RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel
Enkelvoudige handelskamer
Zaaknr/rolnr: 85967 / HAZA 03-496
Uitspraak: 24 november 2004
in de zaak, aanhangig tussen:
[eiser]
wonende te [plaats],
eiser,
procureur mr. J.A. van Wijmen,
advocaat mr. A. van Woerkom te Nijmegen
1. de naamloze vennootschap ABN AMRO SCHADEVERZEKERING N.V.,
2. de naamloze vennootschap ABN AMRO VERZEKERINGEN N.V.,
beiden gevestigd en kantoorhoudend te Zwolle,
gedaagden,
procureur mr. H.J. Schaatsbergen,
advocaat mr. A.H.C. Lengton te Rotterdam.
Gedaagden worden hierna gezamenlijk ook wel aangeduid als "ABN AMRO".
De zaak is bij, op 23 april 2003 aan ABN AMRO uitgebrachte, dagvaarding aanhangig gemaakt. Partijen zijn verschenen, waarna de volgende processtukken zijn gewisseld:
- een conclusie van antwoord tevens houdende exceptie van onbevoegdheid van de zijde van ABN AMRO;
- een conclusie van antwoord in het incident van de zijde van [eiser].
Nadat de rechtbank zich bij vonnis van 10 september 2003 bevoegd heeft verklaard om van de vordering kennis te nemen, zijn de volgende processtukken gewisseld:
- een conclusie van repliek tevens akte wijziging van eis van de zijde van [eiser];
- een conclusie van dupliek van de zijde van ABN AMRO;
- een nadere conclusie van de zijde van [eiser];
- een nadere antwoordconclusie van de zijde van ABN AMRO.
Tenslotte is op basis van het griffiedossier vonnis bepaald.
De vordering van [eiser] strekt er na wijziging van eis/vermeerdering van eis toe dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
Primair:
1. voor recht zal verklaren dat ABN AMRO Schadeverzekering en/of ABN AMRO Verzekeringen aansprakelijk is/zijn voor het bedrag van de onderverzekering;
2. ABN AMRO Schadeverzekering en ABN AMRO Verzekeringen hoofdelijk, des dat de een betaalt, de ander zal zijn gekweten, zal veroordelen tot betaling van een bedrag groot EUR 69.291,44 (van welk bedrag te voldoen aan de hypotheekhouder een bedrag groot EUR 62.992,22 en te voldoen aan [eiser] een bedrag groot EUR 6.299,22);
3. ABN AMRO Schadeverzekering en ABN AMRO Verzekeringen hoofdelijk, des dat de een betaalt, de ander zal zijn gekweten, zal veroordelen tot (aanvullende) betaling van een bedrag groot tenminste 5 maanden extra huurderving (aangaande het woonhuis op de begane grond, de eerste verdieping en tweede verdieping), en wel tot een bedrag groot EUR 7.430,00, alsmede ABN AMRO Schadeverzekeringen en/of ABN AMRO Verzekeringen te veroordelen tot betaling van het gevorderde P.M. - bedrag dat de huurder van de derde verdieping aan huurverlaging gedurende een zekere periode van de huurcommissie toegewezen mocht krijgen, zulks zonodig op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Subsidiair:
ABN AMRO Schadeverzekering en ABN AMRO Verzekeringen hoofdelijk, des dat de een betaalt, de ander zal zijn gekweten, zal veroordelen tot betaling van een bedrag groot EUR 1.136,44 (van welk bedrag te voldoen aan de hypotheekhouder een bedrag groot EUR 1.033,13 en te voldoen aan [eiser] een bedrag groot EUR 103,31);
Primair en subsidiair:
ABN AMRO Schadeverzekering en ABN AMRO Verzekeringen hoofdelijk, des dat de een betaalt, de ander zal zijn gekweten, zal veroordelen in de kosten van het geding, alsmede ABN AMRO Schadeverzekering en/of ABN AMRO Verzekeringen zal veroordelen in de kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand ex aequo et bono door de rechtbank te bepalen.
Tegen deze vorderingen hebben ABN AMRO verweer gevoerd met conclusie dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[eiser] in zijn vorderingen niet ontvankelijk zal verklaren, danwel deze vorderingen als ongegrond af zal wijzen.
[eiser] zal veroordelen in de kosten van de procedure.
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist - mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden - het volgende vast.
