verdachte voldoende duidelijk geweest wat hem wordt verweten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte daardoor niet in zijn verdediging is geschaad.
BEVOEGDHEID VAN DE RECHTBANK
De rechtbank heeft ter zake het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde, gezien de artikelen 2 tot en met 8 van het Wetboek van Strafrecht, ambtshalve haar bevoegdheid onderzocht omdat de beweerdelijke feiten gedeeltelijk zouden zijn begaan in België door een verdachte die de Belgische nationaliteit bezit jegens slachtoffers die allen ten tijde van dat beweerdelijke feit meerderjarig waren.
De rechtbank is (ambtshalve) van oordeel dat op grond van artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt, omdat de in de tenlastelegging onder 1 tot en met 3 beweerdelijke gedragingen, welke voor een gedeelte in het buitenland (België) zouden zijn aangevangen, zich zouden hebben voortgezet op het grondgebied van Nederland, op grond van welke omstandigheid het gehele beweerdelijke feit in Nederland vervolgd mag worden.
BEWIJS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 tot en met 10 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1. hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Almere en te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder, en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of een of meer van zijn mededaders met dat opzet
- die [benadeelde partij] opgesloten gehouden en bewaakt op het adres [adres] te Almere en
- de (mobiele) telefoon en de tas van die [benadeelde partij] afgenomen en
- die [benadeelde partij] meermalen geslagen in het gezicht en
- die [benadeelde partij] volledig uitgekleed en die [benadeelde partij] naakt op een stoel gezet en haar handen op haar rug gebonden met handboeien en haar
mond afgeplakt met plakband en een band, met daaraan een bal, gebonden voor en/of gestopt in de mond van die [benadeelde partij] en terwijl zij vastgebonden op die stoel zat die [benadeelde partij] meermalen geslagen/gestompt in haar buik en op haar rug en
- meermalen tegen die [benadeelde partij] gezegd dat hij, verdachte, een vuurwapen had en dit vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zichtbaar gedragen en
- die [benadeelde partij] meegenomen naar een loods in Kraggenburg en
- dreigend tegen die [benadeelde partij] gezegd dat zij haar kleding moest uittrekken en
die kleding in een vuilniszak gedaan en die vuilniszak meegenomen en
- die [benadeelde partij] geslagen op de rug en het hoofd, en
- tegen die [benadeelde partij] gezegd: "Kijk, hier lopen twee honden en die zijn er speciaal voor getraind. Als jullie weglopen dan stuur ik de honden achter jullie aan", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de mond van die [benadeelde partij] gedaan en tegen die [benadeelde partij] gezegd: "als je doet wat wij vragen, is er niets aan de hand maar als je weigert mee te werken dan schiet ik je met dit pistool in je mond" in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [benadeelde partij] laten ruiken aan een (bedwelmende) vloeistof waardoor die [benadeelde partij]
draaierig werd en het bewustzijn verloor en
- de ramen en deuren van de loods in Kraggenburg afgesloten en afgesloten gehouden;
2. hij in de periode van 9 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Almere en te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of een of meer van zijn mededaders met dat opzet
- de telefoon van die [benadeelde partij] afgepakt en deze uitgezet en
- tegen die [benadeelde partij] gezegd dat zij niet mocht weglopen en dat zij niet mocht
schreeuwen omdat zij anders zou worden neergeschoten, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking waarna hij verdachte en/of een van zijn mededaders een vuurwapen, in ieder geval een dergelijk voorwerp, toonde en
- die [benadeelde partij] opgesloten gehouden en bewaakt op het adres [pv naam] en
- tegen die [benadeelde partij] gezegd dat zij mee moest werken omdat ze anders
doodgeschoten zou worden of aan andere mensen verkocht zou worden, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [benadeelde partij] meegenomen naar een loods te Kraggenburg en
- tegen die [benadeelde partij] gezegd dat zij zich moest uitkleden en die
kleding in een vuilniszak gedaan en die vuilniszak meegenomen en
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
zichtbaar voor die [benadeelde partij] gedragen en
- de ramen en deuren van de loods in Kraggenburg afgesloten en
afgesloten gehouden;
3. hij op 18 april 2004 in België en te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of een of meer van zijn mededaders met dat opzet
