ECLI:NL:RBUTR:2012:BZ1960

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 november 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
16/655939-12; 14/810011-11 (tul) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met recidive en strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 19 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van woninginbraak. De feiten zijn als volgt: op 12 juni 2012 heeft de benadeelde, [benadeelde 1], verklaard dat er uit haar woning op [adres] een auberginekleurige tas met waardevolle spullen is gestolen. De verdachte is door getuigen herkend en later in het café aangetroffen met de tas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de woninginbraak, waarbij hij de toegang tot de woning heeft verkregen door middel van inklimming. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De rechtbank heeft de ernst van de inbraak en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafoplegging. De verdachte had een strafblad en was nog in proeftijd voor eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, wat betekent dat de verdachte ook een gevangenisstraf van twee maanden moet ondergaan. De benadeelde partij, [benadeelde 1], heeft een schadevergoeding van € 50,00 toegewezen gekregen, terwijl de vordering van [benadeelde 2]/[benadeelde 3] niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen 14g, 24c, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/655939-12; 14/810011-11 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1983] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende te P.I. Utrecht, Huis van Bewaring Wolvenplein
raadsman mr. J.M. van Dam, advocaat te Den Haag
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 november 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: een woninginbraak heeft gepleegd door middel van inklimming;
feit 2: goederen uit een woning heeft gestolen;
feit 3: tezamen en in vereniging een inbraak heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daartoe op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en heeft vrijspraak bepleit.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op grond van het navolgende acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1.
[benadeelde 1] heeft verklaard dat op 12 juni 2012 uit haar woning op de [adres] in [woonplaats]zijn weggenomen een auberginekleurige tas met daarin pasjes, een mobiele telefoon en autopapieren. Zij heeft rond 23:26 uur een man haar woning via het dakterras zien binnenkomen, haar tas pakken en weer het dakterras op gaan. Het dakterras is omheind met een hek van ongeveer een meter hoog. [benadeelde 1] is al schreeuwend achter de man aangelopen en heeft hem via het aangrenzende dak zien wegvluchten. [benadeelde 1] heeft de volgende beschrijving van de man gegeven: 1.70 m lang, midden 20 jaar oud, tenger gebouwd, dunne benen en geheel in het zwart gekleed.
Getuige [getuige 1], de bovenbuurman van [benadeelde 1], bewoner van [adres], heeft rond 23:30 uur zijn benedenbuurvrouw horen roepen dat zij beroofd was. [getuige 1] heeft vervolgens een man met donkere kleding via het dak zien wegrennen en hij is hem achterna gegaan.
Ter hoogte van café [naam], [adres], heeft [getuige 1] twee personen aangesproken die hem vertelden dat zij een man met een rode tas het café binnen hadden zien gaan.
Getuige [getuige 2], bewoonster van [adres] (boven café [naam]), heeft verklaard dat zij rond 23:30 uur is aangesproken door een man die op zoek was naar iemand die een tas had gestolen. Op het moment dat deze man was weggelopen zag [getuige 2] een man met een rode tas het café binnen gaan. De man wordt onder meer als volgt omschreven: tussen de 25 en 30 jaar oud en tenger van postuur.
De barvrouw in bovengenoemd café heeft verklaard dat de jongen met de gouden tanden met een wit jasje aan, die door de politie is aangehouden, kort daarvoor het café was binnen komen lopen met een tas en een jasje in zijn hand. De jongen is achter in de hoek gaan zitten en heeft de tas en het jasje achter de box in de hoek verstopt. Verdachte heeft een gouden tand en is op 12 juni 2012 bij café [naam] aangehouden.
Achter in het café is bij de luidspreker de roodkleurige tas van aangeefster met hierop een zwart jasje aangetroffen. In het zwarte jasje zijn het paspoort en pasjes op naam van verdachte aangetroffen.
Bewijsoverweging
Ten aanzien van het verweer van de raadsman dat niet is vast te stellen dat het verdachte is geweest die de handelingen van de woninginbraak heeft gepleegd overweegt de rechtbank als volgt. Vast staat dat [getuige 1] meteen achter de dader van de woninginbraak is aangerend. Hij is de dader uit het oog verloren op de [adres], maar getuige [getuige 2] heeft rond hetzelfde tijdstip een man met een rode tas café [naam] in zien gaan. Deze man voldeed aan de beschrijving die aangeefster heeft gegeven van de dader van de woninginbraak. Ook de barvrouw heeft verklaard dat verdachte met deze rode tas kort daarvoor het café was binnengekomen. Ten slotte is de rode tas van aangeefster in het café aangetroffen onder de jas van verdachte. Dit alles is binnen een zeer kort tijdsbestek gebeurd en de rechtbank is dan ook van oordeel dat het verdachte is geweest die de woninginbraak heeft gepleegd en even later café [naam] is binnengegaan met de tas afkomstig van de inbraak.
Vrijspraak feiten 2 en 3
Hoewel er zich aanwijzingen in het dossier bevinden dat verdachte betrokken is geweest bij de feiten 2 en 3, acht de rechtbank onvoldoende wettig bewijs aanwezig voor een bewezenverklaring hiervan. Het enkele feit dat er DNA-materiaal dan wel een vingerafdruk van verdachte in de onmiddellijke nabijheid dan wel in de buurt van de plaats waar de diefstal heeft plaatsgehad is aangetroffen is hiertoe onvoldoende. Nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze feiten heeft begaan zal de rechtbank hem hiervan vrijspreken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 12 juni 2012 te [woonplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] aldaar heeft weggenomen een tas met inhoud, waaronder pasjes en een mobiele telefoon toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Feit 1: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak waarbij hij spullen heeft meegenomen terwijl de bewoonster thuis was. Verdachte heeft met dit gedrag het gevoel van onveiligheid versterkt. Zo’n inbraak veroorzaakt niet alleen de nodige materiële schade, maar maakt ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en dat hun persoonlijke bezittingen zijn doorzocht. Deze slachtoffers moeten vaak lang met een gevoel van onveiligheid leven hetgeen een enorme impact heeft op hun leven. Verdachte heeft zich hier in het geheel niet om bekommerd, maar heeft enkel gehandeld uit eigen belang. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 2 augustus 2012, waaruit blijkt dat hij eerder voor soortgelijke vermogensdelicten is veroordeeld. Verdachte liep zelfs nog in een proeftijd voor een soortgelijk feit.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank komt hiermee tot een hogere straf dan de LOVS-richtlijnen voorschrijven.
De rechtbank heeft ten nadele van verdachte meegewogen dat de bewoonster op het moment van de bewezen verklaarde inbraak thuis was en dat verdachte zich ondanks vele eerdere veroordelingen weer schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak.
7 De benadeelde partij
Feit 1
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 50,00 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Feit 3
De benadeelde partij [benadeelde 2]/[benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van
€ 341,00 voor feit 3.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van
2 maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 30 maart 2011 door de politierechter in Alkmaar ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14g, 24c, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 30 maart 2011 door de politierechter in Alkmaar is opgelegd in de zaak onder parketnummer 14/810011-11 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
Benadeelde partijen
Feit 1
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 50,00 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 12 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 1] € 50,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag hechtenis en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 12 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Feit 3
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2]/[benadeelde 3] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 2]/[benadeelde 3] en verdachte, ieder in de eigen kosten;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag waarop de duur van het voorarrest gelijk wordt aan die van de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mr. R.P. den Otter en
mr. G.D. Kleijne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans als griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 november 2012.