1.1. Met ingang van 4 maart 1977 bestaat tussen [eiser] en ABN AMRO Schadeverzekering een woonhuisverzekering op indexbasis, betreffende een woonhuis aan de [adres] te [plaats].
1.2. Op de Woonhuisverzekering zijn de Gemeenschappelijke voorwaarden van ABN AMRO van toepassing. Deze voorwaarden vermelden in artikel 2 onder meer het volgende:
"2.A Grondslag van de verzekering
de geaccepteerde verzekeringen zijn aangegaan op grondslag van de juistheid en volledigheid van de gegevens in het via ABN AMRO Verzekeringen bij verzekeraar ingediende aanvraagformulier resp. wijzigingsformulier."
1.3. In de Poliswaarden is onder artikel 1 sub D de "Herbouwwaarde" als volgt gedefinieerd:
"het bedrag benodigd voor de herbouw van het verzekerde gebouw onmiddellijk na het voorval op dezelfde plaats en met dezelfde bestemming."
1.4. [eiser] heeft een taxatierapport d.d. 21 december 1976, uitgebracht door M.B. & J. Schippers BV; overgelegd. Dit rapport vermeldt in de aanhef:
"uitgebracht ten behoeve van de AMSTERDAM-ROTTERDAM BANK N.V."
Dit rapport noemt als herbouwwaarde van het pand aan de [adres] te [plaats] een bedrag van ƒ 340.000,--.
1.5. Bij het rapport is een begeleidende brief d.d. 4 februari 1977 gevoegd met onder meer de volgende tekst:
"Ingevolge uw opdracht doen wij U hierbij een taxatierapport in duplo toekomen, betreffende het perceel [adres] te [plaats], dat wordt aangekocht door de heer [eiser]."
1.6. De verzekering is totstandgekomen door bemiddeling van ABN AMRO Verzekeringen, die optrad als assurantietussenpersoon (hierna: "tussenpersoon").
1.7.
Op het met de hand ingevulde "Aanvraagformulier voor een Inboedel- of Opstalverzekering op Indexbasis" staat ondermeer het volgende vermeldt:
"Te verzekeren bedrag voor opstal: f 340.000,=
(Bij inboedel de nieuwwaarde invullen, bij opstal de herbouwwaarde incl., die van de bijgebouwen; terreinafscheidingen enz."
Het formulier is ondertekend d[eiser].
1.8. Sinds het sluiten van de verzekering in 1977 zijn er geen relevante verbouwingen en/of werkzaamheden ter verbetering van het verzekerde pand geweest.
1.9. Het verzekerde pand bestaat uit vier verdiepingen. De begane grond en de eerste verdieping worden door [eiser] en zijn gezin bewoond. De tweede en derde verdieping worden aan particulieren verhuurd.
1.10. In april 2002 werd door het Verbond van Verzekeraars, waarvan ABN AMRO Verzekeringen lid is, op haar internet-website een publicatie geplaatst met als opschrift "Herbouwwaardemeter woningen" daarin is ondermeer het volgende vermeldt:
"De herbouwwaardemeter woningen van het Verbond van Verzekeraars is een hulpmiddel voor snelle, eenvoudige en globale vaststelling van de gemiddelde herbouwkosten van woningen. De herbouwwaardemeter bestaat uit een invulformulier en een toelichting. Het formulier wordt in principe ieder jaar aangepast aan de dan geldende herbouwkosten."
"Voor nauwkeurige en specialistische berekening van (her)bouwkosten kunt u gebruikmaken van de taxatieboekjes van Elsevier."
1.11. Op dezelfde website is een "Toelichting op de Herbouwwaardemeter Woningen" gepubliceerd. Deze vermeldt ondermeer het volgende:
"Per 1 januari jl. is de Herbouwwaardemeter Woningen geïntroduceerd. Deze meter is de vervanger van de sinds 1972 jaarlijks uitgegeven 'Handleiding en bijbehorende fotowijzer', die als hulpmiddel voor de globale vaststelling van de gemiddelde herbouwkosten per m3 voor woningen gebruikt kon worden. Maar waarom is de vertrouwde berekeningmethodiek vervangen door een nieuwe? En waarom leidt de herbouwwaardemeter tot hogere uitkomsten?
Waarom is de vertrouwde berekeningsmethodiek vervangen door een nieuwe?
