ECLI:NL:RBZLY:2004:AR3627

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
28 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
244548 HA 04-702
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op verzoek van werkgever en werknemer met afwijzing van vergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter te Zwolle op 28 september 2004 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een besloten vennootschap en een werknemer. De werkgever, vertegenwoordigd door mr. E.H. van Stigt, heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van een dringende reden, subsidiair op grond van gewijzigde omstandigheden. De werknemer, vertegenwoordigd door mr. J.P. van Dijk, heeft het verzoek weersproken en verzocht om een vergoeding van € 4.800,00 in geval van ontbinding.

De mondelinge behandeling vond plaats op 13 september 2004, waarbij beide partijen hun standpunten hebben bepleit. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een vruchtbare samenwerking tussen partijen uitgesloten was, en dat de werknemer zijn verplichtingen niet is nagekomen. De werknemer had zich herhaaldelijk niet tijdig ziek gemeld en was ongeoorloofd afwezig, wat heeft geleid tot een verstoring van de arbeidsverhouding.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van gewijzigde omstandigheden dient te worden uitgesproken, maar dat er geen aanleiding is om een vergoeding aan de werknemer toe te kennen. De verstoring van de arbeidsverhouding was geheel te wijten aan de werknemer. De kosten van het geding zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De arbeidsovereenkomst eindigt op 28 september 2004.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E - L E L Y S T A D
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr. : 244548 HA VERZ 04-702
datum : 28 september 2004
BESCHIKKING
OP EEN VERZOEK TOT ONTBINDING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[VERZOEKER].,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekende partij,
verder ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: mr. E.H. van Stigt Thans, advocaat te 8001 BA Zwolle, postbus 1036,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
verder ook te noemen: [verweerder],
gemachtigde: mr. J.P. van Dijk, advocaat te 7700 AC Dedemsvaart, postbus 141,
toevoeging verstrekt op 11 augustus 2004, nummer 2CG8415.
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de producties.
De mondelinge behandeling is gehouden op 13 september 2004.
Verschenen zijn:
- de heer en mevrouw [verzoeker]
- de heer [verweerder]
- beide gemachtigden.
Partijen hebben hun standpunten doen bepleiten.
Het geschil
[verzoeker] heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op de voet van artikel 7:685 BW te ontbinden, primair op grond van een dringende reden, subsidiair op grond van gewijzigde omstandigheden.
[verweerder] heeft dit verzoek weersproken. In geval van ontbinding dient aan hem een vergoeding van € 4.800,00 te worden toegekend.
Ook [verweerder] heeft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewijzigde omstandigheden --met toekenning van een vergoeding van € 4.800,00-- verzocht.
De beoordeling
1.
Het volgende staat tussen partijen vast.
[verweerder], geboren [datum], is op [datum] aanvankelijk voor bepaalde tijd maar naar aanleiding van een gesprek tussen partijen op [datum], met ingang van [datum] voor onbepaalde tijd, als medewerker montage bij [verzoeker] in loondienst getreden. Zijn salaris bedraagt thans € 1.600,00 bruto per maand exclusief 8% vakantiebijslag.
[verweerder] dient zijn werkzaamheden samen met een aantal collega’s bij de klanten van [verzoeker] te verrichten, dat wil zeggen op wisselende locaties in Nederland en daarbuiten. [verweerder] rijdt om die locaties te bereiken met die collega’s mee.
2.
Beide partijen hebben de ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht, zodat die ontbin-ding dient te worden uitgesproken. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is gebleken dat een vruchtbare samenwerking tussen partijen is uitgesloten.
Centraal staat de vraag of aan [verweerder] een vergoeding dient te worden toegekend. In ver-band met de beantwoording van die vraag wordt het volgende overwogen.
3.
Hoewel [verweerder] heeft gesteld dat hij niet wist dat hij ter gelegenheid van zijn bezoek aan de Arbo-arts op 9 juli 2004 met ingang van 16 augustus 2004 (na de bouwvak) weer hersteld was verklaard, dient die stelling als onaannemelijk te worden gepasseerd.
Uit de overgelegde stukken (geheten: Copie medische gegevens dhr [verweerder], 18160244) en de brief van de Arbo-arts d.d. 23 augustus 2004 volgt, dat de Arbo-arts op 9 juli 2004 aan [verweerder] heeft meegedeeld dat hij met ingang van 16 augustus weer volledig arbeidsge-schikt werd geacht.
