ECLI:NL:RBZLY:2004:AR7852

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
8 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
243048 CV 04-8407
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.M.M. Hoogland-Kelkboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Procedurele gevolgen van verzet tegen verstekvonnis in faillissement

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, ging het om een verzet tegen een verstekvonnis dat was gewezen tegen de besloten vennootschap Scheepswerf Metz bv. De eiser in het verzet, mr. Christiaan Wilhelm Timmer, trad op als curator in het faillissement van de onderneming. De oorspronkelijke eiser, aangeduid als [verweerder], had Metz gedagvaard op 22 maart 2004, met de vordering om een bedrag van € 58.600,-- bruto te betalen, wegens kennelijk onredelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het verstekvonnis werd op 21 april 2004 toegewezen, maar de curator kwam op 5 juli 2004 in verzet tegen dit vonnis.

De kantonrechter behandelde de procedure en oordeelde dat het verzet niet te laat was ingesteld, ondanks de bewering van [verweerder] dat de dagvaarding niet op de juiste wijze was betekend. De rechter stelde vast dat de dagvaarding de gedaagde had bereikt, waardoor er geen sprake was van een nietige dagvaarding. Tevens werd overwogen dat het faillissement van Metz, dat op 15 april 2004 was uitgesproken, leidde tot een schorsing van het geding op grond van artikel 29 van de Faillissementswet. De kantonrechter verwierp de stelling van [verweerder] dat artikel 30 lid 1 van de Faillissementswet van toepassing was, en concludeerde dat de procedure alleen kon worden voortgezet indien de verificatie van de vordering werd betwist.

De kantonrechter besloot dat de zaak ter rolle zou worden doorgehaald en hield iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis werd uitgesproken in de openbare terechtzitting van 8 december 2004, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E – L E L Y S T A D
sector kanton – locatie Lelystad
zaaknr.: 243048 CV 04-8407
datum : 8 december 2004
Vonnis in de zaak van:
MR. CHRISTIAAN WILHELM TIMMER, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap Scheepswerf Metz bv, gevestigd te Urk,
kantoorhoudende te Kampen,
eisende partij in het verzet,
tegen
[VERWEERDER],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij in het verzet,
gemachtigde mr. B. van Dijk, werkzaam voor FNV Ledenservice te Groningen,
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de oorspronkelijke dagvaarding
- het verstekvonnis
- de dagvaarding in het verzet
- het antwoord van de gedaagde partij in het verzet
- de nadere toelichting van de eisende partij in het verzet.
Het geschil en de beoordeling daarvan
1.
Bij op 22 maart 2004 uitgebrachte dagvaarding is Metz door [verweerder] gedagvaard tegen de zitting van 7 april 2004. Daarbij heeft [verweerder], op de grond dat Metz de tussen partijen bestaan hebbende arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk heeft beëindigd, gevorderd de veroordeling van Metz, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om aan hem te betalen € 58.600,-- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het einde van de dienstbetrekking.
2.
De vordering van [verweerder] is bij vonnis van 21 april 2004 bij verstek toegewezen. De curator is bij op 5 juli 2004 uitgebrachte dagvaarding tegen voormeld verstekvonnis in verzet gekomen.
3.
[verweerder] heeft zich primair erop beroepen dat de verzetdagvaarding niet op de juiste wijze, want niet aan zijn woonadres, is betekend. Dit beroep wordt verworpen. Wat ook het antwoord zij op de vraag of een verzetdagvaarding mag worden betekend ten kantore van de gemachtigde die voor de oorspronkelijk eiser is opgetreden, nu [verweerder] op de verzetdagvaarding heeft geantwoord staat vast dat de dagvaarding hem heeft bereikt. Mitsdien is geen sprake van een nietige dagvaarding. En anders dan [verweerder] kennelijk meent, heeft een aan een onjuist adres uitgebrachte dagvaarding geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van degene op wiens verzoek de dagvaarding is uitgebracht.
4.
[verweerder] kan evenmin worden gevolgd in zijn standpunt dat het verzet te laat is ingesteld. Vaststaat dat [verweerder] het verstekvonnis niet heeft betekend, maar slechts per post aan Metz heeft verzonden. Het was aan [verweerder] om feiten en omstandigheden te stellen op grond waarvan -indien al bewezen- zou moeten worden aangenomen dat Metz of de curator op een zodanig tijdstip bekend was met het verstekvonnis dat geconcludeerd moet worden dat het verzet te laat is ingesteld. Zodanige feiten en omstandigheden heeft [verweerder] echter niet gesteld.
5.
Vaststaat ook dat Metz nadat zij door [verweerder] was gedagvaard in staat van faillissement is verklaard en wel op 15 april 2004. Dit brengt naar het oordeel van de kantonrechter met zich dat dit geding op grond van het bepaalde in artikel 29 Faillissementswet (Fw.) van rechtswege is geschorst. De kantonrechter deelt niet de opvatting van [verweerder] dat hier artikel 30 lid 1 Fw. van toepassing is. Uit het verzet volgt immers dat dit geding na het verstekvonnis is voortgezet voor de rechter voor wie het aanhangig was en dus onderscheidt zich dit geval niet van het geval bedoeld in het tweede lid van artikel 30 Fw. Dit heeft tot gevolg dat -onder meer- artikel 29 Fw. weder toepasselijk is geworden.
6.
Aan het voorgaande kan niet afdoen dat de curator ten principale verweer heeft gevoerd tegen de vordering van [verweerder] en de vordering van [verweerder] niet heeft erkend. De onderhavige procedure kan ingevolge het bepaalde in artikel 29 Fw. zolang het faillissement duurt alleen dan worden voortgezet indien de verificatie van de vordering wordt betwist. Voor de verificatie van vorderingen geeft de wet procedureregels. Die regels zijn van openbare orde en het staat partijen dan ook niet vrij om door erkenning of betwisting van de vordering in de onderhavige procedure aan die regels voorbij te gaan.
7.
Iedere verder beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De kantonrechter:
- verstaat dat het geding is geschorst en bepaalt dat de zaak ter rolle zal worden doorgehaald;
- houdt iedere verder beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. C.M.M. Hoogland-Kelkboom, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 8 december 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.