De laatste twee jaar kwam er kritiek op de handleiding, zowel van de zijde van verzekeraars en experts als van verzekeringsadviseurs. De berekende herbouwwaarde zou in de meeste gevallen te laag zijn. Velen besloten dan ook de handleiding niet meer te gebruiken. De methodiek is vervolgens opnieuw geijkt."
(...)
"Op de uitkomst van de herbouwwaardemeter kan derhalve op basis van lokale kennis en ervaring een korting of een toeslag worden toegepast. Omdat deze kortingen of toeslagen uitsluitend met specifieke kennis van regio's steden, dorpen en/of buurten kunnen worden vastgesteld, kan het Verbond niet adviseren over de te hanteren percentages. In het algemeen geldt dat kortingen vooral kunnen worden toegepast in de (noord-)oostelijke provincies en Zeeland. In bepaalde gedeelten van de Randstad, met name in de grote steden, kunnen juist toeslagen gelden."
1.12. Op de internetwebsite van ABN AMRO, wordt onder het opschrift "Woonhuisverzekering" onder meer het volgende vermeldt:
"Kosten
De verzekering is gebaseerd op de herbouwwaarde van het huis. Omdat de bouwkosten kunnen stijgen wordt de herbouwwaarde jaarlijks geïndexeerd. Zo wordt voorkomen dat de woning onderverzekerd raakt."
1.13. Op 22 april 2002 is aan de verzekerde opstal schade ontstaan door brand.
1.14. Op 23 april 2002 heeft de expert van de ABN AMRO Verzekeringen (Lengkeek Expertises) een bezoek gebracht aan [eiser]. Daarbij heeft [eiser] aangegeven gebruik te willen maken van Trooswijk expertises voor contra-expertise.
1.15. Op 18 juli 2002 is door Lengkeek en Troostwijk een akte van taxatie opgesteld die onder meer het volgende vermeldt:
"Ondergetekenden Lengkeek Expertises
optredend als expert voor verzekeraars
en tevens Troostwijk Expertises
optredend als expert voor verzekerde
hiertoe benoemd bij akte d.d. 26 april 2002"
"verzekerde som: EUR 339.160,00
verklaren de volgende bedragen te hebben vastgesteld:
Soort zaak:
* Waarde voor het evenement EUR 531.900,00
* Waarde na het evenement EUR 355.800,00
Verschil=schade EUR 176.100,00
In deze akte van taxatie is uitgegaan van de volgende waardebegrippen:
herbouwwaarde
Huurderving EUR 10.748,00
Opmerking ten aanzien van de BTW: inclusief"
1.16. De overgelegde akte van taxatie is gesteld op het briefpapier van Lengkeek en is uitsluitend ondertekend door Lengkeek.
1.17. Op 27 september 2002 zendt Lengkeek aan ABN AMRO Verzekeringen een brief met onder meer de volgend inhoud:
"Op 23 april 2002 verrichten wij onze eerste inspectie waarbij wij spraken met de heer en mevrouw [eiser]. Bij dit eerste bezoek gaven zij ons te kennen dat zij als contra-expert Troostwijk Expertises wensten te benoemen."
"Wij werden door Troostwijk in het bezit gesteld van een globale, door Troostwijk opgestelde, kostenbegroting. Ons inziens was de door Troostwijk opgestelde begroting te hoog."
"Op 3 juli hebben wij de schade wederom op ons kantoor met Troostwijk besproken. Hierbij bespraken wij onze herstelkosten begroting en de begroting van Reco Bouwgroep. Tevens hebben wij de herbouwwaarde besproken die in eerste instantie door Troostwijk niet bij de claim was gevoegd. Bij dit gesprek kwamen wij tot een overeenstemming omtrent de herbouwwaarde en de schadebedragen waarna wij Troostwijk op 18 juli 2002 onze akte van taxatie zonden. Inmiddels vernamen wij van Troostwijk dat verzekerde zich niet met de visie van ons en Troostwijk kan verenigen waardoor Troostwijk de akte van taxatie vooralsnog niet wenst te ondertekenen.
Aangemerkt dient te worden dat er wel degelijk een onderlinge overeenstemming is tussen ons en de gevolgmachtigde van de verzekerde, zijnde Troostwijk Expertises."
