ECLI:NL:RBUTR:2012:BY7783

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655742-12 en 16/059128-09 (tul) [P
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging van levensgezel met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 12 oktober 2012, is de verdachte, geboren in 1982, beschuldigd van mishandeling en bedreiging van zijn levensgezel. De feiten vonden plaats op 24 en 25 april 2012, waarbij de verdachte zijn vriendin heeft geslagen en bedreigd met de dood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 april 2012 zijn vriendin heeft mishandeld, wat resulteerde in letsel aan haar gezicht, en op 25 april 2012 haar heeft bedreigd met de woorden: 'Ik ga je van kant maken, ik ga je dood maken'. De rechtbank heeft verschillende getuigenverklaringen gehoord, waaronder die van verbalisanten en omwonenden, die de mishandeling en bedreiging bevestigden. Ondanks het feit dat het slachtoffer geen aangifte heeft gedaan, heeft de rechtbank de ernst van de feiten onderkend, vooral gezien de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, die inmiddels is getrouwd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 75 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 80 uren opgelegd, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis zal worden toegepast. De rechtbank heeft ook bepaald dat de voorwaarden van de voorwaardelijke straf en het toezicht van de reclassering onmiddellijk uitvoerbaar zijn. De rechtbank heeft rekening gehouden met de motivatie van de verdachte om deel te nemen aan een behandeling en de positieve voortgang in zijn reclasseringscontact. De uitspraak is gedaan in het kader van de wet voorwaardelijke sancties, die op 1 april 2012 in werking is getreden, en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/655742-12 en 16/059128-09 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 oktober 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
raadsman mr. J.W. Ausma, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 september 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1
op 24 april 2012 te Utrecht zijn levensgezel [slachtoffer], tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen;
2
op 25 april 2012 te Utrecht [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door haar tegen haar te zeggen:"ik ga je van kant maken, ik maak je dood", althans woorden van gelijke strekking.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op de inhoud van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de in het dossier bevindende feiten mogelijk wettig bewijs van de tenlastegelegde feiten opleveren, maar dat de overtuiging daartoe ontbreekt, zodat de feiten niet tot een bewezenverklaring kunnen leiden. Subsidiair refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs
Op 25 april 2012 spreken verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] met [slachtoffer]. [slachtoffer] verklaart dat zij op 24 april 2012 door haar vriend [verdachte] is geslagen en dat hij haar op 25 april 2012 heeft bedreigd. Zij verklaart dat hij onder meer tegen haar heeft gezegd: “Ik ga je van kant maken, ik ga je dood maken”. Voorts verklaart zij erg bang te zijn, maar geen aangifte te willen doen omdat [verdachte] haar dan echt zal doodmaken. Verbalisanten constateren dat de beide ogen van [slachtoffer] fors opgezwollen zijn en dat rondom de ogen bloeduitstortingen zitten. Zij hebben van het letsel foto’s gemaakt.
Getuige [getuige 1] verklaart dat zij op 25 april 2012 heeft gehoord dat haar buurman [verdachte] ruzie maakte met zijn vriendin [slachtoffer]. Zij zag [slachtoffer] vervolgens in de lift. Zij zag dat [slachtoffer] bont en blauwe ogen had. Op de vraag van [getuige 1] of [verdachte] haar weer klappen had gegeven, antwoordde [slachtoffer] ‘ja’.
