ECLI:NL:RBUTR:2012:BY7521

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/656254-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld gepleegd tegen slachtoffers bij surfvijver

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 23 november 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijk geweld gepleegd tegen twee slachtoffers op 6 september 2012 bij een surfvijver. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte de slachtoffers zonder enige aanleiding heeft lastiggevallen en geweld heeft gebruikt. De verklaringen van de aangever en getuigen werden als betrouwbaar beschouwd, en de rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte openlijk in vereniging geweld hebben gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en een werkstraf van veertig uur. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn middelengebruik. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder het niet gebruiken van drugs en alcohol en het meewerken aan urinecontroles. De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om deze te ondersteunen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/656254-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1991] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 9 november 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair: op 6 september 2012 samen met een ander heeft geprobeerd om aan
[Aangever 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 1 subsidiair: op 6 september 2012 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen die [Aangever 2];
Feit 2 primair: op 6 september 2012 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [Aangever 1] en/of [getuige 1] en/of [getuige 2];
Feit 2 subsidiair A: op 6 september 2012 [Aangever 1] en/of [getuige 1] heeft mishandeld;
Feit 2 subsidiair B: [Aangever 1] en/of [getuige 1] en/of [getuige 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij ten aanzien van feit 1 met name op de verklaringen van aangever en getuigen en ten aanzien van feit 2 op de verklaringen van aangever en getuigen, de medische verklaring betreffende aangever [Aangever 1] en de verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde. De verdediging heeft er daarbij op gewezen dat de verklaringen in het dossier allemaal zijn te herleiden tot één en dezelfde bron, te weten de verklaring van aangever [Aangever 2]. De getuigen hebben niet uit eigen waarneming verklaard over de betrokkenheid van verdachte. Verdachte moet daarom wegens gebrek aan wettig bewijs worden vrijgesproken van de onder 1 primair en
1 subsidiair ten laste gelegde feiten, aldus de verdediging.
De verdediging is voorts van mening dat de rechtbank voor wat betreft het onder feit 2 primair, feit 2 subsidiair A en feit 2 subsidiair B tenlastegelegde niet zonder meer van de juistheid van de verklaringen van aangever [Aangever 1] en de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] mag uitgaan. Verdachte is niet degene geweest die de confrontatie heeft opgezocht. Daarnaast heeft alleen aangever [Aangever 1] verklaard dat verdachte hem had geslagen, terwijl het zicht hem werd belemmerd doordat er met een lamp in zijn gezicht werd geschenen en verder niemand anders heeft gezien dat verdachte degene is geweest die de klappen heeft uitgedeeld. Ook moet er rekening mee worden gehouden dat aangever zelf heeft verklaard dat hij de verdachte met een maglite op zijn hoofd had geslagen. Het blijft op basis van de verklaringen onduidelijk wat er precies is gebeurd en wie bij welke handelingen betrokken is geweest, aldus de verdediging. Op grond hiervan is de verdediging van mening dat de verdachte tevens behoort te worden vrijgesproken van de onder 2 primair, 2 subsidiair A en 2 subsidiair B ten laste gelegde feiten.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair en feit 1 subsidiair
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] over wat er is gebeurd, zijn gebaseerd op hetgeen aangever [Aangever 2] daarover aan hen heeft verteld. De verklaring van aangever [Aangever 2] dat er een jongen hem de weg versperde en een andere jongen hem een high-kick tegen zijn helm probeerde te geven wordt niet ondersteund door een andere getuige die dit uit eigen waarneming heeft verklaard, dan wel een ander zelfstandig bewijsmiddel. Daar komt bij dat volgens het door aangever [Aangever 2] opgegeven signalement de dader die hem een trap probeerde te geven -en welke persoon volgens het signalement verdachte zou zijn geweest- een witte pet droeg met daarover heen iets van een zwarte capuchon. Dit signalement strookt niet met het door de politie opgemaakte proces-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat verdachte toen hij werd aangehouden een zwarte pet met voorop het logo van de Chigago Bulls en een rode klep op had. Gelet op de omstandigheid dat de verklaring van aangever niet uit eigen waarneming door een andere getuige wordt ondersteund, alsmede gelet op voornoemde inconsistentie tussen het door aangever gegeven signalement en het uiterlijk van verdachte ten tijde van zijn aanhouding, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde te kunnen komen. De rechtbank zal verdachte dan ook van deze feiten vrijspreken.