"Zoals uit de brief van verzekerde blijkt kan verzekerde zich nog niet met het standpunt van de contra-expert en ons verenigen. In overleg met u doen wij u thans ons voorlopig expertiserapport 2 toekomen waarin de schadebedragen en de herbouwwaarde staan vermeld zoals wij met de contra-expert mondeling overeenkwamen."
1.18. Op 27 september 2002 heeft Lengkeek aan ABN AMRO Verzekeringen een "2e voorlopige expertiserapport" gezonden, waarin onder meer het volgende vermeldt is:
"Verzekerde heeft een eigen deskundige benoemd. Als contra-expert treedt Troostwijk Expertises op."
"In overleg met de contra expert hebben wij de schade als onderstaand vastgesteld:
* Waarde voor EUR 531.900,00
* Waarde na EUR 355.800,00
Verschil=schade, inclusief BTW EUR 176.100,00
Huurderving, inclusief BTW EUR 10.748,00
Voor een nadere verantwoording van de door ons vastgestelde schadebedragen verwijzen wij u naar bijgevoegde schadespecificatie. Wij zonden de contra-expert van de verzekerde onze akte van taxatie. Deze mochten wij tot op heden niet retour ontvangen."
1.19. Op 14 oktober 2002 schrijft ABN AMRO Verzekeringen aan [eiser] onder meer:
"De schade, op basis van herbouwwaarde, is vastgesteld op EUR 176.100,00. Tevens is geconstateerd dat het verzekerd bedrag op het moment van de schade EUR 531.900,00 had moeten zijn. De berekening van het uit te keren schadebedrag luidt als volgt:
EUR 339.160,00 / EUR 531.900,00 x EUR 176.100,00 = EUR 112.288,17.
Verder is de huurderving vastgesteld op EUR 10.748,00
Het recht van hypotheek dat Westland/Utrecht Hypotheekbank N.V. heeft gevestigd op het onderpand, brengt van rechtswege met zich mee een recht op alle vorderingen tot vergoeding die in de plaats van het ssonderpand treden, waaronder begrepen de vordering en ter zake van waardevermindering van het goed.
Wij zijn dus van rechtswege gehouden de schadepenningen aan de hypotheeknemer uit te keren."
1.20. Op 20 november 2002 schrijft de advocaat van [eiser] aan ABN AMRO Verzekeringen ondermeer:
"Gelet op het vorenstaande zou ik mij kunnen voorstellen dat ABN AMRO geen beroep doet op 'onderzekering', en binnen 10 dagen na dagtekening van deze faxbrief komt tot uitkering van het bedrag als door experts is vastgesteld."
1.21. In een brief d.d. 20 december 2002 schrijft ABN AMRO Verzekeringen aan de advocaat van [eiser] onder meer:
"Bij de afwikkeling van de schade is, ten onrechte, geen rekening gehouden met de indexering van de verzekerde som vanaf de premievervaldag tot aan de schadedatum. Rekening houdend met de indexering bedraagt de herberekende verzekerde som EUR 341.635,62.
De schade, op basis herbouwwaarde, is vastgesteld op EUR 176.100,00. De berekening van het uit te keren schadebedrag luidt als volgt:
EUR 341.635,62 / EUR 531.900,00 x EUR 176.100,00 = EUR 113.107,79."
1.22. In een brief d.d. 28 januari 2003 schrijft ABN AMRO Verzekeringen aan de advocaat van [eiser] onder meer:
"Gezien de geconstateerde onderverzekering kunnen wij concluderen dat de verzekerde som bij het aangaan van de verzekering niet toereikend is geweest."
2. Standpunten van partijen
2.1. [eiser] stelt zich op het standpunt dat ABN AMRO, als tussenpersoon respectievelijk verzekeraar, er op behoorde toe te zien dat bij het aangaan van de verzekering geen sprake zou zijn van onderverzekering van het pand van [eiser]. Dit te meer nu de herbouwwaarde door of namens ABN AMRO is bepaald. Ook had ABN AMRO, aldus [eiser], tijdens de looptijd van de verzekering moeten waarschuwen voor onderverzekering. Te meer toen bekend werd dat door de gehanteerde berekeningsmethodiek, de waardebepaling van verzekerde opstallen dikwijls te laag uitviel. Ook is, volgens [eiser], ABN AMRO uitgegaan van onjuiste indexeringscijfers.
