ECLI:NL:RBUTR:2012:BY7525

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/656271-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak in vereniging met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 23 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak in vereniging. De verdachte, samen met een medeverdachte, heeft op 12 september 2012 ingebroken in een woning te Utrecht. De aangeefster, die op dat moment niet thuis was, ontdekte de inbraak bij terugkomst. De politie vond sporen die leidden naar de verdachte, waaronder een schoenafdruk die overeenkwam met de zool van de schoenen van de verdachte. Daarnaast werden persoonlijke bezittingen van de aangeefster, zoals sokken en een topje, aangetroffen bij de medeverdachte. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de woning werd verkregen door middel van braak.

De rechtbank overwoog dat woninginbraken niet alleen materiële schade veroorzaken, maar ook een ernstige inbreuk maken op de privacy van de bewoners. De verdachte had een strafblad met eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De rechtbank besloot tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarden omvatten dat de verdachte zich moest houden aan de aanwijzingen van de reclassering en moest deelnemen aan begeleiding door Care Express. De rechtbank achtte het noodzakelijk dat de verdachte hulp en begeleiding kreeg om recidive te voorkomen. Het vonnis werd uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechtbank de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/656271-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1987] te [geboorteplaats] (Marokko)
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 9 november 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander heeft ingebroken in een woning en daarbij autosleutels en kledingstukken heeft weggenomen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij met name op de verklaring van aangeefster, de door de politie opgemaakte processen-verbaal van bevindingen en de (deels) bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster [Aangeefster] heeft bij de politie verklaard te wonen aan de [adres] te [woonplaats]. Op 12 september 2012 om 13.00 uur had zij haar woning verlaten. Toen zij op 13 september 2012 om 00.00 uur thuis kwam hoorde zij van de aanwezige politie-agenten dat er was ingebroken. Het bovenlicht in de zitkamer was verbroken.
Verdachte werd die avond aangehouden op het trottoir van de [adres] halverwege het woningblok van perceelnummer [nummer]. Uit onderzoek bleek dat de zool van de schoen van verdachte sterk gelijkend was met het schoenspoor dat was aangetroffen op de vensterbank onder het draairaam in de woning. Op de plek waar verdachte werd aangehouden lagen twee sokken op de grond. Eén was donkergrijs en de andere was zwart. De sokken waren nagenoeg droog, terwijl het regende. Aangeefster herkende de grijze en de zwarte sok als haar eigendom.
In de auto van verdachte, welke op de [adres] met de hoek van de [adres] werd aangetroffen, werd een grote schroevendraaier gevonden. Uit het sporenonderzoek bleek dat de daders het afgesloten bovenlicht door middel van wrikken in de sluitnaad met een schroevendraaier hadden opengebroken.
Bij vergelijkend microscopisch onderzoek tussen enerzijds de op kraslijnen gelijkende indrukken in de afvorming van het werktuigspoor gewaarmerkt met AAEU9215NL, [adres] te Utrecht, en anderzijds een replica vervaardigd met de schroevendraaier, zijn meerdere aansluitende kraslijnenbeelden waargenomen. Op basis van het onderzoek is de conclusie getrokken dat de afgevormde werktuigsporen AAEU9215NL ‘zeer waarschijnlijk zijn’ veroorzaakt met de schroevendraaier.
De medeverdachte werd diezelfde avond aangehouden in de tuin van de [adres]. Op de plek waar de medeverdachte werd aangehouden zag verbalisant een zwart damestopje liggen. Aangeefster herkende het zwarte topje aan de vorm, de maat en het opschrift op het label als haar eigendom.
Tijdens de insluitingsfouillering van de medeverdachte vond verbalisant [verbalisant] in de linkerjaszak van deze medeverdachte twee autosleutels. Er stond Fiat op de sleutels en er hing een kaartje aan de sleutels met hierop geschreven “[X] Fiat Cinq”. Aangeefster zag dat haar autosleutels van haar Fiat Cinquecento weg waren en verklaarde dat dit haar sleutels waren.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 12 september 2012 een inbraak heeft gepleegd in de woning aan de [adres] te [woonplaats].