Vaststaat dat [verweerder] zich niet op 16 augustus 2004 voor werkhervatting noch zich ziek heeft gemeld, zodat hij op die dag ongeoorloofd afwezig was.
Eerst op 19 augustus 2004 te 13.09 uur (en dus niet voor 08.30 uur zoals de regel naar [verweerder] bekend is bij [verzoeker] luidt) heeft [verweerder] zich middels een SMS-bericht bij Von-der ziek gemeld nadat hij, blijkens zijn brief aan [verzoeker] d.d. 19 augustus 2004, op 17 augus-tus 2004 een brief van [verzoeker], gedateerd 16 augustus 2004, had ontvangen waarin hem de schorsing van de loonbetaling ingaande 16 augustus 2004 wegens ongeoorloofde afwezigheid was meegedeeld en nadat tussen partijen op 18 augustus 2004 telefonisch contact was geweest, over de inhoud van welk contact partijen overigens van mening verschillen.
Overigens is onbegrijpelijk waarom [verweerder] zich niet terstond nadat hij de bewuste brief van [verzoeker] op 17 augustus 2004 had ontvangen bij [verzoeker] voor werkhervatting heeft ge-meld, omdat [verweerder] stelt dat hij sowieso van plan was op 18 augustus 2004 het werk te hervatten.
4.
Daarvóór, te weten op 7 juni 2004 had [verweerder] zich ook niet voor werkhervatting bij [naam] gemeld, hoewel met hem blijkens de Copie medische gegevens op 27 mei 2004 was afgesproken dat hij op 7 juni 2004 zijn werk zou hervatten.
Evenmin heeft hij zich op 7 juni 2004 bij [verzoeker] (weer) ziek gemeld.
Hoewel achteraf kan worden vastgesteld dat op 7 juni sprake was van een voortdurende arbeidsongeschiktheid ten gevolge van letsel opgelopen bij een aanrijding op 25 mei 2004, heeft [verweerder] derhalve ook op 7 juni 2004 zijn plichten verzaakt.
Zijn stelling dat hij niet wist dat hij met ingang van 7 juni 2004 hersteld was verklaard is wederom onaannemelijk omdat zijn wetenschap daaromtrent volgt uit bedoelde Copie medische gegevens. Volgens bedoeld stuk heeft een medewerker van de Arbodienst (W. van der Tuuk) op 27 mei 2004 zowel met [verweerder] als met [verzoeker] telefonisch contact gehad en is met beiden over “Werkhervatting 7 juni” gesproken. [verzoeker] wist wel dat [verweerder] per 7 juni 2004 hersteld was verklaard en mede daarom is onaannemelijk dat [verweerder] dat niet wist.
5.
In verband met de te beantwoorden vraag is verder van belang dat [verzoeker] bij brief van 3 juni 2004 --aangeduid als een laatste waarschuwing-- [verweerder] onder meer erop heeft gewezen dat hij zich tijdig bij [verzoeker] ziek diende te melden, zulks naar aanleiding van zijn ziekmelding bij [verzoeker] op 27 mei 2004 hoewel hij, naar toen bleek, reeds ingaande 25 mei 2004 (ten gevolge van het opgelopen letsel) ziek was.
Het excuus van [verweerder] dat hij zijn moeder heeft verzocht [verzoeker] op 26 mei 2004 te bellen om hem ziek te melden, hetgeen volgens hem ten gevolge van een communicatiestoring met zijn moeder niet is gebeurd, kan hem niet baten omdat dit in zijn risicosfeer ligt.
6.
Daaraan voorafgaand had [verweerder] zich op 4 mei 2004 bij [verzoeker] ziek gemeld, hoewel hij met ingang van 3 mei al ziek was. Weliswaar had [verweerder] zijn ziekte op 3 mei bij een collega met wie hij zou meerijden gemeld, maar [verweerder] wist blijkens zijn brief aan Von-der d.d. 7 juni 2004 al vanaf 25 januari 2004 dat hij in geval van ziekte niet alleen zijn collega met wie hij zou meerijden diende te informeren, maar ook [verzoeker] zelf.
7.