[eiser] stelt dat ABN AMRO de schade als gevolg van huurderving te laag heeft vastgesteld. Tenslotte stelt [eiser] recht te hebben op een ex aequo et bono vast te stellen vergoeding van door hem gemaakte buitengerechtelijke incassokosten.
2.2. ABN AMRO stelt zich op standpunt dat het niet tot haar zorgplicht behoort dat de verzekering wordt gesloten op grond van een toereikende herbouwwaarde. Dat behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de verzekeringnemer. Bovendien is de waarde van het pand van [eiser] destijds niet vastgesteld of bezichtigd door of namens ABN AMRO. ABN AMRO stelt dat zij niet gehouden was voor onderverzekering te waarschuwen tijdens de looptijd van de verzekering, nu zij met die onderverzekering niet op de hoogte was en/of behoorde te zijn.
ABN AMRO erkent dat zij is uitgegaan van onjuiste indexeringscijfers en heeft aangegeven bereid te zijn de subsidiaire vordering van [eiser] te voldoen.
ABN AMRO stelt zich op het standpunt dat [eiser] gebonden is aan de tussen de experts gemaakte afspraken.
ABN AMRO betwist het door [eiser] gevorderde bedrag wegens huurderving. Nu [eiser] geen kosten heeft gemaakt voor vervangende woonruimte.
Bovendien rekent [eiser], aldus ABN AMRO, ten onrechte de kosten voor vervangende woonruimte tot de schade. Ook is de vordering van [eiser] ongespecificeerd en daardoor niet controleerbaar. ABN AMRO wijst op de schadebeperkingsplicht van [eiser].
Ten aanzien van de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten stelt ABN AMRO dat slechts aanspraak gemaakt kan worden op een vergoeding conform het rapport Voorwerk II.
3. Beoordeling van het geschil
3.1. De rechtbank zal de vordering gebaseerd op onderverzekering en de vordering terzake van de omvang van de overige schade voor ieder der gedaagden afzonderlijk bespreken.
3.2. De vordering ter zake van onderverzekering jegens ABN AMRO Schadeverzekering
[eiser] heeft voor het totstandkomen van de verzekering en de uitvoering daarvan, gebruik gemaakt van een tussenpersoon, die het aanvraagformulier heeft toegezonden aan de verzekeraar. In dat geval mag ABN AMRO Schadeverzekering als verzekeraar in beginsel afgaan op door die tussenpersoon gegeven informatie. Feiten en/of omstandigheden die een inbreuk op dat uitgangspunt rechtvaardigen zijn gesteld noch gebleken. Op de verzekeraar rust onder de gegeven omstandigheden geen verplichting om bij het totstandkomen van de verzekeringsovereenkomst te verifiëren of de informatie op het aanvraagformulier juist is. Ook hoefde de verzekeraar niet te verifiëren of de indexering van de verzekerde som gedurende de looptijd van de verzekering niet achter was of bleef bij de ontwikkeling van de herbouwwaarde. De rechtbank zal dit deel van de vordering tegen ABN AMRO Schadeverzekering afwijzen.
3.3. De vordering voor het overige jegens ABN AMRO Schadeverzekering
Deze vordering valt uiteen in twee delen. In de eerste plaats de wijze van indexeren door ABN AMRO. In de tweede plaats de schade wegens huurderving.
3.4. Ten aanzien van de wijze van indexeren erkent ABN AMRO Schadeverzekering dat zij ten onrechte niet is uitgegaan van de CBS-indexcijfers voor bouwkosten. De rechtbank zal het daarop gebaseerde deel van de vordering toewijzen, te weten een bedrag van EUR 1.136,44.
