Rechtbank Zwolle-Lelystad
Meervoudige strafkamer te Zwolle
Parketnummer: 07.965502-02
Uitspraak: 16 november 2004
in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum en –plaats van de verdachte],
wonende [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2004. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.G. Bischop, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. P. de Jong, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde tot een werkstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging).
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De verdachte dient van het onder 3 en 4 ten laste gelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte 1, 2 en 5 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen in de periode 26 augustus 1996 tot en met 4 september 2001, in de gemeente Zwolle, anders dan als ambtenaar, namelijk als coördinator dagelijks onderhoud en als manager niet-planmatig onderhoud/chef onderhoud en als Hoofd technische dienst, in dienstbetrekking werkzaam zijnde bij de [naam1 woningbouwvereniging] en de [naam2 woningbouwvereniging] en de [naam3 woningbouwvereniging],
naar aanleiding van hetgeen hij in zijn dienstbetrekkingen had gedaan of nagelaten dan wel zou doen of nalaten, na te noemen of een of meer van na te noemen giften, te weten:
a) een stacaravan van [bedrijf 1] al dan niet met inruil daarop van een toercaravan
en
b) behang- en schilderwerkzaamheden van/aan een stacaravan van [bedrijf 2]
en
c) een geiser ten behoeve van een caravan of reparatiewerkzaamheden daaraan van [bedrijf 3]
en
d) een op maat gemaakte kastenwand en schilderwerkzaamheden aan de toenmalige woning van verdachte aan de [oud adres verdachte] van [bedrijf 4]
en
e) de aanleg van tuinverlichting en een vijverpomp en de levering van een schakelklok en bekabeling en stekkerdozen
en
f) stenen en bestratingwerkzaamheden van [bedrijf 5]
g) een reis naar Praag en verblijfskosten aldaar en een geldbedrag en een of meer bezoeken aan (privé-)clubs in België en Nederland van [bedrijf 3] of van [leidinggevende bedrijf 3]
en
h) een of meer bezoeken aan (privé-)clubs in Nederland van [bedrijf 1] of van [leidinggevende bedrijf 1]
en
i) een centrale verwarmingsketel en de installatiewerkzaamheden daarvan in de woning van zijn verdachtes zoon aan [adres zoon] van [bedrijf 3]
en
j) een keukenblok en -blad en de plaatsing daarvan in de woning van zijn verdachtes zoon aan [adres zoon] van [bedrijf 4]
heeft aangenomen en dit aannemen in strijd met de goeder trouw heeft verzwegen tegenover zijn, verdachtes, werkgevers bovengenoemd;
2.
hij op verschillende tijdstippen in de periode maart 1998 tot en met maart 2002, in de gemeente Zwolle, opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de inkomstenbelasting over de jaren 1998, 1999, 2000 en 2001, onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen te Zwolle/Belastingdienst/Hoofd Particulieren Hoogeveen en Hengelo/vestiging Zwolle, terwijl die feiten er toe strekten dat te weinig belasting wordt geheven, bestaande die onjuistheid of onvolledigheid hierin, dat in de aangiftebiljetten betreffende de jaren 1998 tot en met 2000 en in de elektronische aangifte over het jaar 2001 een te laag belastbaar inkomen werd vermeld;
5.
hij op verschillende tijdstippen in de periode 1 december 2000 tot en met 30 september 2001, in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander, de bedrijfsadministratie van de [naam2 woningbouwvereniging] en/of [naam3 woningbouwvereniging], - zijnde een samenstel van geschriften, welke in onderlinge samenhang bestemd was om te dienen tot bewijs van het daarin gestelde, valselijk heeft opgemaakt of heeft doen opmaken met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande dat valselijk opmaken of doen opmaken hierin, dat in die administratie een bate van f 6.815,- en f 952,- en
f 5007,46 niet in die administratie werden vermeld of niet werden doen vermeld in die administratie.
Van het onder 1, 2 en 5 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
1.
anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen hij in zijn betrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift aannemen en dit aannemen in strijd met de goede trouw verzwijgen tegenover zijn werkgever, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 328ter van het Wetboek van Strafrecht
2.
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
5.
het medeplegen van valsheid in geschrift,
strafbaar gesteld bij artikel 225 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in het bijzonder rekening gehouden met de navolgende omstandigheden.
Verdachte heeft gedurende een langere periode zijn positie bij [naam woningbouwvereniging] misbruikt om zichzelf en zijn familie te verrijken. Verdachte heeft daarmee niet alleen [naam woningbouwvereniging] financieel benadeeld –doordat offertes van aannemers werden opgehoogd- maar ook bijgedragen aan de instandhouding van een “voor wat hoort wat sfeer” waarin het de normaalste zaak van de wereld was dat (potentiële) aannemers van [naam woningbouwvereniging] in ruil voor in de privé-sfeer verrichte werkzaamheden, verleende diensten, geleverde goederen en geheel verzorgde plezierreisjes in aanmerking kwamen voor opdrachten van [naam woningbouwvereniging].
Dat een en ander ook nog eens heeft plaatsgevonden binnen een organisatie die zich bezighoudt met sociale woningbouw waardoor de mogelijkheid aanwezig is dat huurders eventueel de prijs –in de vorm van een huurverhoging- moeten betalen voor zodanig handelen van verdachte en zijn mededaders, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank houdt bij de straftoemeting ten voordele van de verdachte vooreerst rekening met de omstandigheid dat zijn rol in het geheel een veel geringere is geweest dan die van zijn medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2]. Voorts heeft de rechtbank laten meewegen dat niet is komen vast te staan dat verdachte rechtstreeks betrokken is geweest bij de verschrijvingen op diverse [naam woningbouwvereniging]-projecten, dan wel daarvoor in strafrechtelijke zin medeverantwoordelijk kan worden gehouden.
Verder heeft de rechtbank ten gunste van verdachte laten meewegen zijn schuldbewuste houding zoals deze ter zitting naar voren is gekomen en die ook blijkt uit het feit dat hij de door de fiscus opgelegde navorderingsaanslagen aanstonds heeft voldaan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel d.d. 23 mei 2003 uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 3 en 4 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1, 2 en 5 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 2 en 5 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 180 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, zulks in de vorm van een aftrek van 4 uren op vorengenoemd urenaantal.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. C.A.M. Heeregrave, voorzitter, mrs. H. Heins en C.W. van Kooten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 november 2004.