Bewezenverklaring feit 2 primair
Aangever [Aangever 1] heeft bij de politie verklaard dat hij zich op 6 september 2012 samen met [getuige 2] en [getuige 1] bij de surfvijver in [getuige 4] bevond. Samen met [getuige 2] bevond hij zich in zijn tent. Aangever hoorde dat een man zei dat hij wilde zien wie er in de tent was. Hierop zag hij dat de tent door de man werd open geritst en dat de man in zijn gezicht scheen met de lamp. Aangever probeerde door de opening uit de tent te komen, maar de man stond zo kort op de toegangsopening van de tent dat hij niet langs hem naar buiten kon komen. Aangever had zich langs de man weten te wurmen. De man scheen nog steeds met een lamp in het gezicht van aangever. Daardoor kon aangever hem niet zien. De afstand tussen aangever en de man was op dat moment nog geen dertig centimeter. Aangever hoorde dat er nog een man bij kwam. Aangever voelde dat hij een klap in zijn gezicht kreeg. Direct hierop voelde hij dat hij wederom een klap in zijn gezicht kreeg. De klappen kreeg hij van de man die er als tweede bij kwam. De man met de lamp stond zo dicht op aangever dat hij nooit deze klap kon uitdelen. Op dat moment kwam [getuige 2] ook uit de tent. Aangever zag dat beide mannen [getuige 2] begonnen te duwen. De mannen bleven dreigend overkomen en kwamen steeds weer dichterbij.
Aangever had [getuige 1] erbij geroepen. De tengere jongen kwam weer op aangever aflopen. Aangever zag dat de jongen zijn handen tot vuisten had gebald en dat hij in een vechthouding ongeveer één meter voor hem ging staan. De jongen kwam steeds dichter naar aangever toelopen.
De rechtbank maakt uit de geneeskundige verklaring van 7 september 2012 op dat de hoektand van aangever [Aangever 1] door de klap zo los was komen te staan dat deze moest worden verwijderd.
Getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat zij op 6 september 2012 met [Aangever 1] in zijn tent zat bij de surfvijver te [getuige 4]. Een persoon vroeg of [Aangever 1] de tent uit wilde komen. De persoon die voor de tent stond trok de rits omhoog en maakte de tent open. [Aangever 1] kon niet makkelijk uit de tent komen, omdat die persoon dicht tegen de opening stond. [Aangever 1] duwde de man iets aan de kant, zodat hij de tent uit kon komen. Opeens kwam er een tweede man bij die man. Getuige hoorde dat [Aangever 1] vervolgens twee klappen kreeg. Later hoorde zij van [Aangever 1] dat de magere man hem geslagen had. Getuige was de tent uit gegaan en zag [Aangever 1] tegenover een magere man staan. Die magere man duwde haar een paar keer naar achteren. Zij zag dat de magere man in een gevechthouding tegenover [Aangever 1] stond.
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 6 september 2012 met zijn maat [Aangever 1] aan het vissen was bij de surfvijver bij de Groeneveldselaan in [getuige 4]. Hij hoorde zijn maat om hulp schreeuwen en zag twee mannen bij de tent van zijn maat staan. De jongen met het forse postuur kwam strak voor hem staan met een speling van ongeveer vijf centimeter.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij op de avond van 6 september 2012 met [verdachte] in het stadspark in [getuige 4] alcohol had gedronken en dat zij daarna richting de surfvijver waren gelopen. Daar kwamen zij langs een tent met vissers. [medeverdachte] verklaarde dat zij met die mensen aan de praat raakten en dat zij een woordenwisseling kregen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op de avond van 6 september 2012 samen met medeverdachte [medeverdachte] alcohol had gedronken, dat hij een jointje had gerookt en dat ze samen naar de surfvijver in [getuige 4] waren gelopen. Bij de surfvijver waren ze in contact gekomen met de mensen die in tenten bij de surfvijver zaten. Verdachte verklaarde dat er een agressieve sfeer hing.
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting heeft de rechtbank geen reden om aan de juistheid van de verklaringen van aangever [Aangever 1] en getuigen [getuige 2] en [getuige 1] te twijfelen. De verklaring van aangever wordt ondersteund door de verklaringen van beide getuigen -en vice versa- en op het punt van het slaan door één van de verdachten in zijn gezicht tevens door hetgeen de tandarts in de geneeskundige verklaring heeft vermeld.
De rechtbank acht daarom de aan verdachte en zijn medeverdachte onder feit 2 primair ten laste gelegde handelingen wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is van oordeel dat de combinatie van deze handelingen in onderling verband bezien, gekwalificeerd dienen te worden als het plegen van openlijk geweld. De rechtbank acht op basis van de verklaringen bewezen dat zowel verdachte als zijn medeverdachte één of meer van deze handelingen heeft verricht en dat zij daarmee beiden een aandeel hebben gehad in het geheel. De bewezen verklaarde handelingen zijn daarmee aan beiden verdachten toe te rekenen.
De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte op 6 september 2012 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [Aangever 1] en [getuige 2].