- onder valse voorwendselen die [benadeelde partij] achterin de auto laten instappen terwijl op de achterdeuren een kinderslot zat, zodat die [benadeelde partij] de auto niet meer kon verlaten en
- die [benadeelde partij], nadat hij, verdachte, of een van zijn mededaders naast haar op de achterbank was gaan zitten, vastgepakt en een been om die [benadeelde partij] heen geslagen en
- die [benadeelde partij] tegen haar wil vervoerd naar een loods in Kraggenburg en
- tegen die [benadeelde partij] gezegd dat zij al haar kleding moest uittrekken en
anders gedwongen zou worden haar kleding uit te doen, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die kleding in een vuilniszak gedaan en die vuilniszak met kleding meegenomen en in een kast gestopt en
- die [benadeelde partij] geslagen in het gezicht en tegen de oren, en
- de telefoon en geld en de sleutel en documenten van die [benadeelde partij]
afgepakt en
- tegen die [benadeelde partij] gezegd, dat zij niet mocht vluchten en dat zij anders
vermoord zou worden en dat als zij raar zou doen dat dan de honden haar
zouden opeten, in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en
- de ramen en deuren van de loods in Kraggenburg afgesloten;
4. hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Almere en te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, telkens door geweld en bedreiging met geweld
[benadeelde par[benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij],
hebbende een of meer van zijn mededaders telkens
- hun penis gebracht in de mond en/of de vagina van die [benadeelde partij] en
- die [benadeelde partij] de penis van een hond in haar mond doen nemen en
- die [benadeelde partij] een (opblaasbare) dildo in de mond gestopt,
en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte en/of een of meer van zijn mededaders terwijl hij, verdachte en een of meer van zijn mededaders, die [benadeelde partij] tegen haar wil heeft vastgehouden en door haar stelselmatig te bedreigen en te mishandelen een zodanige bedreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan die [benadeelde partij] zich niet kon onttrekken
- die [benadeelde partij] meermalen heeft geslagen in het gezicht en
- het hoofd van die [benadeelde partij] heeft vastgepakt en geduwd/gebracht in de
richting van de penis van verdachte en
- die [benadeelde partij] op het bed heeft gegooid en de broek van die [benadeelde partij] en
heeft uitgetrokken en de benen van die [benadeelde partij] uit elkaar heeft gedaan en
- dreigend tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat zij haar kleding moest
uittrekken en de onderbroek van die [benadeelde partij] van haar lichaam heeft gescheurd en
- die [benadeelde partij] heeft geslagen op de rug en het hoofd en
- die [benadeelde partij] heeft geslagen met een zweep op haar voeten en
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de mond van die [benadeelde partij] heeft gedaan en vervolgens heeft gezegd: "Als je doet wat wij vragen is er niets aan de hand maar als je weigert mee te werken dan schiet ik je met dit pistool in je mond", in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft gedrukt in de nek van die [benadeelde partij]
en aldus voor die [benadeelde partij] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
5. hij in de periode van 15 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, telkens door geweld en bedreiging met geweld
[benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende een of meer van zijn mededaders telkens
- hun penis gebracht in de mond en/of de anus van die [benadeelde partij] en
- die [benadeelde partij] de penis van een hond in haar mond doen nemen en doen houden,
en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte en/of een of meer van zijn mededaders terwijl hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededaders die [benadeelde partij] tegen haar wil heeft vastgehouden en door die [benadeelde partij] stelselmatig te bedreigen en te mishandelen een zodanige bedreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan die [benadeelde partij] zich niet kon onttrekken
- tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat zij haar kleding moest uittrekken en
- die [benadeelde partij] heeft geslagen tegen het lichaam en
- die [benadeelde partij] meermalen heeft geslagen met een zweep op haar voeten en op het lichaam en
- een vuurwapen, in ieder geval een dergelijk voorwerp, zichtbaar gedragen
en getoond aan die [benadeelde partij] en
- tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat zij hem, verdachte en/of een of meer
van zijn mededaders, moest zuigen omdat zij anders een hond zouden
halen die met haar zou neuken, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
en aldus voor die [benadeelde partij] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
