ECLI:NL:RBUTR:2012:BY7737

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/604101-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door fysiotherapeut met patiënte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 28 december 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen een fysiotherapeut die ontucht heeft gepleegd met zijn patiënte. De verdachte heeft bekend dat hij tijdens behandelingen als fysiotherapeut ongepaste handelingen heeft verricht, waaronder het masseren van de borsten, tepels, billen en heupen van de patiënte, en het naar beneden trekken van haar onderbroek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank heeft echter niet bewezen geacht dat de verdachte de patiënte bij haar schaamstreek heeft betast of heeft geprobeerd te zoenen, en heeft hem daarvan vrijgesproken.

De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als fysiotherapeut en de lichamelijke integriteit van de patiënte heeft geschonden. De patiënte, die zich in een kwetsbare positie bevond, heeft in haar slachtofferverklaring aangegeven dat zij angstig is om de verdachte tegen te komen en geen vertrouwen meer heeft in hem of andere oudere mannen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven, zijn professionele grenzen heeft overschreden en spijt heeft betuigd aan de patiënte. Daarnaast heeft hij professionele hulp gezocht en zijn werkzaamheden als fysiotherapeut tijdelijk verminderd.

De rechtbank heeft de schade die de patiënte heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten toewijsbaar geacht en heeft de verdachte aansprakelijk gesteld voor deze schade. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaar, en heeft de verplichting opgelegd om € 500,- aan de benadeelde partij te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/604101-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 december 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1959] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsvrouw mr. W.R. Kasteleijn, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 december 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 30 november 2010 tot en met 21 januari 2011 te [woonplaats] als fysiotherapeut ontucht heeft gepleegd met zijn patiënte [benadeelde].
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte en de verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en verzoekt de rechtbank dan ook om verdachte vrij te spreken van het hem ten laste gelegde feit.
De verdediging heeft primair aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte aangeefster heeft behandeld in de uitvoering van zijn beroep als fysiotherapeut en dat er sprake was van een afhankelijkheidsrelatie tussen verdachte en aangeefster. Voorts waren de door verdachte gegeven ontspanningsmassages geheel vrijwillig, op verzoek en met toestemming van aangeefster.
De verdediging heeft subsidiair aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen het uittrekken dan wel naar beneden trekken van de onderbroek van aangeefster, het betasten van de schaamstreek, het – proberen – te (tong)zoenen en het masseren dan wel betasten van de tepels, heupen en billen. De verklaring van aangeefster wordt hierin niet ondersteund door enig ander bewijs.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Vaststelling van de feiten
[benadeelde] ging op 30 november 2011 naar haar fysiotherapeut in [woonplaats], te weten verdachte, voor behandeling van haar lichamelijke klachten. Verdachte adviseerde haar ontspanningsmassage. Toen [benadeelde] op haar rug lag masseerde hij haar lichaam door met zijn handen strijkbewegingen te maken over onder andere haar borsten. Toen aangeefster op haar buik lag masseerde hij haar billen. Hij trok daarbij haar onderbroek naar beneden tot halverwege haar billen.
Op 21 januari 2011 had [benadeelde] wederom een afspraak voor een behandeling bij verdachte. Tijdens de behandeling masseerde verdachte de borsten en tepels van aangeefster. Verdachte kneep in haar tepels en maakte draaibewegingen met zijn duim. Tevens heeft hij haar onderbroek uigetrokken. Vervolgens heeft hij geprobeerd om haar te zoenen.
Verdachte heeft bekend dat hij als fysiotherapeut ontucht heeft gepleegd met zijn patiënte [benadeelde], door haar borsten, tepels, billen en heupen te masseren en haar onderbroek naar beneden en uit te trekken. Ook heeft verdachte bekend dat hij getracht heeft [benadeelde] te zoenen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde] bij haar schaamstreek heeft betast en heeft gezoend en zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
Nadere overwegingen ten aanzien van de handelingen
De verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster bij haar schaamstreek heeft betast en heeft voorts verklaard dat het, toen hij haar probeerde te zoenen, niet tot een aanraking is gekomen. De rechtbank acht deze verklaring aannemelijk en zal de verdachte van die handelingen dan ook vrijspreken.
Nadere overwegingen ten aanzien van de verweren
De verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte aangeefster heeft behandeld in de uitvoering van zijn beroep als fysiotherapeut en dat er sprake was van een afhankelijkheidsrelatie tussen verdachte en aangeefster. Voorts waren de door verdachte gegeven ontspanningsmassages geheel vrijwillig en op verzoek en met toestemming van aangeefster.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende. Aangeefster was bij verdachte, werkzaam als fysiotherapeut, al vijf jaar onder behandeling voor haar rugklachten. Hoewel de relatie tussen hen in de loop der jaren persoonlijker was geworden, kon en mocht aangeefster erop vertrouwen dat verdachte, toen hij aanbood om haar een ontspanningsmassage te geven, hij dit als professionele fysiotherapeut zou doen. Aangeefster kon en mocht er dan ook op vertrouwen dat de aangeboden behandeling puur gericht was op haar lichamelijk welzijn. Dit klemt temeer nu vaststaat dat verdachte nimmer een einde heeft gemaakt aan deze reeds gedurende vijf jaren bestaande professionele relatie. Voorts kan de toestemming die aangeefster heeft gegeven voor de ontspanningsmassage allerminst worden gezien als toestemming voor de handelingen zoals deze ten laste zijn gelegd en door verdachte zijn bekend. Dat verdachte in de veronderstelling was dat aangeefster deze handelingen wilde ondergaan doet hier niet aan af. Het enkele feit dat verdachte heeft gevraagd of het goed was dat hij bij de massage ook haar borsten mee nam en aangeefster hierop antwoordde dat het goed was, voor zo ver dit onderdeel van de behandeling was, impliceert geenszins dat aangeefster instemde met de wijze waarop verdachte invulling gaf aan de ontspanningsmassage.
De rechtbank neemt bij dit alles mede in overweging dat verdachte ter terechtzitting ook heeft erkend dat hij de professionele grenzen van zijn beroep heeft overschreden.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 30 november 2010 tot en met 21 januari 2011 te [woonplaats] terwijl hij toen als fysiotherapeut werkzaam was in de gezondheidszorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde], die zich als patiënt aan verdachtes zorg had toevertrouwd, immers heeft hij
- de borsten en tepels van die [benadeelde] gemasseerd,
- de onderbroek van die [benadeelde] naar beneden getrokken en uitgetrokken,
- de billen en heupen van die [benadeelde] gemasseerd,
- geprobeerd die [benadeelde] te zoenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Werkzaam in de gezondheidszorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf van 160 uur, subsidiair 80 dagen hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte gevoelens voor aangeefster had en dat verdachte er oprecht van overtuigd was dat die gevoelens wederzijds waren. Voorts heeft verdachte erkend dat hij beroepsmatig incorrect heeft gehandeld en heeft hij hiervoor spijt betuigd. Verdachte is inmiddels door de commissie van toezicht berispt. Daarnaast is hij in behandeling gegaan om de reden van zijn handelen te achterhalen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft als fysiotherapeut ontucht gepleegd met zijn patiënte. Tijdens de behandeling heeft hij haar billen, heupen, borsten en tepels gemasseerd. Daarnaast heeft hij haar onderbroek uitgetrokken en geprobeerd haar te zoenen. De rechtbank acht dit onacceptabel. Verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, te weten [benadeelde], en misbruik gemaakt van zijn positie als fysiotherapeut. Aldus heeft verdachte het vertrouwen dat [benadeelde], die als patiënte in een kwetsbare positie verkeerde in hem had, beschaamd. Dat het vertrouwen van [benadeelde] is beschaamd blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring. [benadeelde] is angstig om verdachte tegen te komen. Bovendien heeft zij geen vertrouwen meer in zowel verdachte als andere, oudere, mannen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 31 juli 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het feit dat verdachte volledige openheid van zaken heeft gegeven, uitdrukkelijk en herhaaldelijk heeft erkend dat hij zijn professionele grenzen heeft overschreden en dat hij oprecht spijt heeft betuigd aan [benadeelde]. Bovendien heeft verdachte, door op eigen initiatief professionele hulp te zoeken én door het tijdelijk verminderen van zijn werkzaamheden als fysiotherapeut blijk gegeven van het willen verkrijgen van inzicht in zijn handelen. Daarbij komt dat verdachte voor zijn handelen jegens het slachtoffer inmiddels is berispt door de commissie van toezicht van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie. De rechtbank weegt voorts mee dat de feiten dateren van november 2010 tot en met januari 2011 en dat de zaak pas nu op zitting is behandeld. Hierdoor heeft verdachte gedurende een lange periode in onzekerheid geleefd over de wijze van afdoening van de zaak.
De officier van justitie heeft een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf van 160 uur, subsidiair 80 dagen hechtenis, gevorderd. De rechtbank is, in het licht van het voorgaande en gelet op hetgeen voor soortgelijke feiten onder soortgelijke omstandigheden wordt opgelegd, van oordeel dat de aan de verdachte op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf substantieel lager dient te zijn en dat een werkstraf daarnaast niet passend is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor andere of lichtere sancties. Met deze voorwaardelijke gevangenisstraf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
7 De benadeelde partij
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij geheel dient te worden toegewezen en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 500,- voor het feit.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
De rechtbank zal de toegekende vordering benadeelde partij vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip van ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening. Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
werkzaam in de gezondheidszorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vier maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde], van € 500,- en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 21 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] € 500,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 21 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Vanwersch, voorzitter, mr. G. Perrick en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van G.C. van de Ven- de Vries, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 december 2012.