ECLI:NL:RBZLY:2004:AQ4010

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
21 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
239033 VV 04-80
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfsruimte na ernstige tekortkomingen in huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 21 juli 2004 uitspraak gedaan in een kort geding over een voorlopige voorziening. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Peute, vorderde de ontruiming van een bedrijfsruimte die door de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. F.W. van der Zwan, werd gehuurd. De eiser stelde dat de gedaagde in ernstige mate tekort was geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, omdat er strafrechtelijke activiteiten vanuit de gehuurde ruimte plaatsvonden. De gedaagde ontkende deze beschuldigingen en voerde aan dat er geen rechtsgeldige betekening van de dagvaarding had plaatsgevonden.

De mondelinge behandeling vond plaats op 14 juli 2004, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. De kantonrechter oordeelde dat de spoedeisendheid van de zaak voldoende was aangetoond. De rechter concludeerde dat de gedaagde zich niet als een goed huurder had gedragen, aangezien hij de bedrijfsloods voor andere doeleinden had gebruikt dan overeengekomen in de huurovereenkomst. De kantonrechter wees erop dat de activiteiten die in de loods plaatsvonden, niet alleen in strijd waren met de huurovereenkomst, maar ook een negatieve impact hadden op de eiser en zijn gezin.

Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was, gezien de ernst van de tekortkomingen van de gedaagde. De gedaagde werd veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de bedrijfsruimte te ontruimen en de sleutels aan de eiser te overhandigen. Tevens werd de eiser gemachtigd om, indien de gedaagde in gebreke zou blijven, de ontruiming zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm. De kosten van de procedure werden aan de gedaagde opgelegd.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E-LELYSTAD
sector kanton – locatie Lelystad
Zaaknr.: 239033 VV 04-80
Datum : 21 juli 2004
Vonnis in het kort geding van:
[EISER],
wonende te [woonplaats], nader te noemen [eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. J. Peute, advocaat te Emmeloord,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te Rotterdam, nader te noemen [gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. F.W. van der Zwan, advocaat te Delft.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het exploot d.d. 21 juni 2004 houdende een vordering tot het treffen van een voorziening bij voorraad;
- producties van de zijde van [eiser];
- producties van de zijde van [gedaagde].
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 juli 2004.
Verschenen zijn:
[eiser] en zijn echtgenote, bijgestaan door mr. Peute;
mr. Van der Zwan namens [gedaagde].
Het geschil
1
De vordering van [eiser] strekt ertoe dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om de bedrijfsruimte gelegen aan de [perceel] te [plaats] te ontruimen met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
2
[gedaagde] heeft tegen de vordering gemotiveerd verweer gevoerd.
De beoordeling
3
De spoedeisendheid van de zaak is in voldoende mate komen vast te staan.
4
Tussen partijen staat vast dat [eiser] met ingang van 1 december 2002 aan [gedaagde] verhuurt voor de duur van 5 jaren een bedrijfsloods gelegen aan de [perceel] te [plaats] tegen een huur van laatstelijk € 1.022,-- per maand exclusief BTW, bij vooruitbetaling te voldoen. In de schriftelijke huurovereenkomst is opgenomen dat het gehuurde uitsluitend mag worden gebruikt als bedrijfs-/opslag-/kantoorruimte. In april 2004 heeft er in hiervoor aangehaalde bedrijfsloods een politie-inval plaatsgevonden waarna [gedaagde] en een aantal medeverdachten zijn aangehouden op verdenking van ontvoering en verkrachting van vrouwen. Op last van het openbaar ministerie is de bedrijfsloods afgesloten en vergrendeld. Per 9 juli 2004 is deze afsluiting en vergrendeling komen te vervallen. De voorlopige hechtenis van [gedaagde] duurt thans nog voort.
5
[eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst in ernstige mate tekort is geschoten. Vanuit de bedrijfsloods zijn activiteiten uitgevoerd die een strafrechtelijk karakter hebben. [gedaagde] heeft daaraan deelgenomen althans daarvan wetenschap gehad. In ieder geval heeft hij zich niet verzet tegen deze activiteiten, danwel heeft hij ze mogelijk gemaakt. Op het moment dat één van de ontvoerde asielzoeksters wist te ontsnappen uit het pand was [gedaagde] ook in het pand aanwezig. [eiser] stelt dat [gedaagde] zich niet als goed huurder heeft gedragen en voorts in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 1.3 van de huurovereenkomst alsmede de artikelen 2.1, 2.2., 2.3 ( behoorlijk gebruik) en 3.1 (verbod op onderhuur/gebruik door derden) van de daarbij behorende algemene bepalingen. [gedaagde] heeft immers de bedrijfsloods voor een geheel andere bestemming gebruikt dan is overeengekomen, heeft voorts praktijken in het gehuurde laten plaatsvinden die een goed huurder achterwege had moeten laten en heeft tenslotte derden gebruik laten maken van de bedrijfsloods.
6
[gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat geen rechtsgeldige betekening van de dagvaarding heeft plaatsgevonden omdat de dagvaarding in een gesloten couvert aan het adres van de bedrijfsloods is achtergelaten terwijl op dat moment de bedrijfsloods nog verzegeld was. Hierdoor is het onmogelijk geweest om kennis te nemen van de dagvaarding. Voorts stelt [gedaagde] dat de stelling van [eiser] dat [gedaagde] in en vanuit het pand activiteiten heeft uitgevoerd die een strafrechtelijk karakter hebben, niet is gebaseerd op enig vonnis. [gedaagde] ontkent ten stelligste dat zich strafbare feiten hebben voorgedaan in het gehuurde. Er hebben weliswaar twee keer SM-activiteiten in het gehuurde plaatsgevonden maar SM is een erkende vorm van sexualiteit die niet is verboden. Een tweetal broers hebben zich begin april 2004 bij [gedaagde] gemeld en hebben hem gevraagd of hij de vrouwen die zij bij zich hadden wat wilde leren terzake van SM. De vrouwen hebben vrijwillig meegewerkt aan SM-activiteiten en geposeerd ten behoeve van fotomateriaal in verband met SM-artikelen die [gedaagde] fabriceerde. Dit gebeurde niet tegen de wil van de vrouwen. [gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