6. hij op 18 april 2004 te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, telkens door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededaders telkens
- hun penis geduwd/gebracht in de mond en de anus van die [benadeelde partij] en
- die [benadeelde partij] de penis van een hond in haar mond doen nemen en doen houden en
- tenen in de mond van die [benadeelde partij] gebracht
en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte en/of een of meer van zijn mededaders
- tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat wanneer zij zich niet uit zou
kleden, ze haar zouden dwingen om haar kleding uit te doen, in ieder geval
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat als zij raar deed, dat de honden
haar dan op zouden eten, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [benadeelde partij] meermalen heeft geslagen tegen het hoofd en
- die [benadeelde partij] meermalen heeft geslagen met een stok op haar borsten en
op het lichaam en
- het hoofd van die [benadeelde partij] heeft geduwd in de richting van de penis van
de hond
en aldus voor die [benadeelde partij] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
7. hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 18 april 2004 te Almere en te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder, en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
anderen, genaamd [benadeelde partij] en [benadeelde partij] en [benadeelde partij], door geweld of één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
en
hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 18 april 2004 te Brussel tezamen en in vereniging met anderen,
anderen, genaamd [benadeelde partijen], heeft aangeworven of medegenomen met het oogmerk die personen in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
hebbende hij verdachte en/of een of meer van zijn mededaders
- die [benadeelde partij] en die [benadeelde partij] en/of die [benadeelde partij] tegen hun wil opgesloten en/of
bewaakt en
- die [benadeelde partij] en die [benadeelde partij] en die [benadeelde partij] mishandeld en
- foto's gemaakt van die [benadeelde partij] en die [benadeelde partij] en die [benadeelde partij] terwijl
voornoemden ontbloot waren en zich in verschillende seksuele posities
bevonden en
- die foto's geplaatst en/of vervaardigd om te plaatsen op verschillende
internetsites en chatboxen om die [benadeelde partij] en die [benadeelde partij] en/of die [benadeelde partij] als escorts/prostituees aan te bieden en
- advertenties op het internet geplaatst waarbij die [benadeelde partij] en die [benadeelde partij] werden aangeboden voor het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling en
- meermalen afspraken gemaakt met klanten over/voor het verrichten van
seksuele handelingen, door die [benadeelde partij] en/of die [benadeelde partij], tegen betaling en
- die [benadeelde partij] en/of die [benadeelde partij] meermalen meegenomen naar klanten teneinde daar met die klanten betaalde sex te hebben en
- die [benadeelde partij] meermalen tegen betaling seksuele handelingen laten verrichten met een of meer klanten en
- die [benadeelde partij] opgemeten met de bedoeling sm-artikelen op maat voor haar te laten maken en
- contacten gelegd met derden met de bedoeling die [benadeelde partij] en/of die [benadeelde partij] en/of die [benadeelde partij] te doen gebruiken voor het maken van films waarbij sex zou plaatsvinden tussen een of meer van genoemde personen en/of dieren en/of waarbij ledematen van genoemde personen zouden worden afgesneden en/of waarbij een of meer van de genoemde personen van het leven zouden worden beroofd;
8. hij in de periode van 01 februari 2004 tot en met 19 april 2004 te Almere en elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisat[verdachte]d werd door [medeverdachten] en/of een andere persoon, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk mensenhandel en diefstal;
9. hij op 14 maart 2004 te Etten-Leur tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Nokia), een aantal DVD's en een digitale camera (merk Trust), toebehorende aan [benadeelde partij];
10. hij op 20 maart 2004 te Ruurlo tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motor (merk BMW, type R 1100 Gs), een kentekenbewijs behorende bij voornoemde motor, een horloge, een Playstation, een digitale camera en andere goederen, toebehorende aan [benadeelde partij].
Van het onder 1 tot en met 10 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank heeft het, niettegenstaande de toepasselijkheid van artikel 365a Wetboek van Strafvordering, aangewezen geacht reeds thans inzicht te geven in haar overwegingen die geleid hebben tot de bewezenverklaring.