Vaststaat dat [verweerder] zich op de eerste dag van zijn verlengde dienstverband, te weten 1 maart maar ook daarna op 5 en 25 maart 2004 heeft verslapen waardoor zijn collega’s --met wie hij zou meerijden-- voor niets op hem hebben gewacht. Weliswaar zijn deze dagen als vrije dagen geboekt, maar dit laat onverlet dat dit herhaalde plichtsverzuim van [verweerder] irritatie bij zijn collega’s --die de gevolgen daarvan immers hebben ondervonden-- heeft ver-oorzaakt. In dit licht bezien is --daargelaten of alle overige kritiekpunten van zijn collega’s opgesomd in hun gezamenlijk ondertekende verklaring en de separate verklaring van collega Rouhof in alle onderdelen juist zijn-- begrijpelijk dat zijn collega’s hebben verklaard niet langer meer met hem te willen samenwerken.
8.
Alles overziend kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat de arbeidsverhouding, doordat [verweerder] de op hem rustende verplichtingen toerekenbaar niet is nagekomen, ernstig verstoord is geraakt. Weliswaar was [verzoeker] blijkens de Copie medische gegevens over het werk van [verweerder] “altijd erg tevreden” maar die tevredenheid voor wat zijn werk betreft houdt begrijpelijkerwijze op daar waar [verweerder] zich van zijn overige verplichtingen als werknemer weinig tot niets aantrekt.
9.
Het verzoek van [verzoeker] zal op grond van gewijzigde omstandigheden en niet op grond van een dringende reden worden toegewezen.
Uit de stellingen van [verzoeker] volgt dat [verweerder] op 19 augustus 2004 wat haar betreft weer aan het werk had gekund en gemogen, zij het op het bedrijf van [verzoeker] zelf en niet op locatie vanwege de volgens [verzoeker] door [verweerder] gestelde gespannen verhouding met zijn colle-ga’s.
Die tewerkstelling heeft geen doorgang gevonden omdat [verweerder] zich op 19 augustus ziek meldde, welke ziekmelding volgens de brief van de Arbo-arts d.d. 20 augustus 2004 overi-gens niet samenhing met een ziekte of een gebrek. Omdat [verzoeker] [verweerder] ondanks diens ongeoorloofde afwezigheid op 16 augustus 2004 wel weer tot het werk heeft willen toelaten ontbreekt aan de ontslagreden in elk geval het noodzakelijke, subjectief dringende karakter.
10.
Het verzoek van [verweerder] berust eveneens op een verstoorde arbeidsverhouding.
De door [verweerder] gestelde aanleiding tot die verstoring --kort gezegd-- niet tijdige betaling van zijn loon en overuren is niet aannemelijk geworden.
Blijkens de onweersproken gebleven brief van [verzoeker] d.d. 23 juni 2003 en diens toelichting ter terechtzitting daarop, zijn voorschotten met het loon verrekend en was sprake van derden-beslag waardoor het loon niet volledig is uitbetaald.
Dat [verzoeker] de door [verweerder] gestelde overuren ten onrechte niet heeft uitbetaald is niet aannemelijk geworden.
Het verwijt dat [verzoeker] niets heeft gedaan aan de gespannen verhouding met zijn collega’s is misplaatst. [verzoeker] heeft [verweerder] in afwachting van de mondelinge behandeling van het onderhavig verzoek in de gelegenheid willen stellen op het bedrijf te komen werken, juist om spanningen te vermijden, maar door de ziekmelding op 19 augustus is dit doorkruist.
11.
Uit het vorenstaande volgt dat, hoewel de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van gewijzigde omstandigheden zal worden uitgesproken, aan [verweerder] geen vergoeding dient te worden toegekend. De verstoring van de arbeidsverhouding is geheel aan [verweerder] te wijten.
12.
Er bestaat, gegeven de toewijzing van het verzoek van [verzoeker] tot ontbinding zonder toeken-ning van een vergoeding aan Suderman, geen reden [verweerder] de gelegenheid te geven zijn verzoek in te trekken, omdat de arbeidsovereenkomst reeds (ook) op het verzoek van [verzoeker] zal worden ontbonden.
13.
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met een op-zegverbod.
14.
Omdat beide partijen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wensen zullen de proces-kosten worden gecompenseerd op de wijze in het dictum bepaald.
De beslissing
De kantonrechter:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt op 28 september 2004;
- wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding af;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Aldus gegeven door mr. C.H. de Haan, kantonrechter te Zwolle en uitgesproken op de open-bare terechtzitting van 28 september 2004 in aanwezigheid van de griffier.