3.5. Wat resteert is de vordering ter zake van huurderving. Tegen deze vordering heeft ABN AMRO Schadeverzekering een groot aantal verweren naar voren gebracht. De rechtbank heeft echter, wat er ook zij van deze verweren, ambtshalve te beoordelen of ABN AMRO Schadeverzekering met de nakoming van een verplichting tot schadevergoeding in verzuim is (NJ 1996, 748). [eiser] heeft met zoveel woorden gesteld (dagvaarding punt 12) dat ABN AMRO van de gevorderde huurderving niet op de hoogte was en dat [eiser] daarom de concept-dagvaaring bij brief d.d. 21 maart 2003 ter kennisneming van ABN AMRO heeft gebracht. De dagvaarding op zich mist echter in gebreke stellende werking. Ook de brief d.d. 21 maart 2003 heeft geen in gebreke stellende werking nu daarin terzake van de, tot dat moment bij ABN AMRO niet bekende, vordering betreffende huurderving geen nakoming wordt gevorderd. De brief stelt slechts een termijn voor het geven van een reactie. Bovendien ziet de brief op meerdere verbintenissen jegens twee te onderscheiden schuldenaren. De brief stelt daarmee niet alleen geen termijn voor nakoming maar bovendien is onvoldoende duidelijk op welke verbintenis [eiser] daarbij het oog had. Nu ook overigens gesteld noch gebleken is dat ABN AMRO Schadeverzekering met de nakoming van een verplichting tot vergoeding van huurderving in verzuim is gekomen zal de rechtbank dit deel van de vordering afwijzen.
3.6. De vordering terzake van onderverzekering jegens ABN AMRO Verzekeringen
Tussen partijen staat vast dat ABN AMRO Verzekeringen jegens [eiser] is opgetreden als assurantietussenpersoon. Een tussenpersoon dient tegenover zijn opdrachtgever de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht (HR 10 januari 2003, NJ 2003, 375). De vraag is of ABN AMRO Verzekeringen, op grond daarvan, had moeten controleren dat de in het aanvraagformulier opgegeven herbouwwaarde juist was en vervolgens of zij er voor diende te zorgen dat de verzekerde som gelijk bleef aan de herbouwwaarde.
3.7. Een tussenpersoon mag er in het algemeen niet zonder meer van uitgaan dat voor de verzekering essentiële gegevens die haar door de (aspirant-)verzekeringnemer worden aangereikt, juist zijn. Zij dient die gegevens te controleren en/of haar opdrachtgever te wijzen op de mogelijke gevolgen van onjuiste gegevens (HR 11 december 1998, NJ 1999, 650).
3.8. Dat het opgeven van een juiste herbouwwaarde in dit geval essentieel was volgt uit de aard van de verzekering, de benaming van de verzekering ("woonhuisverzekering op indexbasis"), de verzekeringsvoorwaarden en de mededelingen zijdens ABN AMRO gedaan.
De verzekeringsvoorwaarden vermelden onder meer:
"2.A Grondslag van de verzekering
de geaccepteerde verzekeringen zijn aangegaan op grondslag van de juistheid en volledigheid van de gegevens in het via ABN AMRO Verzekeringen bij verzekeraar ingediende aanvraag formulier resp. wijzigingsformulier." (zie r.o. 1.2).
In het aanvraag formulier staat onder meer vermeldt:
"Te verzekeren bedrag voor opstal: f 340.000,=
(Bij inboedel de nieuwwaarde invullen, bij opstal de herbouwwaarde incl., die van de bijgebouwen; terreinafscheidingen enz." (r.o. 1.6).
Op haar internetsite vermeldt ABN AMRO ondermeer (zie r.o. 1.12):
"De verzekering is gebaseerd op de herbouwwaarde van het huis. Omdat de bouwkosten kunnen stijgen wordt de herbouwwaarde jaarlijks geïndexeerd. Zo wordt voorkomen dat de woning onderverzekerd raakt."
3.9. Onder deze omstandigheden rust op de tussenpersoon, die heeft te waken voor de belangen, van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen, dat hij zich er van vergewist dat de in het aanvraagformulier vermelde herbouwwaarde juist is. Dit geldt te meer daar het begrip herbouwwaarde een in de polis gedefinieerde specifieke inhoud heeft. Dat betekent niet dat de tussenpersoon gehouden is zelf het pand te (doen) taxeren. Het lag echter wel op haar weg de door de (aspirant-)verzekeringnemer opgegeven herbouwwaarde te controleren. Bijvoorbeeld door bij de (aspirant-verzekeringnemer) aan te dringen op een recente taxatie. Bij het ontbreken van een dergelijke taxatie had zij de opdrachtgever moeten waarschuwen. Onjuist is echter het standpunt van ABN AMRO Verzekeringen dat zij kon volstaan met het enkel doorgeven aan de verzekeraar van een door [eiser] genoemde herbouwwaarde.