De rechtbank merkt op dat zij bij de bewijsbeslissing grote betekenis heeft toegekend aan de verklaringen van de aangeefsters, te weten [benadeelde partijen] hierna te noemen respectievelijk [benadeelde partij], [benadeelde partij] en [benadeelde partij]. De rechtbank heeft vastgesteld dat hun verklaringen veel overeenkomsten met elkaar vertonen, ook ten aanzien van details. Dat dit geldt voor de verklaringen van [benadeelde partij] en [benadeelde partij] is verklaarbaar doordat zij gelijktijdig in de woning aan de [pv naam] (verder aan te duiden als: in Almere) en in de loods aan de [adres] te Kraggenburg (verder: de loods) hebben verbleven en ook gezamenlijk zijn gevlucht. Dat hun verklaringen zoveel overeenkomsten vertonen zou ook kunnen zijn ingegeven doordat zij veel met elkaar hebben gesproken over hetgeen hun is overkomen. Dat geldt echter niet voor de verklaringen van [benadeelde partij]. Er is geen enkele aanwijzing dat zij [benadeelde partij] en [benadeelde partij] kent of dat zij na haar vertrek uit de loods te Kraggenburg met hen heeft gesproken. De opvallende gelijkenissen in de respectieve verklaringen ziet de rechtbank derhalve als een aanwijzing voor de betrouwbaarheid van hun verklaringen. De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat hetgeen hun feitelijk is overkomen grotendeels bevestigd wordt in de verklaringen van de verdachten en door foto’s die in de loods zijn genomen en foto’s van [benadeelde partij] en [benadeelde partij] in de woning te Almere. De rechtbank wijst er overigens op dat de foto’s als zodanig geen rol hebben gespeeld bij de vraag of hetgeen aangeefsters is overkomen al dan niet vrijwillig is geweest.
Door de raadsman is aangevoerd dat de verklaringen van [benadeelde partij] onder toepassing van artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens buiten beschouwing dienen te blijven, nu de verdediging niet in staat is geweest [benadeelde partij] te ondervragen om zo haar betrouwbaarheid als getuige te kunnen beoordelen. De rechtbank zal de raadsman hierin niet volgen. De rechtbank is van oordeel dat er voldoende steunbewijs is te vinden zoals ook boven reeds is overwogen.
Met betrekking tot de tenlastegelegde feiten heeft de rechtbank bewezen verklaard de wederrechtelijke vrijheidsberoving van alle drie de aangeefsters. De rechtbank heeft daarbij niet bewezen verklaard dat de aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] met geweld in de auto zijn geduwd. De rechtbank mist de overtuiging daartoe. Hoewel [benadeelde partij] nadrukkelijk betwist als zodanig werkzaam te zijn (geweest), bij de politie te Brussel staan beide aangeefsters bekend als prostituees. Daarbij komt dat de verdachten over de gang van zaken bij de gestelde ontvoeringen consistent verklaren en dat de medeverdachte [medeverdachte] aangeeft dat de werkwijze hieruit bestond dat de vrouwen onder valse voorwendselen, namelijk met de belofte van veel geld te kunnen verdienen in Nederland, dan wel een royale vergoeding voor een nachtje in een hotel, werden overgehaald mee te gaan. Dit was de werkwijze in het geval van twee eerdere pogingen vrouwen uit Antwerpen over te halen mee te komen en ook bij [benadeelde partij]. Dat neemt niet weg dat, naar het oordeel van de rechtbank, de vrijheidsberoving van aangeefster [benadeelde partij] wel reeds in België is aangevangen. Zo heeft [benadeelde partij] verklaard dat zij ongerust werd nadat haar was gebleken dat er in een andere richting werd gereden dan die van het voorgehouden Brusselse hotel en dat vervolgens, net buiten Brussel verdachte bij haar achterin de auto kwam zitten en zijn been over haar heen sloeg. Voorts hebben verdachte en zijn medeverdachten verklaard dat de auto, een Opel Astra, die werd gebruikt voor het vervoer van de vrouwen uit Brussel, was voorzien van portieren met kindersloten, die aan de binnenkant van de auto niet konden worden geopend. Ook [benadeelde partij] verklaart over het detail dat verdachte zijn been over haar heen slaat, zodat ze niet weg kon. In haar geval heeft de rechtbank echter niet kunnen vaststellen of de onvrijwilligheid al in België is ingetreden.