Nu op basis van de verklaringen niet kan worden vastgesteld dat (één van) de verdachte(n) een gevechthouding tegenover [getuige 1] heeft aangenomen en de overige ten laste gelegde en bewezen verklaarde handelingen niet tegen [getuige 1] gericht zijn geweest zal de rechtbank verdachte van het plegen van openlijk geweld tegen deze [getuige 1] vrijspreken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
Primair
op 06 september 2012 te [getuige 4] met een ander, op een voor publiek toegankelijke plaats, een park gelegen aan de Groeneveldselaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [Aangever 1] en [getuige 2], welk geweld bestond uit
- het met een zaklamp schijnen in het gezicht van die [Aangever 1] (waardoor die [Aangever 1] verblind werd),
- het (dreigend) dicht op die [Aangever 1] en [getuige 2] gaan staan,
- het aannemen van een vechthouding tegenover die [Aangever 1],
- het meermalen slaan van die [Aangever 1] in diens gezicht en
- het duwen tegen het lichaam van die [getuige 2].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Ten aanzien van feit 2 primair:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden waarvan één maand voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft voorts gevorderd om verplicht toezicht door de reclassering, een meldingsgebod en het meewerken aan urinecontroles als bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf te koppelen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat er redenen zijn om een voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld hulpverlening op te leggen. Het gebruik van sofdrugs en alcohol door verdachte heeft immers mogelijk tot deze zaak geleid. Mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de verdediging verzocht een gevangenisstraf van drie maanden op te leggen waarvan één maand voorwaardelijk, met daaraan gekoppeld het toezicht door de reclassering, alsmede een werkstraf voor de duur van 60 uur. Deze straf zou gelijk zijn aan de eis van de officier van justitie, maar leidt ertoe dat verdachte niet in detentie blijft zitten, aldus de verdediging.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich op de bewuste avond samen met zijn medeverdachte vervelend en irritant gedragen. Verdachte is met zijn medeverdachte naar de surfvijver gelopen, zag daar twee tenten staan en is zonder aanleiding naar één van deze tenten toe gegaan. De slachtoffers zaten in deze tent en zij werden uit het niets door verdachte en zijn medeverdachte lastig gevallen en geconfronteerd met agressief gedrag en het gebruik van geweld. Verdachte heeft met zijn gedrag totaal geen respect getoond voor de privacy van de slachtoffers en ernstig inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Een eigen tent is een plek waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen. Verdachte heeft door zijn handelen bij de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat de gevolgen voor slachtoffers van geweld zeer ingrijpend kunnen zijn.
De rechtbank houdt er rekening mee dat, hoewel sprake is van een ernstig strafbaar feit, het gebruikte geweld heeft bestaan uit duwen en het geven van twee klappen en dat geen sprake is geweest van voortdurend grof geweld, dat de lichamelijke gevolgen voor de slachtoffers daardoor relatief beperkt zijn gebleven en dat er geen sprake is geweest van een overmacht aan mensen ten opzichte van de twee slachtoffers.
De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 9 oktober 2012 volgt dat verdachte wel eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, maar niet voor strafbare feiten als thans in de onderhavige zaak bewezenverklaard.
Reclassering Nederland meldt in het rapport d.d. 11 oktober 2012 betreffende verdachte dat er risico’s zijn gesignaleerd op verschillende leefgebieden. Met name het middelengebruik en de financiële situatie van verdachte worden als risicofactoren gezien. De reclassering is van mening dat een begeleidingstraject wederom geïndiceerd is. Het recidiverisico blijft aanwezig als verdachte middelen blijft gebruiken en geen hulp accepteert. De reclassering adviseert om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een meldingsgebod bij Centrum Maliebaan en een drugs- of alcoholverbod als bijzondere voorwaarden.
Verdachte heeft ter zitting naar voren gebracht dat de hulpverlening die hij tot nu toe heeft gehad hem heeft geholpen. Het gebruik van alcohol en softdrugs eerder op de bewuste avond zouden mogelijk ertoe hebben geleid dat hij betrokken is geraakt bij het feit. Verdachte verklaarde dat hij wel hulp zou willen om van het gebruik van alcohol en het blowen af te komen.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf passend en geïndiceerd is. Het is de rechtbank gebleken dat verdachte hulp nodig heeft om zijn leven op orde te krijgen en dat met name het gebruik van alcohol en softdrugs daarbij een aandachtspunt is. De rechtbank zal daarom aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, dat hij geen drugs en alcohol zal gebruiken en dat hij zal meewerken aan urinecontroles om het eventuele gebruik van drugs en alcohol in de gaten te kunnen houden. De voorwaardelijke straf dient tevens als stok achter de deur om verdachte er in de toekomst van te weerhouden wederom (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Een werkstraf kan ter ondersteuning dienen voor het door de reclassering op te starten begeleidingstraject nu verdachte met het uitvoeren van de werkstraf in een bepaalde structuur komt.
Rekening houdend met het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden waarvan één maand voorwaardelijk opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en met een proeftijd van twee jaar, alsmede de bijzondere voorwaarden zoals hierboven reeds aangegeven. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf voor de duur van veertig uur subsidiair 20 dagen hechtenis opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, indien en voorzover deze tijd niet in mindering is gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* dat de verdachte geen drugs en/of alcohol zal gebruiken;
* dat de verdachte zal meewerken aan urinecontroles als de reclassering dat noodzakelijk vindt;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag voor zover de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd nog niet in mindering is gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde vrijheidsstraf;
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn en mr. G.D. Kleijne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 november 2012.
Mr. Kleijne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.