3.10. Kort voor het totstandkomen van de verzekering is in opdracht van ABN AMRO het pand van [eiser] getaxeerd op een herbouwwaarde van fl. 340.000,00 (r.o. 1.4). Niet duidelijk wordt of deze taxatie plaatsvond met het oog op de te sluiten verzekering. ABN AMRO oefent echter, naast haar gewone bankactiviteiten het assurantiebemiddelings-bedrijf uit. In een dergelijk geval wordt, indien het aan de bank gerichte taxatierapport slechts aan haar met bancaire activiteiten belaste werknemers bekend was, die bekendheid tevens aan de bank als assurantietussenpersoon toegerekend te worden (HR 9 januari 1998, NJ 1998, 586).
3.11. ABN AMRO Verzekeringen heeft zich echter in de correspondentie tussen partijen (zie r.o. 1.22) op het standpunt gesteld dat de onderverzekering veroorzaakt is doordat "de verzekerde som bij het aangaan van de verzekering niet toereikend is geweest." Op dit standpunt is ABN AMRO Verzekeringen in de processtukken niet teruggekomen. Zo de verzekerde som bij het aangaan van de verzekering te laag was lijkt dat te moeten worden teruggevoerd op de taxatie door een door ABN AMRO ingeschakelde taxateur.
3.12. Mogelijk is ook dat de onderverzekering (deels) is veroorzaakt doordat de herbouwwaarde sneller is gestegen dan de (geïndexeerde) verzekerde som. Met andere woorden: de indexering bleef achter bij de marktontwikkelingen. De rechtbank gaat thans in op de vraag of de tussenpersoon er op had moeten toezien dat de herbouwwaarde op peil bleef gedurende de looptijd van de verzekering. Daartoe geldt in het algemeen dat een tussenpersoon die zijn beroep goed uitoefent, de door hem gesloten verzekeringen regelmatig toetst aan de werkelijkheid en daartoe de verzekeringnemers bezoekt. In het licht van de aard en inhoud van de onderhavige verzekering betekent dit onder meer, dat de tussenpersoon periodiek dient af te stemmen met de verzekeringnemer of de herbouwwaarde nog volledig gedekt is. Onweersproken is gesteld dat geen waardeverhogende aanpassingen van de woning plaatsvonden gedurende de looptijd van de verzekering. De onderverzekering kan daarom niet zijn ontstaan door veranderingen aan de woning zonder dat de verzekeraar daarover is geïnformeerd. De onderverzekering kan, indien deze bij aanvang niet bestond, daarom slechts ontstaan zijn als gevolg van het achterblijven van de indexering bij de stijging van de herbouwwaarde. ABN AMRO Verzekeringen had dit moeten signaleren bij [eiser].
3.13. De hier omschreven zorg- en waarschuwingsplicht van ABN AMRO Verzekeringen geldt te meer nu, geruime tijd vóór de brand, in kringen van verzekeraars, experts en verzekeringsadviseurs bekend was dat de bestaande waarderingsmethoden leiden tot te lage resultaten. Weliswaar heeft ABN AMRO aangevoerd dat zich daarbij verschillen per regio voordeden maar onweersproken staat vast dat juist in de grote steden, waar de woning van [eiser] zich bevond, sprake was van een toeslag op de herbouwwaardering. Het lag daarmee in de rede dat ABN AMRO bij de onderhavige verzekering tussentijds getoetst had of de herbouwwaarde nog volledig gedekt was.
3.14. Zowel ingeval de onderverzekering (ten dele) veroorzaakt is door de opgaaf van een bij aanvang van de verzekering te lage herbouwwaarde, als in het geval deze (ten dele) veroorzaakt is door het achterblijven van de indexering bij de toename van de herbouwwaarde is dat, onder gegeven omstandigheden, toe te rekenen aan ABN AMRO als tussenpersoon.
3.15. ABN AMRO Verzekeringen voldeed niet aan haar zorgplicht, waardoor de woning van [eiser] onderverzekerd was ten tijde van de brand. ABN AMRO Verzekeringen is daarmee aansprakelijk voor de schade die [eiser] door de onderverzekering lijdt. Aangaande de omvang van de schade bestaat tussen partijen geen discussie. Deze dient als volgt te worden vastgesteld:
- schade op basis van herbouwwaarde : EUR 176.100,--
- 10% aanvullende uitkering : - 17.610,--
EUR 193.710,--
- gedane uitkeringen : - 124.418,56
EUR 69.291,44
3.16. Op dit bedrag van EUR 69.291,44 dient in mindering te komen een bedrag van EUR 1.136,44 nu dit bedrag in de procedure tegen ABN AMRO Schadeverzekering is toegewezen en voor [eiser] daardoor geen schade vormt. De rechtbank zal daarom EUR 68.155,-- toewijzen als schadevergoeding wegens de onderverzekering.