De rechtbank heeft ten aanzien van [benadeelde partij] niet kunnen vaststellen dat de onvrijwilligheid in de auto is ingetreden.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] wederrechtelijk van hun vrijheid zijn beroofd geweest te Almere. De rechtbank sluit niet uit dat de onvrijwilligheid van hun verblijf niet op alle momenten als even drukkend door hen is ervaren en dat er zelfs momenten van ontspanning zijn geweest. Voor de rechtbank doet dat echter in onvoldoende mate af aan haar oordeel. Voor de onvrijwilligheid van het verblijf van de aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] te Almere neemt de rechtbank de verklaringen van de aangeefsters in aanmerking. Uit de verklaring van [benadeelde partij] blijkt dat haar telefoon is afgenomen. Haar vriend [naam] heeft frequent geprobeerd haar te bereiken. Hij heeft hierover verklaard dat hij vervolgens werd gebeld en bedreigd met de bedoeling dat hij verder geen contact meer zou opnemen met [benadeelde partij].
Ook het feit dat zowel [benadeelde partij] als [benadeelde partij] zijn gemeld als zijnde vermist, strookt niet met de vrijwilligheid van het verblijf in de woning in Almere. Voorts heeft [benadeelde partij] verklaard dat zij, nadat zij haar mogelijkheden om het pand te verlaten had verkend, ernstig is geslagen door de verdachte [verdachte]. Ook verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachten] verklaren over een heftige ruzie tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij] en dat zij hebben gehoord dat [benadeelde partij] is geslagen. [benadeelde partij] heeft voorts verklaard dat zij naakt op een stoel is gezet, de armen geboeid op de rug en een bal in haar mond, vastgebonden met een band om haar hoofd. Hiervan bevindt zich een foto in het dossier. Ook bevindt zich in het dossier een weergave van een chatgesprek van 13 april 2004 waarover verdachte heeft verklaard dat hij daaraan onder de chatnaam [naam] heeft deelgenomen en dat zijn gesprekspartner zijn broer [verdachte] was. De laatste geeft daarin opdracht ervoor te zorgen dat “ze niet naar buiten kunnen” en meldt vervolgens dat beide deuren nu op slot kunnen. Verdachte heeft daarop gereageerd dat het O.K. is. Gelet op de verklaringen van [benadeelde partij] en [benadeelde partij] en gelet op verdachtes verklaring dat hij alles waartoe hij opdracht van zijn broer kreeg heeft uitgevoerd omdat hij niet anders kon, concludeert de rechtbank dat verdachte ook nu de opdracht van zijn broer heeft uitgevoerd. Uit datzelfde gesprek blijkt dat het [benadeelde partij] niet was toegestaan telefoongesprekken te voeren in een andere dan de Engelse taal. Hieruit leidt de rechtbank af dat ook dit een middel was aangeefsters onder controle te houden. Verdachte heeft toegegeven dat later in de periode aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] niet meer weg mochten. Ook medeverdachte [medeverdachte] geeft toe dat [benadeelde partij] en [benadeelde partij], door haar respectievelijk Dori en Judith genoemd, onvrijwillig in hun woning hebben verbleven.
De rechtbank acht voorts bewezen dat de aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] tegen hun wil gedwongen zijn geweest tot seks met derden tegen betaling. Er zijn foto’s van hen met aanprijzing op het internet aangetroffen, foto’s die bij verdachte in de woning zijn gemaakt. Aangeefster [benadeelde partij] verklaart dat het enige keren is gebeurd dat zij naar een klant werd gebracht met wie zij ook seks tegen betaling heeft gehad. Zij werd doorgaans vergezeld door [benadeelde partij], die echter nimmer daadwerkelijk contact heeft gehad met klanten. Het vervoer geschiedde door de [medeverdachten], maar ook de medeverdachten [medeverdachten] zijn mee geweest en hebben hierover ook verklaard. Dat deze contacten vrijwillig zijn geweest acht de rechtbank niet aannemelijk, gelet op de verklaringen van de aangeefsters.