7
Nu [gedaagde] bij zijn gemachtigde ter zitting is verschenen en verweer heeft gevoerd tegen de inhoud van de dagvaarding, dient het door [gedaagde] gevoerde verweer dat de dagvaarding niet juist is betekend, te worden verworpen.
8
Bij de vraag of bij wege van een voorlopige voorziening in kort geding een vordering tot een zeer ingrijpende maatregel als ontruiming kan worden toegewezen, dient terughoudendheid te worden betracht. Voor toewijzing van een dergelijke vordering zal dan ook slechts plaats zijn indien deze vooruitloopt op een vonnis in een bodemprocedure waarbij met grote mate van waarschijnlijkheid eveneens de ontruiming zal worden bevolen, terwijl bovendien sprake moet zijn van een zodanig ernstige tekortkoming dat de beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit laatste het geval.
9
Uit de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat [eiser] met [gedaagde] een huurovereenkomst heeft gesloten omdat [eiser] was gebleken dat [gedaagde] een las- en constructiebedrijf met betrekking tot de scheepsbouw exploiteert en met name gespecialiseerd is in het vervaardigen van scheepsramen. [eiser] is daarbij, nu de bedrijfsloods direct naast zijn woning is gelegen, niet over een nacht ijs gegaan want hij heeft niet alleen alvorens de huurovereenkomst met [gedaagde] aan te gaan, het handelsregister van de Kamer van Koophandel geraadpleegd maar ook met [gedaagde] omtrent zijn beweegredenen van de verhuizing van zijn bedrijf van Rotterdam naar [plaats] gesproken en een bezoek aan het bedrijf van [gedaagde] gebracht in het toenmalige pand in Rotterdam. Ook [gedaagde] wist derhalve wat [eiser] met betrekking tot het gebruik en de bestemming van de door hem van [eiser] gehuurde loods voor ogen stond en dat hij de loods overeenkomstig de in het handelsregister opgenomen omschrijving en met inachtneming van hetgeen met [eiser] was besproken en door [eiser] was waargenomen, diende te gebruiken.
10
Dat [gedaagde] in afwijking hiervan de loods al dan niet bedrijfsmatig tevens, zo is door [gedaagde] zelf aangegeven, voor SM-activiteiten heeft benut valt naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter en naar de alleszins begrijpelijke opvattingen van [eiser], dan ook niet binnen de grenzen van de gesloten huurovereenkomst en de rechtsverhouding tussen partijen. Voor zover sprake is geweest van bedrijfsmatige SM-activiteiten had het op de weg van [gedaagde] gelegen om [eiser] daaromtrent voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst in te lichten en voor zover het gaat om SM-activiteiten in de privé-sfeer getuigt het niet van goed huurderschap om deze in en vanuit de van [eiser] gehuurde bedrijfsloods te laten plaatsvinden. Dat [gedaagde], zoals zijn gemachtigde ter zitting heeft aangevoerd, zo’n vijf tot zes keer in de week in de loods bleef overnachten, maakt dit oordeel niet anders nu [eiser] dit uitsluitend heeft gedoogd om [gedaagde] reistijd en reiskosten ten behoeve van zijn bedrijf te besparen. [gedaagde] heeft zich, volgens de kantonrechter, derhalve niet als goed huurder gedragen.
11
Voorts valt [gedaagde] aan te rekenen dat hij geen althans onvoldoende besef heeft gehad van het feit dat de door hem gehuurde loods op het erf van [eiser], direct naast diens woning is gelegen en dat [eiser] er derhalve belang bij had dat dergelijke activiteiten niet in zijn directe woonomgeving plaatsvinden. Tevens is de kantonrechter van oordeel dat het blamerende gevolg van de politie-inval in de bedrijfsloods van [eiser] een negatieve uitstraling heeft op [eiser] en zijn familie, zodat er ook om deze reden een groot belang is van [eiser] bij zijn vordering. Dat volgens [gedaagde] de media-aandacht niet aan hem kan worden verweten en hij ook geen strafbare feiten heeft gepleegd doet aan dit alles niet af omdat de enkele verdenking van [gedaagde] van strafbare feiten, de in verband daarmee plaatsgevonden politie-inval en de als gevolg daarvan opgetreden belangstelling van de regionale en landelijke pers, feiten en omstandigheden zijn die in de risicosfeer van [gedaagde] liggen zodat hij daarvan de consequenties zal dienen te dragen.
12
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is derhalve voldoende aannemelijk geworden dat in een bodemzaak (tevens) de ontruiming zal worden bevolen. De vordering tot ontruiming komt derhalve in deze procedure voor toewijzing in aanmerking.
13
[gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
De beslissing in kort geding
De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis genoemde bedrijfsruimte aan de [perceel] te [plaats], gemeente Noordoostpolder te ontruimen en te verlaten en onder afgifte der sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen met achterlating van al hetgeen zich daarin of daarop uit hoofde van de huurovereenkomst bevindt;
- machtigt [eiser] om, indien [gedaagde] met die bevolen ontruiming in gebreke zou blijven, deze zelf te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
? € 360,-- voor salaris gemachtigde
? € 83,78 voor explootkosten
? € 102,-- voor vast recht;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. J.M. van Wegen, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 21 juli 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.