3.17. De vordering ter zake van de overige schade jegens ABN AMRO Verzekeringen
Zowel bij de onjuiste wijze van indexering als de huurderving gaat het om een vordering gebaseerd op de verzekeringsovereenkomst. De op die overeenkomst gebaseerde verplichting tot nakoming rust op de verzekeraar en niet op de tussenpersoon. Feiten en/of omstandigheden die tot een ander oordeel behoren te leiden zijn gesteld noch gebleken. De rechtbank zal dit deel van de vordering afwijzen.
3.18. Wijze van betaling
[eiser] vordert dat de betaling wegens onderverzekering deels wordt uitbetaald aan 'de hypotheekhouder' en deels aan [eiser] zelf. [eiser] noemt slechts bedragen in de door hem voorgestane gevallen, hoewel vermoed zou kunnen worden dat deze getallen gebaseerd zijn op een percentagegewijze verdeling wordt dit niet gesteld. Voorts wordt niet aangegeven wie 'de hypotheekhouder' is en hoe aan deze betaald kan worden. Anderzijds heeft ABN AMRO zich niet verweerd tegen deze wijze van betaling.
3.19. Om die reden verstaat de rechtbank de vordering in die zin dat [eiser] voldoening vordert van een schuld aan zichzelf door betaling deels aan zichzelf en deels aan een in de processtukken niet nader aangeduide 'hypotheekhouder'. De rechtbank komt echter tot veroordeling voor een ander bedrag dan een door [eiser] genoemd bedrag terwijl een verdelingspercentage niet uitdrukkelijk genoemd is. Bovendien is de derde in de processtukken niet nader aangeduid dan als 'de hypotheekhouder'. Onder die omstandigheden zal de rechtbank de gevorderde bijzondere wijze van betaling van een onvoldoende gedefinieerd deel van de vordering aan een onvoldoend gedefinieerde derde afwijzen.
3.20. Deze afwijzing van de gevorderde wijze van betaling leidt echter niet tot afwijzing van de gehele vordering. De rechtbank zal het mindere toewijzen zodat ABN AMRO Verzekering veroordeelt wordt tot betaling van een bedrag van EUR 68.155,-- aan [eiser].
3.21. Dit laatste betreft echter niet de vordering als zodanig doch slechts de wijze van betaling daarvan. Om die reden zal de rechtbank het mindere toewijzen door wel de vordering maar niet de bijzondere wijze van betaling toe te wijzen.
3.22. Buitengerechtelijke kosten
De rechtbank zal, nu de vordering tegen ABN AMRO Verzekeringen grotendeels is toegewezen ABN AMRO Verzekeringen veroordelen in kosten van buitengerechtelijke bijstand, welke de rechtbank matigt tot 2 punten van het toepasselijke liquidatietarief, te weten EUR 1.542,00. Voor een veroordeling daarnaast van ABN AMRO Schadeverzekering ziet de rechtbank geen plaats nu de vordering tegen deze gedaagde slechts voor een klein deel is toegewezen.
3.23. Proceskosten
In het geschil tegen ABN AMRO Verzekeringen is [eiser] grotendeels in het gelijk gesteld. In het geschil tegen ABN AMRO Schadeverzekering is [eiser] echter grotendeels in het ongelijk gesteld. Op grond daarvan zal de rechtbank ieder der partijen belasten met de eigen proceskosten.
a. De rechtbank veroordeelt ABN AMRO Schadeverzekering om aan [eiser] een bedrag van EUR 1.136,44 te betalen.
b. De rechtbank veroordeelt ABN AMRO Verzekeringen om aan [eiser] een bedrag van EUR 69.697,-- te betalen.
c. Hetgeen meer of anders is gevorderd wordt afgewezen.
d. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.
De kosten van dit geding worden aldus gecompenseerd dat elke partij belast blijft met de aan haar zijde gevallen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. van Rijssen en in het openbaar uitgesproken op woensdag 24 november 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.