Het bezoek aan de loods te Kraggenburg wordt door de aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] ook beschreven als bezoek aan een klant. Echter al snel in de loods blijkt dat het hier niet gaat om een doorsnee escort-contact. Over wat er feitelijk in de loods is gebeurd kan de rechtbank kort zijn. Hetgeen aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] hierover en [benadeelde partij] over háár verblijf in de loods verklaren, wordt grotendeels bevestigd door de verdachten, terwijl ook de reeds genoemde foto’s hun verhalen in feitelijke zin volledig ondersteunen. De vraag is wel of hetgeen in de loods is gebeurd hun instemming had en of aangeefsters de loods hebben kunnen verlaten op ieder door hen gewenst moment. De rechtbank beseft dat er op seksueel gebied gedragingen zijn die bij menig mens de wenkbrauwen doen fronsen, maar dat levert op zich geen strafbaar feit op indien de gedragingen plaatsvinden met wederzijdse instemming, hoe extreem en bizar die gedragingen wellicht ook zijn. Dat is voor hetgeen zich in de bewuste loods heeft afgespeeld niet anders. Deze gedragingen zijn dan ook enkel strafrechtelijk relevant indien deze tegen de wil van de betrokkene hebben plaatsgevonden.
Aangeefsters zelf laten hierover in hun verklaringen geen enkele twijfel bestaan: hun verblijf in de loods en alles wat hen daar is overkomen was tegen hun wil. [benadeelde partij] en [benadeelde partij] hebben dat ook duidelijk laten weten, onder meer door te huilen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de verklaringen van [benadeelde partij] en [benadeelde partij] ook in dat opzicht juist zijn en ook door de verdachte [medeverdachte] is in haar laatste verklaring bij de politie toegegeven dat het verblijf van aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] onvrijwillig is geweest.
Met betrekking tot [benadeelde partij] stelt medeverdachte [medeverdachte] dat [benadeelde partij] wordt geslagen, niet als onderdeel van een SM-spel, maar puur met de bedoeling om te zorgen dat [benadeelde partij] doet wat de mannen haar vragen. Ook verbaast zij zich over het feit dat [verdachte] en [medeverdachte] geld, dat toebehoort aan [benadeelde partij], verdelen.
Tenslotte heeft de rechtbank in dit kader van betekenis geacht dat aangeefsters alle drie zijn gevlucht, de aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] uit een auto toen die stilstond voor een stoplicht en [benadeelde partij], die uiteindelijk, nadat [medeverdachte] in slaap was gevallen, in naakte toestand de loods te Kraggenburg is ontvlucht.
Dat de vrouwen niet uit de loods hebben weg gekund, wordt bevestigd door verdachte die stelt dat ook hij en [medeverdachte] de loods niet mochten verlaten. Medeverdachte [medeverdachte] is nog stelliger, zij verklaart dat de loods op slot zat. Aangeefsters [benadeelde partij] en [benadeelde partij] zeggen zelf dat ze niet durfden te ontsnappen omdat medeverdachte [medeverdachte] in het bezit was van een vuurwapen, hetgeen verdachte en zijn medeverdachten [verdachte] en [medeverdachte] bevestigen.
Medeverdachte [medeverdachte] stelt ten aanzien van [benadeelde partij] dat zij niet weg kon omdat de kleren van [benadeelde partij] weg waren.
Voor aangeefster [benadeelde partij] geldt bovendien, blijkens haar eigen verklaring dat is gedreigd met de honden als zij weg zou lopen.