Getuige [getuige 2] verklaart dat hij op 24 april 2012 zag dat [slachtoffer] twee dikke ogen had die dicht zaten, de ogen waren helemaal blauw en paars. Voorts verklaart hij dat hij op 25 april 2012 met [slachtoffer] in haar woning was. Hij hoorde dat haar vriend [verdachte] hard en agressief tegen [slachtoffer] schreeuwde en riep dat hij haar af zou maken en door haar kop zou schieten. [slachtoffer] zei daarna tegen hem dat [verdachte] haar ogen dicht had geslagen. Hij zag dat zij erg emotioneel was.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 24 april 2012 in de gemeente Utrecht opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [slachtoffer], meermalen tegen het gezicht heeft gestompt of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen;
feit 2
op 25 april 2012 in de gemeente Utrecht, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"ik ga je van kant maken, ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1: Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
feit 2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen: 75 dagen gevangenisstraf (met aftrek van voorarrest) waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde: meldplicht en reclasseringstoezicht ook als dat inhoudt diagnostiek en/of behandeling, uitvoerbaar bij voorraad, en 80 uur werkstraf subsidiair 40 dagen hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie opheffing van de geschorste voorlopige hechtenis gevorderd bij het onherroepelijk worden van het vonnis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de eis van de officier van justitie aan de hoge kant is.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de
verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van zijn vriendin [slachtoffer]. Het slachtoffer heeft door de mishandeling twee dikke blauwe ogen opgelopen. Door aldus te handelen, heeft verdachte grote inbreuk gemaakt op de gevoelens van veiligheid en de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. Zij was bovendien de levenspartner van verdachte en zou zich bij hem veilig hebben moeten kunnen voelen.
Anderzijds overweegt de rechtbank dat [slachtoffer] geen aangifte van de mishandeling en bedreiging heeft gedaan en dat ter terechtzitting is gebleken dat de relatie tussen verdachte en [slachtoffer] is blijven voortduren en recentelijk tot een huwelijk heeft geleid.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 augustus 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder wegens mishandeling is veroordeeld;
- een reclasseringsadvies betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland van 10 juli 2012, opgemaakt door A. Akollo, reclasseringswerker.
Voorts slaat de rechtbank acht op het feit dat ter terechtzitting is gebleken dat het reclasseringscontact goed verloopt (er is een start gemaakt met het vinden van een dagbesteding en verdachte is begonnen aan de alcohol- en geweldscursus) en dat verdachte gemotiveerd is voor het ondergaan van een behandeling en het uitvoeren van een taakstraf, en dat hij daarbij gesteund wordt door zijn vriendin [slachtoffer].
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte. Met betrekking tot de voorwaardelijke gevangenisstraf overweegt de rechtbank, dat daarmee wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Voorts maakt deze voorwaardelijke straf een verplichte begeleiding door de Reclassering mogelijk.
Naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie tot uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank begrijpt deze vordering aldus dat de officier van justitie verzoekt om de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Die vordering is gebaseerd op de op 1 april 2012 -en derhalve vóór de bewezenverklaarde feiten- in werking getreden wet voorwaardelijke sancties, zodat uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis mogelijk is. De rechtbank overweegt dat gezien het strafblad van verdachte en de omstandigheden van de onderhavige delicten, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Utrecht d.d. 25 mei 2011 ten uitvoer zal worden gelegd. De officier van justitie heeft gevorderd de gevangenisstraf om te zetten in 120 uur taakstraf.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de proeftijd dient te worden verlengd, dan wel dat de gevorderde gevangenisstraf dient te worden omgezet in een taakstraf.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen, met dien verstande dat de gevangenisstraf wordt omgezet in een taakstraf.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 22b, 22c, 22d, 285, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
feit 2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 75 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, ook als dit inhoudt het ondergaan van de leerstraf alcohol en geweld;
* dat verdachte zich binnen vijf werkdagen na datum vonnis voor 17.00 uur moet melden bij de Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht; hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering dat gedurende deze perioden nodig acht;
* dat verdachte meewerkt aan een diagnosestelling en vervolgens - indien dit volgens de reclassering nodig is - ambulante behandeling bij een instelling die voor die behandeling geschikt is en wordt aangewezen door de Reclassering;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 80 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen;
Voorlopige hechtenis
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Vordering tenuitvoerlegging (16/059128-09)
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe in dier voege dat verdachte in plaats van 60 dagen gevangenisstraf een taakstraf van 120 uur verricht en beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer , voorzitter, mr. P.P.C.M. Waarts en mr. E.C.A. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Westerhout, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 oktober 2012.
Mr. Bakker is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.