De rechtbank acht op grond van het voornoemde bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met de medeverdachte naar de woning aan de [adres] is gegaan, dat zij vervolgens samen die woning zijn binnen gegaan en dat zij allebei spullen in die woning hebben weggenomen. Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het bovenlicht in de woonkamer daarbij met de schroevendraaier uit de auto van de medeverdachte is opengewrikt.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander op 12 september 2012 te Utrecht schuldig heeft gemaakt aan de inbraak in de woning aan de [adres] en dat zij zich de toegang tot die woning hebben verschaft door middel van braak.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 12 september 2012 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen autosleutels en kledingstukken (te weten sokken en een topje), toebehorende aan [Aangeefster], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft gevorderd aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden te koppelen dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dat inhoudt dat hij moet meewerken aan begeleiding door Care Express en dat hij moet deelnemen aan een Arbeidsvaardighedentraining.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte gedurende de periode van de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft laten zien dat hij wat van zijn leven wil maken. Met hulp van de reclassering en Care Express wordt gewerkt aan het zoeken naar een oplossing voor de schulden van verdachte. Als verdachte opnieuw de gevangenis in moet is hij alle reeds ingezette hulpverlening weer kwijt en kan hij weer opnieuw beginnen, aldus de verdediging. De verdediging heeft daarom verzocht aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De verdediging heeft zich ten aanzien van de hoogte van de op te leggen straf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met een mededader ingebroken in een woning en daarbij spullen weggenomen. Verdachte heeft kennelijk geen oog gehad voor het leed dat hij daarmee bij anderen kan aanrichten en heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.
Uit het uitreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 9 oktober 2012 volgt dat verdachte al meerdere keren is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten, onder andere tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
Op 14 september 2012 is de voorlopige hechtenis van verdachte door de rechter-commissaris geschorst onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich moest melden bij de reclassering en zich moest houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Uit het hiertoe door Reclassering Nederland opgemaakte voortgangsverslag d.d. 30 oktober 2012 maakt de rechtbank op dat verdachte tot op heden geen begeleiding in een gedwongen kader heeft gehad. Verdachte staat wel open voor begeleiding, met name omdat hij problemen ervaart op het gebied van financiën en het vinden van een dagbesteding. Verdachte is aangemeld bij Care Express, welke instantie hem op deze gebieden zal kunnen begeleiden. De reclassering acht de kans op recidive aanwezig zolang verdachte op het gebied van financiën en dagbesteding geen controle en begeleiding krijgt vanuit een reclasseringstoezicht. De reclassering adviseert daarom een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, deelname aan begeleiding door Care Express of een soortgelijke instantie en deelname aan een Arbeidsvaardighedentraining.
Uit het verhandelde ter zitting is het de rechtbank gebleken dat de begeleiding door Care Express inmiddels is gestart en dat een begin is gemaakt met het treffen van vaste regelingen voor de schulden die verdachte heeft. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij samen met Care Express zijn financiën op orde probeert te brengen en een dagbesteding probeert te vinden. Verdachte is geholpen met deze begeleiding en hij is bereid om mee te werken aan hetgeen de reclassering heeft voorgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van het door verdachte gepleegde feit en zijn strafblad een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Bij de bepaling van de duur van het onvoorwaardelijk op te leggen gedeelte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de door de verdediging naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van verdachte. De ernst van het door verdachte gepleegde feit rechtvaardigt echter niet een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de verdediging bepleit. Nu verdachte ten tijde van de schorsing van het bevel tot bewaring nog maar één dag in voorlopige hechtenis zat, betekent dit dat verdachte terug zal moeten naar de gevangenis.
De rechtbank is voorts van oordeel dat uit het voortgangsrapport van de reclassering en het verhandelde ter zitting naar voren komt dat verdachte begeleiding en hulp nodig heeft om zijn leven op de rit te kunnen krijgen en om te voorkomen dat verdachte strafbare feiten blijft plegen. Van belang is ook dat inmiddels een begin is gemaakt met deze begeleiding en dat verdachte baat heeft bij die begeleiding en daaraan wil blijven meewerken. De rechtbank zal daarom een deel van de straf voorwaardelijk opleggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd. Deze voorwaardelijke straf dient tevens als stok achter de deur om verdachte er in de toekomst van te weerhouden wederom (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Alles overziende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk opleggen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaar, alsmede de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dat inhoudt dat hij moet meewerken aan begeleiding door Care Express en dat hij moet deelnemen aan een Arbeidsvaardighedentraining.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat verdachte moet meewerken aan begeleiding door Care Express en ook als dat inhoudt dat verdachte moet deelnemen aan een Arbeidsvaardighedentraining;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en mr. G.D. Kleijne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 november 2012.
Mr. Kleijne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.