Met betrekking tot feit 7 gaat het erom dat aangeefsters door verdachte en een of meer van zijn medeverdachten in België zijn aangeworven en/of meegenomen met het oogmerk hen in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen voor prostitutie. Het moet voor verdachte duidelijk zijn geweest waarom [benadeelde partij] en [benadeelde partij] en - na hun vertrek - [benadeelde partij] uit België werden meegenomen. Immers hij was op de hoogte van de plannen van zijn broer [verdachte] om een escort-bureau op te zetten, hij is mee geweest naar klanten van het bureau en is ook telkens mee geweest naar Antwerpen en Brussel om voor dat doel geschikte vrouwen te vinden. Ook de medeverdachten [medeverdachten] verklaren over de plannen van het escort-bureau en het feit dat verdachte ook veel tijd achter de computer zat om klanten voor het bureau te werven. In dit kader speelt bovendien mee dat er, zoals uit de verklaringen van aangeefsters en meerdere verdachten blijkt, (vergevorderde) plannen bestonden aangeefsters beschikbaar te stellen voor opnames van een pornografische film, waaraan ook een paard te pas zou komen en waarvoor betalingen zouden worden ontvangen. Hiervoor worden bedragen genoemd van 8000 en 25.000 euro. Dat laatste bedrag zou dan betrekking hebben op films waarbij de vrouwen het leven zouden laten. Dat er zelfs al een afspraak is, blijkt ook uit de al eerder genoemde chat van 13 april 2004, waaraan verdachte heeft deelgenomen.
Met betrekking tot de diefstallen heeft de raadsman aangevoerd dat het slachtoffer van feit 9 niet verdachte en medeverdachte [medeverdachte] heeft herkend. Dat is juist, maar de verklaringen daarover van de desbetreffende medeverdachten en verdachte zelf vormen voldoende grondslag om te komen tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde diefstal. Aangezien het geweld dat in casu is gepleegd door het slachtoffer is gewild, spreekt de rechtbank verdachte daarvan vrij.
Dat geldt ook voor het 10e feit. Het tenlastegelegde blinddoeken en boeien, alsmede het injecteren is immers door het slachtoffer gewild. Dat geldt niet voor het stompen en/of slaan, maar de rechtbank heeft ten aanzien hiervan geen relatie kunnen vaststellen met de bewezen verklaarde diefstal.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 1, 2 en 3 telkens:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden, strafbaar gesteld bij artikel 282 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 4, 5 en 6 telkens:
Medeplegen van verkrachting, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 242 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 7:
Een ander door geweld of een andere feitelijkheid dwingen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 250a lid 1 sub 1° in verband met artikel 250a lid 2 sub 1°, van het Wetboek van Strafrecht,
en
een persoon aanwerven, met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 250a lid 1 sub 2° in verband met artikel 250a lid 2 sub 1°, van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 8:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven,
strafbaar gesteld bij artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 9 en 10 telkens:
Diefstal door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank vindt in dit geval een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat het hier ernstige en voor de slachtoffers bijzonder ingrijpende strafbare feiten betreft. Het plegen van deze feiten is voorts een continue gebeuren, waarvan de ernst in snel tempo is toegenomen. Het begint met diefstallen, het eindigt met langdurige vrijheidsberoving en frequente verkrachting, onder meer met een hond. De rechtbank acht verder strafverzwarend de omstandigheden waaronder de misdrijven hebben plaatsgevonden en de kwetsbaarheid van de slachtoffers. Zo zijn de diefstallen gepleegd bij klanten die om een SM-contact hebben gevraagd, waarvan de medeverdachte [verdachte] gezegd heeft dat die toch geen aangifte zouden doen, gelet op de situatie waarin die diefstallen hebben plaatsgevonden. Voor de prostitutie worden vrouwen gezocht die illegaal in België verbleven, die niet snel gemist zouden worden en die pas in het uiterste geval naar de politie zouden stappen.
Verder zijn de bewezen verklaarde misdrijven vergezeld van voor de slachtoffers zeer vernederende en onsmakelijke gedragingen als het dwingen tot het opdrinken van thee van een gebruikte tampon, het opdrinken van urine, het opeten van een bij een anaal contact gebruikt condoom en het letterlijk honds behandelen van de vrouwen in de loods door hen te laten blaffen en te laten eten en drinken uit een hondenbak. Eveneens strafverzwarend acht de rechtbank dat er reeds een afspraak gemaakt was voor het maken van een film, waarbij de slachtoffers seks met een paard zouden moeten hebben.
