beslissing
RECHTBANK UTRECHT
Zaaknummer / rekestnummer: 333646 HA/RK 12-536
beslissing van 18 december 2012 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
verder te noemen [verzoeker]
1. Het verloop van de procedure
1.1. Op 29 november 2012 heeft [verzoeker] bij de rechtbank het verzoek gedaan tot wraking van mr. M.H.F. van Vugt, rechter in de sector handel en kanton van deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die aldaar is geregistreerd onder zaaknummer 833081 AE VERZ 12-390.
1.2. De rechter heeft niet in de wraking berust.
1.3. De griffier van deze rechtbank heeft [verzoeker] en de rechter opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 18 december 2012. De derde belanghebbenden in de hoofdzaak zijn van de behandeling in kennis gesteld.
1.4. Het wrakingsverzoek is op 18 december 2012 in het openbaar behandeld. Daarbij was [verzoeker] niet aanwezig. De rechter was ter zitting aanwezig, evenals de derde belanghebbenden [A c.s][B] en [C]. De rechter en de belanghebbenden hebben ter zitting het woord gevoerd.
1.5. De wrakingskamer heeft ter zitting van 18 december 2012 mondeling uitspraak gedaan en het verzoek afgewezen. Deze beslissing is daarvan de schriftelijke uitwerking.
2.1. Hetgeen [verzoeker] aan zijn verzoek ten grondslag legt komt er op neer - kort samengevat en zakelijk weergegeven - dat de rechter heeft geweigerd de door hem overgelegde stukken, gebundeld in een groene klapper, bij de behandeling van de hoofdzaak te betrekken. Voorts bevat zijn verzoek een groot aantal bezwaren tegen de procedure en tegen de daarbij betrokken personen en instanties.
2.2. De rechter heeft ter zitting van de wrakingskamer toegelicht dat het in de hoofdzaak gaat om de wijziging van een splitsingsakte betreffende een appartementsgebouw. In dit kader is in een eerdere procedure reeds het bevel gegeven dat de splitsingsakte moet worden gewijzigd conform een door de notaris opgestelde conceptakte. De hoofdprocedure waarin de rechter thans is gewraakt betreft het verzoek van [A c.s.] in hun hoedanigheid van leden van de Vereniging van eigenaren (hierna: VVE) van het appartementsgebouw om aan de heer [D] een machtiging te verlenen ten behoeve van de uitvoering van de beschikking tot wijziging van de splitsingsakte. Tegen dit verzoek hebben - onder anderen - de hiervoor in 1.4 genoemde VVE-leden [B] en [E] bij de rechter een verweerschrift ingediend. De rechter stelt dat hij in het kader van de behandeling van het verzoek ook van [verzoeker] geschriften heeft ontvangen, waaronder de hiervoor genoemde groene klapper, maar dat [verzoeker] hem heeft verzocht deze geschriften vertrouwelijk te behandelen. De rechter stelt dat hij de griffier schriftelijk aan [verzoeker] heeft laten meedelen dat zijn verweer niet anoniem kan blijven. [verzoeker] is niet ingegaan op deze mededeling. [verzoeker] is evenmin verschenen ter zitting om de door hem ingebrachte stukken toe te lichten. De rechter heeft vervolgens besloten dat hij zijn beslissing niet (mede) kan baseren op vertrouwelijke informatie en dat hij om die reden de door [verzoeker] ingebrachte stukken niet zal betrekken.
2.3. De ter zitting van de wrakingskamer aanwezige derdebelanghebbenden hebben de door de rechter geschetste gang van zaken in de hoofdzaak niet betwist.
2.4. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
2.5. Er zijn door [verzoeker] geen feiten en/of omstandigheden gesteld en deze zijn de rechtbank evenmin gebleken op grond waarvan thans geoordeeld dient te worden dat er sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van de rechter jegens [verzoeker].
2.6. De rechtbank heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het oordeel dat naar objectieve maatstaven niet is gebleken van feiten en omstandigheden die [verzoeker] grond hebben gegeven voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid heeft ontbroken.
2.7. Het al of niet accepteren van stukken die een partij in het geding heeft gebracht is aan te merken als een procesbeslissing. De vraag of een procesbeslissing inhoudelijk al of niet juist moet worden geacht, leent zich niet voor een oordeel door de wrakingskamer. Alleen indien de beslissing dermate onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat het oordeel van de rechter slechts kan voortvloeien uit een vooringenomenheid jegens [verzoeker], althans dat de bij de hem bestaande vrees daarvoor naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Deze situatie doet zich naar het oordeel van de rechtbank niet voor. Daarbij is in aanmerking genomen dat het uitgangspunt is dat alle bij de procedure betrokken partijen kennis kunnen nemen van de stukken waar de wederpartij zich op beroept en dat een ieder in de gelegenheid is verweer te voeren tegen de in het geding gebrachte stukken. Het inwilligen van het verzoek van [verzoeker] om de door hem ingebrachte stukken vertrouwelijk te behandelen zou op onaanvaardbare wijze afbreuk doen aan dit uitgangspunt.
2.8. De omstandigheid dat bij [verzoeker] een grote mate van onvrede leeft over de gevoerde rechtelijke procedures betreffende de (rectificatie van de) splitsingsakte is op zichzelf onvoldoende grond om het verzoek tot wraking toe te wijzen. De overige door hem aangevoerde grieven behoeven dan ook geen afzonderlijke bespreking.
3.1. wijst het verzoek tot wraking af;
3.2. draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan [verzoeker] en aan de rechter, alsmede aan de voorzitter van de sector handel en kanton en de president van deze rechtbank;
3.3. draagt de griffier van de wrakingskamer voorts op deze beslissing te zenden aan de (voorzitter van de) VVE en aan de belanghebbende leden van de VVE: [A c.s.] [B], [E] en [C],
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Sap, voorzitter en mr. M.C. Oostendorp en mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Meurs, griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2012.
Deze beslissing is verzonden op