Aan de andere kant weegt de rechtbank mee dat verdachte niet eerder met Justitie in aanraking is geweest. De rechtbank weegt ook mee dat verdachte zich zelf nagenoeg niet heeft overgegeven aan fysiek geweld, noch bij de diefstallen, noch bij hem in de woning en in de loods. Ook heeft hij zich onthouden van het botvieren van zijn eigen seksuele lusten.
De rechtbank acht verdachte wel volledig toerekeningsvatbaar ten aanzien van zijn daden. Verdachte heeft geweigerd zich te laten onderzoeken in het kader van een multidisciplinair onderzoek. De rechtbank heeft derhalve niet kunnen vaststellen of er sprake is geweest van een persoonlijkheidsstoornis en wat de invloed daarvan dan zou zijn geweest op het tenlastegelegde handelen.
Het ontbreken van persoonlijkheidsrapportage doet zich ook gevoelen bij de beoordeling van het verweer van verdachte dat hij de verweten gedragingen heeft gepleegd omdat hij daartoe is gedwongen door zijn oudere broer, die hem reeds vanaf zijn prille jeugd heeft geterroriseerd. Zowel verdachte zelf, maar ook de medeverdachten [medeverdachten] verklaren dat verdachte bang is voor zijn broer. En zelfs [benadeelde partij] laat tijdens het verhoor bij de rechter commissaris niet na te benadrukken dat verdachte alleen tot handelen overging als zijn broer hem dat vroeg. Indien verdachte inderdaad door angst gedreven is, valt naar het oordeel van de rechtbank desondanks niet te begrijpen dat verdachte – ondanks het in ernst toenemen van de strafbare gedragingen – telkens maar weer blijft meegaan en zij het in geringe mate, meedoen. Er moet toch enig moment geweest zijn waarop verdachte zich hieraan had kunnen onttrekken.
De rechtbank houdt derhalve wel in enige mate rekening met de onderlinge verhoudingen tussen verdachte en zijn broer, maar niet in die mate dat het tenlastegelegde verdachte niet valt toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, in casu het proces-verbaal van politie nr. 2004026245-274, vermelde voorwerpen onder het kopje “[pv naam]” (behoudens de 4 patronen), alle dienen te worden verbeurdverklaard, omdat dit voorwerpen betreft met behulp waarvan de bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid en welke voorwerpen aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank is van oordeel dat de op bovengenoemde lijst bedoelde 4 patronen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat dit voorwerpen betreft welke van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten zijn aangetroffen terwijl zij kunnen dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke feiten.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel d.d. 15 december 2004 uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst;
- een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 01 juli 2004 uitgebracht door de Stichting Reclassering Nederland;
- een de verdachte betreffend psychologisch rapport d.d. 03 januari 2005 uitgebracht door dr. Th.A.M. Deenen, klinisch psycholoog.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partijen
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] is naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] is naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 9 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op de overgelegde bescheiden en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 814,--, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege tot dat bedrag toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voorzover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] dient voor het meerdere, als zijnde onvoldoende onderbouwd, te worden afgewezen.
De rechtbank zal voorts terzake het onder 9 bewezenverklaarde feit aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 814,-- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
BESLISSING
Het onder 1 tot en met 10 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 tot en met 10 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaar.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer vier patronen welke staan vermeld op het aan dit vonnis gehechte proces-verbaal van politie onder het kopje [naam pv].
De rechtbank verklaart verbeurd de voorwerpen welke staan vermeld op het aan dit vonnis gehechte proces-verbaal van politie onder het kopje [naam pv].
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde partij], wonende te [adres] van een bedrag van € 814,-- (zegge: achthonderdenveertien euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededaders betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 814,-- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] voor wat betreft het meer gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. S.E. Bins-van Waegeningh, voorzitter, mrs. G. Blomsma en G.J.J.M. Essink, rechters, in tegenwoordigheid van M. Smit als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2005.
Mr. Bins-van Waegeningh voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.